Geluid terras horeca: hoe goed te regelen?

Geluid terras horeca: hoe goed te regelen?geluid terras horeca

Deze uitspraak van de Raad van State van 13 juni 2018 is opgenomen omdat het een goed voorbeeld geeft van hoe het akoestisch onderzoek is opgesteld en de maatregelen die zijn opgenomen in de planregels van het bestemmingsplan. Uiteraard is iedere situatie weer anders.

Een buurtbewoner stelt in beroep dat hij overlast zal ervaren van het terras bij de horecagelegenheid dat met het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt. Hij stelt dat hij in zijn woongenot zal worden aangetast vanwege het stemgeluid van de bezoekers van het terras. Het terras zal volgens hem leiden tot ernstige geluidsoverlast bij zijn woning.

De gemeente heeft een akoestisch onderzoek uit laten voeren naar de geluidbelasting ter plaatse. In het akoestisch onderzoek is het café onderzocht, het terras en de kleine zaal aan de achterzijde van het café met het daarbij behorende muziek- en stemgeluid van de bezoekers. Volgens de gemeente is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning. De raad heeft zich hierbij aangesloten bij de normen over geluid uit het Activiteitenbesluit milieubeheer.

Voor het terras is in het onderzoek uitgegaan van 4 zitplaatsen per tafel. De gebruiksoppervlakte van het terras is 10 m². De Raad van State oordeelt als volgt: “Voor de horecagelegenheid geldt in het kader van het bestemmingsplan geen specifiek wettelijk kader op grond waarvan de geluidgevolgen moeten worden beoordeeld. Dit neemt niet weg dat de raad bij het vaststellen van het plan in het kader van een goede ruimtelijke ordening moet beoordelen of de geluidgevolgen van de in het plan voorziene ontwikkeling aanvaardbaar zijn. Bij de wijze waarop hij dat een beeld brengt komt de raad enige ruimte toe. Appellant betoogt ten onrechte dat het akoestisch onderzoek…

Lees meer in r.o. 6.2.4 e.v. van uitspraak ABRS 13 juni 2018, no. 201708934/1/R1. (geluid terras horeca)

 

de plattelandswoning: een bron van burenruzies!

De plattelandswoning: een bron van burenruzies!de plattelandswoning en burenruzie

Regelmatig komen er aanvragen om advies bij ons binnen over plattelandswoningen. Wonen op het platteland is voor velen – ondanks een grote trek naar de stad – nog steeds aantrekkelijk. Behalve de relatief lage prijs van een plattelandswoning voor een burger, is er vaak ook een financiële reden voor een agrariër om de woning apart te willen verkopen. Twee vliegen in één klap zou je denken! Helaas is de praktijk nogal weerbarstig en is de plattelandswoning vaak een bron voor burenruzies en grote ergernis.

Dat komt vooral door het feit dat de plattelandswoning in de meeste gevallen veel te dicht op het agrarische bedrijf staat. In het begin vinden burgers het leuk om bij een boerderij te wonen. Dat wordt minder naarmate de tijd vordert. Als voorbeeld noem ik het wonen bij een fruitboomgaard. In het voorjaar ziet dat er prachtig uit met alle bloesem. Totdat de fruitteler de bomen gaat bespuiten; telefoontjes en brieven richting gemeente en een burenruzie tot gevolg. Het gaat vaak zover dat de betrokkenen niet meer slapen en elkaar de ergste verwijten maken tot aan de Raad van State toe.

Het grootste misverstand in de praktijk is dat toekomstige bewoners in juridische zin niet meer kunnen klagen over stank, geluid en andere milieuoverlast. De woning heeft immers een andere planologische status gekregen, die van plattelandswoning. In juridische zin is dat op zekere hoogte waar: “voor de mate van bescherming die een woning op grond van de Wabo en Wet milieubeheer toekomt tegen omliggende agrarische bedrijven is niet langer het feitelijk gebruik, maar de planologische status bepalend.” (vaste overweging Raad van State).

