Belanghebbende bestemmingsplan: correctie op jurisprudentie
- belanghebbende bestemmingsplan
Er is heel veel jurisprudentie verschenen over het begrip ‘belanghebbende’ uit de Awb (en overige wetgeving). Een belangrijke correctie die de Raad van State uitvoert ten aanzien van haar bestaande jurisprudentie komt aan de orde in een uitspraak van 25 april 2018 (zaakno. 201705577/R6). In dit geval ging het om het vaststellingsbesluit van een bestemmingsplan voor een bedrijventerrein.
Appellant richt zich in zijn beroepschrift tegen de ontwikkeling van het bedrijventerrein. Volgens de raad is appellant geen belanghebbende bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein, omdat hij op 800 m van het voorziene bedrijventerrein woont, geen zicht heeft op het bedrijventerrein en gelet op de tussen de woning van appellant en het bedrijventerrein gelegen bebouwing, de A15 en de Betuweroute is uitgesloten dat appellant ruimtelijke gevolgen van enige betekenis zal ondervinden van het voorziene bedrijventerrein.
De Afdeling overweegt als volgt: “Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van 23 augustus 2017 (…) is het uitgangspunt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit – zoals een bestemmingsplan of een vergunning – toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis‘ dient als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn. De Afdeling ziet gelet op de lijn die is neergelegd in de uitspraak van 23 augustus 2017 aanleiding om appellant – in afwijking van de hiervoor onder 3 genoemde uitspraak over het bestemmingsplan (…) niet aan te merken als belanghebbende bij het bestemmingsplan voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein (…). Daardoor acht de Afdeling redengevend dat appellant op ongeveer 750 m van de rand van het zuidelijke deel van het bedrijventerrein woont. Lees meer in r.o. 12.2.