Milieuvergunning – Gemeente moet verleende milieuvergunning meewegen in belangenafweging bij beslissing verzoek om uitbreiding van agrarisch bouwvlak
Bij de actualisatie van het bestemmingsplan voor het buitengebied heeft de gemeente het verzoek om uitbreiding van een agrarisch bouwvlak niet meegenomen. Appellant betoogt dat dit ten onrechte is. Hij wijst erop dat in het verleden een milieuvergunning is verleend voor het realiseren van een nieuwe stal legkippen. Hij stelt dat het toegekende bouwvlak in het nieuwe bestemmingsplan zijn bedrijf op slot zet, omdat daarbinnen niet voldoende ruimte is om een nieuwe stal te realiseren.
In 2007 heeft de gemeente een milieuvergunning verleend voor de uitbreiding van het aantal te houden stuks scharrellegkippen. In de bij de aanvraag behorende situatietekening is de nieuwe stal aan de westzijde van de bestaande bebouwing weergegeven.
De Afdeling overweegt: “Aan de omstandigheid dat ten behoeve van de gewenste uitbreiding van het aantal te houden scharrelkippen een milieuvergunning is verleend, kan niet de gerechtvaardigde verwachting worden ontleend dat het plan zou voorzien in een bouwmogelijkheid voor een nieuwe stal op de door appellant gewenste locatie. De milieuvergunning is wel een belang dat in de belangenafweging meegenomen dient te worden. De raad stelt zich in het kader van de gemaakte afweging op het standpunt dat de uitbreiding aan de overzijde van de weg vanuit landschappelijk oogpunt ongewenst is en ook niet noodzakelijk is, omdat aan de zijde van de weg waar de huidige bebouwing is gesitueerd nog voldoende ruimte voor een stal aanwezig is. In het deskundigenbericht staat dat vanwege de biologische bedrijfsvoering met bijbehorende welzijnsnormen een relatief groot vloeroppervlak en een vrije buitenuitloop per leghen is vereist. Uit het verhandelde ter zitting is duidelijk geworden dat de uitbreidingsruimte waar de raad op doelt in gebruik is voor de uitloop van de aanwezige kippen. Deze relevante omstandigheid heeft de raad niet in de belangenafweging betrokken. Hierdoor heeft de raad de bedrijfsbelangen van appellant niet op een zorgvuldige wijze afgewogen tegen de belangen die zijn gediend met de verwezenlijking van het desbetreffende plandeel.”
Zie uitspraak ABRS 17 juli 2013, no. 201109366/1/R2