Maar zoals u ook weet wijkt de juridische realiteit nogal eens af van de praktijk. De praktijk is dat er in de omgeving van plattelandswoningen allerlei agrarische activiteiten plaatsvinden die tot overlast kunnen leiden bij bewoners die dat niet gewend zijn: uitrijden van mest, gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, heen en weer rijden van tractoren en machines (in de oogsttijd tot ’s avonds laat), etc. Zoals u ook bij het tv-programma Boer zoek vrouw kunt zien is het verre van romantisch op het platteland. Vanaf vroeg in de ochtend tot laat in de avond werkt men op het bedrijf.

Dit zijn aspecten die gemeente hoort af te wegen bij de planologische besluitvorming, onder de noemer ‘een goede ruimtelijke ordening’, in het bijzonder een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de woning. In de praktijk gebeurt dit helaas te weinig.

Een tip voor gemeenten: stop met de planologische omzetting van plattelandswoningen! Kijk eens verder dan wetgeving: een burger koopt meestal de woning vanwege de lage prijs, de agrariër verkoopt de woning vanwege financiële motieven. Dit zijn echter korte termijn afwegingen die voor veel ellende kunnen zorgen zonder mensen zich dat beseffen.

Over plattelandswoningen is inmiddels al veel jurisprudentie verschenen. Hieronder een greep uit de meest recente jurisprudentie:

Meer informatie nodig over plattelandswoningen? Wilt u een vervelend dossier afronden over een plattelandswoning?

Bel 010 – 268 0689 voor een oplossing!

Belanghebbende bestemmingsplan correctie op jurisprudentie

Belanghebbende bestemmingsplan: correctie op jurisprudentiebelanghebbende bestemmingsplan

  • belanghebbende bestemmingsplan

Er is heel veel jurisprudentie verschenen over het begrip ‘belanghebbende’ uit de Awb (en overige wetgeving). Een belangrijke correctie die de Raad van State uitvoert ten aanzien van haar bestaande jurisprudentie komt aan de orde in een uitspraak van 25 april 2018 (zaakno. 201705577/R6). In dit geval ging het om het vaststellingsbesluit van een bestemmingsplan voor een bedrijventerrein.

Appellant richt zich in zijn beroepschrift tegen de ontwikkeling van het bedrijventerrein. Volgens de raad is appellant geen belanghebbende bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein, omdat hij op 800 m van het voorziene bedrijventerrein woont, geen zicht heeft op het bedrijventerrein en gelet op de tussen de woning van appellant en het bedrijventerrein gelegen bebouwing, de A15 en de Betuweroute is uitgesloten dat appellant ruimtelijke gevolgen van enige betekenis zal ondervinden van het voorziene bedrijventerrein.

De Afdeling overweegt als volgt: “Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van 23 augustus 2017 (…) is het uitgangspunt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit – zoals een bestemmingsplan of een vergunning – toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis‘ dient als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn. De Afdeling ziet gelet op de lijn die is neergelegd in de uitspraak van 23 augustus 2017 aanleiding om appellant – in afwijking van de hiervoor onder 3 genoemde uitspraak over het bestemmingsplan (…) niet aan te merken als belanghebbende bij het bestemmingsplan voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein (…). Daardoor acht de Afdeling redengevend dat appellant op ongeveer 750 m van de rand van het zuidelijke deel van het bedrijventerrein woont. Lees meer in r.o. 12.2

 

Afstand manege en woningen jurisprudentie

Afstand manege en woningen jurisprudentie

  • afstand manege en woning
  • Activiteitenbesluit milieubeheer
  • VNG-brochure

afstand manege

De raad van de gemeente Terschelling heeft een bestemmingsplan vastgesteld voor een manege met bijbehorende activiteiten. Eerder was het besluit tot vaststelling op onderdelen vernietigd. De manegehouder stelt in beroep dat er milieutechnische belemmeringen bestaan om de benodigde uitbreiding van de bestaande stalruimte voor paarden te realiseren. Volgens hem is het niet mogelijk de stalruimte te realiseren buiten de in artikel 3.117 van het Activiteitenbesluit genoemde afstand tussen een dierenverblijf en een geurgevoelig object buiten de bebouwde kom: in dit geval een woning.

Daarnaast wordt volgens hem niet voldaan aan de afstand van 50 m die in de brochure Bedrijven en milieuzonering wordt aanbevolen tussen de grens van de bestemming die een manege toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning. Volgens hem is de afstand tussen de grens van het perceel met de bestemming ‘Sport – Manege’ en de woning slechts 17 meter.

Afstand manege en woning ingevolge Activiteitenbesluit – De in artikel 3.117 genoemde afstand van 50 m wordt gemeten tussen het emissiepunt van het dierenverblijf en het geurgevoelig object.

De Afdeling overweegt: “De afstand van de woning tot de grens van het perceel is ongeveer 17 m. Het perceel heeft een lengte van ongeveer 75 m en een breedte van ongeveer 70 m. De Afdeling ziet gelet op de maatvoering van het perceel geen aanleiding voor het oordeel dat de afstand tussen het emissiepunt van het gebouw waar op het perceel paarden kunnen worden gehuisvest en de woning niet kan voldoen aan de in artikel 3.117, eerste lid, onder b, van het Activiteitenbesluit voorgeschreven afstand van 50 m. De stelling van appellant dat zij hiervoor de bestaande bebouwing op haar perceel anders zal moeten indelen en de logiesruimten op haar perceel zal moeten verplaatsen naar uit landschappelijk oogpunt minder aantrekkelijk gedeelte op het perceel, vormt voor de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er voor appellant reële mogelijkheden bestaan om bij een uitbreiding van de bestaande stalruimte op haar perceel te voldoen aan de in artikel 3.117, eerste lid, onder b van het Activiteitenbesluit neergelegde afstand. 

Over de verwijzing van appellant naar de VNG-brochure, overweegt de Afdeling dat de in de VNG-brochure opgenomen indicatieve afstanden bedoeld zijn voor nieuwe situaties en niet voor de toetsing van bestaande situaties. De manege (…) is een bestaande situatie. Dit neemt niet weg dat het laten voortbestaan van een dergelijke situatie onder omstandigheden in strijd kan zijn met een goede ruimtelijke ordening. Daarvoor ziet de Afdeling in dit geval geen aanleiding, omdat op het moment dat tussen de manege en het geurgevoelige object de in het Activiteitenbesluit genoemde afstanden wordt aangehouden, in beginsel mag worden aangehouden dat bij het geurgevoelig object een aanvaardbaar woon- en leefklimaat worden gegarandeerd en dus kan worden afgeweken van de richtafstand van de VNG-brochure.”

Lees meer in uitspraak ABRS 25 april 2018, no. 201608986/1/R3, r.o. 12.

Opfokken paarden agrarische activiteit?

Opfokken paarden agrarische activiteit?opfokken paarden

De gemeente Haaksbergen heeft een nieuwe partiële herziening van het bestemmingsplan Buitengebied opgesteld voor het onder meer mogelijk maken van een opfokbedrijf voor paarden.

Een milieustichting voert bij de Raad van State onder meer aan dat de activiteiten van het bedrijf geen op het in productie gerichte agrarische activiteiten zijn, zoals bedoeld in het bestemmingsplan. De gemeente raad stelt dat het beoogde plan past binnen de bepalingen van het geldende bestemmingsplan. De activiteiten bestaan uit het opfokken, trainen en verkoopklaar maken van jonge hengsten. Het gaat niet om het fokken van paarden ter plaatsen.

In het nieuwe bestemmingsplan heeft de grond de bestemming ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’. Op basis hiervan is een agrarisch bedrijf toegelaten. Uit de definitie van de planregels volgt dat er sprake moet zijn van een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden van dieren, niet zijnde een paardenhouderij gericht op het gebruik. Nu op het bedrijf alleen wordt opgefokt en niet gefokt, zou uit voorgaande definitie kunnen worden afgeleid dat geen sprake is van het voortbrengen van producten. Uit de definitie van productiegerichte paardenhouderij dat ook in het bestemmingsplan is opgenomen, volgt dat tevens het opfokken van paarden en het bieden van leefruimte aan opgroeiende paarden hieronder moet worden verstaan. Volgens de Raad van State valt op basis hiervan het opfokken van paarden ook onder de definitie van agrarisch bedrijf.

Let op: in de meeste bestemmingsplannen voor het buitengebied is dit echter niet zo, en valt het opfokken van paarden niet onder de definitie van een agrarisch bedrijf. Volgens de gemeente Haaksbergen is de ruimtelijk impact van een opfokbedrijf en een fokbedrijf nagenoeg hetzelfde. Ik ben het hier helemaal mee eens.

Lees meer in de uitspraak van de Raad van State (opfokken paarden) ABRS 23 mei 2018, no. 201702656/1/R3

Nieuw schoolgebouw met kruimelomgevingsvergunning?

Nieuw schoolgebouw met kruimelomgevingsvergunning?

nieuw schoolgebouw

De gemeente Amsterdam heeft een omgevingsvergunning verleend voor het oprichten van een basisschool. Volgens het aanvraagformulier gaat het om een basisschool bestaande uit 2 bouwlagen en lessenaarsdaken. In de ruimten onder de helling van de lessenaarsdaken worden de technische installaties van de school geplaatst. De afmetingen van het gebouw zijn 55 m x 25 m.

Appellanten kunnen zich niet verenigen met het nieuwe schoolgebouw omdat zij de impact van het gebouw te groot vinden.

Volgens appellanten is de rechtbank er ten onrechte aan voorbij gegaan dat in dit geval een geheel nieuw hoofdgebouw wordt opgericht en dat daarvoor de regeling van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wabo, juncto artikel 4 van bijlage II van het Bor, niet geldt.

De Raad van State overweegt: “Anders dan appellant betoogt, staat daaraan niet in de weg dat een nieuw hoofdgebouw wordt opgericht, mits aan het vereiste dat sprake is van een bijbehorend bouwwerk als bedoeld in artikel 1 van Bijlage II van het Bor, wordt voldaan. Dat is hier het geval, nu het gaat om een uitbreiding van een hoofdgebouw en het hoofdgebouw als zodanig op grond van het bestemmingsplan is toegestaan. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (…) is toepassing van artikel 4, aanhef en eerste lid, van bijlage II van het Bor, niet beperkt tot een reeds bestaand gebouw (…). Het algemeen bestuur heeft verder terecht (…) betoogd dat is beoogd de reikwijdte van artikel 4 van het Bor te verruimen. (…) Deze afwijkingsmogelijkheid geldt met ingang van deze wijziging ook voor niet op de grond gelegen bijbehorende bouwwerken, zoals kelders en aan- en uitbouwen op hoger gelegen verdiepingen

Lees meer in r.o. 5.1 van uitspraak ABRS 25 april 2018, no. 201606780/1/A1.

Geluidbelasting boerengolf beperken via planregels bestemmingsplan

Geluidbelasting boerengolf beperken via planregels bestemmingsplangeluidbelasting boerengolf

In een bestemmingsplan wordt de activiteit boerengolf mogelijk gemaakt op gronden met de bestemming ‘Agrarisch met waarden’ en de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – boerengolf’.

Appellant vreest geluidhinder van boerengolf. Volgens hem moet er sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en is het toestaan van boerengolf daarmee niet te verenigen. De raad stelt zich op het standpunt dat uit het akoestisch onderzoek volgt dat het plan niet leidt tot onevenredige geluidhinder voor omwonenden. In het verweerschrift en ter zitting heeft de raad hieraan toegevoegd dat ter voorkoming van onaanvaardbare geluidhinder voor omwonenden in de planregels volgens hem is bepaald dat het spelen van boerengolf maximaal tot 19.00 uur mogelijk is. Op deze wijze is volgens de raad verzekerd dat de spelers rond 20.00 uur het terrein verlaten hebben.

Volgens de Afdeling is “echter nog van belang dat de raad ter voorkoming van onaanvaardbare geluidhinder voor omwonenden het noozakelijk heeft gevonden de eindtijd van het spelen van boerengolf in de regels van het bestemmingsplan op te nemen. De raad heeft hierbij echter een fout gemaakt die tot gevolg heeft dat het plan feitelijk geen eindtijd stelt. (…) In de planregels is niet nader omschreven wat precies onder ‘boerengolf-activiteiten’ moet worden begrepen. Gelet op het verhandelde ter zitting heeft de raad met dit begrip alleen gedoeld op het spelen van boerengolf en niet op het gebruik van de kantine en het terras. (…).

Lees meer in r.o. 7 van uitspraak ABRS 25 april 2018, no. 201602154/2/R6. (geluidbelasting boerengolf)

Parkeernormen bij wijziging gebruik gebouw

Parkeernormen bij wijziging gebruik gebouw jurisprudentieparkeernormen

Het bestemmingsplan maakt een geleidelijke wijziging van een bedrijventerrein mogelijk naar een combinatie van wonen en werken. Appellant stelt dat hij potentiële huurders heeft in het pand dat hij wil ontwikkelen tot een multifunctioneel gezondheidscentrum. Volgens hem zorgen de parkeernormen die de gemeente hanteert ervoor dat geen gebruik kan worden gemaakt van de mogelijkheid om deze initiatieven te ontwikkelen. Hij meent dat de raad in redelijkheid niet van hem kan verlangen dat hij bij elk nieuw initiatief moet voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.

De gemeente heeft in het bestemmingsplan bij de bestemmingsregeling voor Bedrijf een regeling opgenomen voor parkeren:

Bij het oprichten van gebouwen of het veranderen van gebruik dient de inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om zowel het parkeren van motorvoertuigen en fietsen als het eventueel laden en lossen op eigen terrein te kunnen afwikkelen.”

De Afdeling overweegt het volgende: “De Afdeling ziet evenwel aanleiding dat artikel (…) van de planregels in strijd met artikel 3.1.2, tweede lid, aanhef en onder a, van het Bro is vastgesteld voor zover het regelt dat ook bij het veranderen van gebruik in voldoende parkeeraccommodatie dient te worden voorzien overeenkomstig de parkeernormen welke zijn of nog kunnen worden vastgesteld door de raad en die momenteel zijn vervat in de als beleidsregel aan te merken Parkeernormen 2015. Anders dan bij het oprichten van gebouwen, voor welke activiteit in beginsel een omgevingsvergunning dient te worden verleend, is het veranderen van gebruik niet afhankelijk van de uitoefening van een bevoegdheid als bedoeld in artikel 3.1.2, tweede lid, aanhef en onder a van het Bro. De raad had de uitleg van het begrip ‘voldoende parkeeraccommodatie’ in artikel (…) van de planregels dan ook niet afhankelijk mogen stellen van de bedoelde beleidsregel voor zover het gaat om het veranderen van het gebruik. In zoverre slaagt het betoog.”

Lees meer in r.o. 9 van uitspraak ABRS 9 mei 2018, no. 201800074/1/R6

 

geluid evenementen bij water en woon- en leefklimaat

Geluid evenementen bij water en aanvaardbaar woon en leefklimaat

  • geluid evenementen bij water
  • bestemmingsplan
  • uitgaan van worstcase-scenario

geluid evenementen

De raad van de gemeente Almere heeft het bestemmingsplan “Almere centrum Weerwater-Floriade vastgesteld”. Het plangebied bestaat voor een groot deel uit water en omvat twee ontwikkelingen aan het Weerwater, op de twee eilanden daarin en op de gronden langs de A6. Het plan maakt onder meer de Floriade 2022 mogelijk.

Het bestemmingsplan is een experimenteel plan als bedoeld in artikel 2.4 van de Crisis- en herstelwet in samenhang met artikel 7c van het Besluit Chw. Appellanten wonen op korte afstand ten oosten van het plangebied in een flatgebouw aan de rand van het Weerwater. Volgens appellanten zullen de evenementen een te hoge geluidbelasting veroorzaken. Zo zijn 14 evenementen toegestaan met een bronvermogen van 120 dB(A) en meer evenementen met een bronvermogen daar net onder. Volgens hen is ten onrechte geen rekening gehouden met de geluidbelasting van de A6, het recreërend publiek en horeca nabij hun woningen. Ook is geen rekening gehouden met de geluidversterkende effecten van de eigenschappen van de omgeving, te weten weerkaatsing op het water en de omstandigheid dat de bomen zullen worden gekapt.

Uitgaan van worstcase-scenario – Ter zitting heeft de geluiddeskundige van de raad toegelicht dat rekening is gehouden met het kaatsende effect van wateroppervlakten omdat wateroppervlakten in de berekeningen zijn ingevoerd als hard oppervlak. Daarnaast is volgens de deskundige de geluidwerende invloed van bomen niet meegenomen en is uitgegaan van een volledig kaal gebied. In het akoestisch onderzoek is uitgegaan van het worstcase-scenario, omdat nog niet duidelijk was hoe het terrein precies zal worden ingedeeld. Daarbij is rekening gehouden met een evenement aan de uiterste zijden van het plangebied. Lees meer in r.o. 9.1 van uitspraak ABRS 9 mei 2018, no. 201707427/1/R6. (geluid evenementen).

Vragen over geluid en bestemmingsplan? Bel De Omgevingsjurist: 010 – 268 0689 of lees meer

Meten richtafstanden VNG-brochure

Meten richtafstanden VNG-brochure

  • meten richtafstanden VNG-brochure
  • afstanden tussen school en woningen

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordenning nodig acht. Daarbij heeft de raad beleidsruimte en moet de raad de betrokken belangen afwegen. Eén van de belangen die vaak een rol speelt zijn de belangen van zittende bedrijven. Bedrijven hebben ruimte nodig voor de bedrijfsvoering. Andersom geldt ook dat bedrijven of scholen niet te dicht bij woningen moeten worden gesitueerd. Klinkt allemaal redelijk en logisch. De praktijk is echter weerbarstig. Vaak worden de grenzen opgezocht en hebben andere belangen, zoals financiële, de overhand.

Bij de invulling van afstanden tussen bedrijvigheid en woningen wordt in de praktijk vaak gebruik gemaakt van de richtafstanden zoals die zijn opgenomen in de VNG-brochure. Deze afstanden zijn indicatoren en bieden ruimte voor maatwerk. Elke situatie is namelijk weer anders. Wat wel overal gelijk is, is de wijze van meten. In de praktijk gaat dit vaak mis. Men gaat vaak uit van het gebouw van een bedrijf i.p.v. de grens van het bestemmingsvlak of het perceel van het bedrijf. In een uitspraak van 18 april 2018 gaat de Raad van State hierop in:

Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (…) wordt de richtafstand gemeten vanaf de grens van de milieubelastende bestemming tot de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningvrij bouwen mogelijk is. De betekent dat voor de vraag of wordt voldaan aan de richtafstand (van in dit geval 10 m) van de VNG-brochure niet bepalend is de afstand van de bouwvlakken op de percelen van appellant en anderen tot het perceel van de HAN. Niet in geschil is dat de woningen van appellant en anderen – al dan niet vergunningvrij – kunnen worden uitgebreid tot de grens met het perceel van de HAN, althans op een afstand van een of een aantal meters tot de perceelsgrens. Gelet hierop stellen appellant en anderen terecht dat het plan, wat betreft de gronden met de aanduiding ‘bijgebouwen niet toegestaan’ (ruimschoots) niet in overeenstemming is met de richtafstand van 10 m als aanbevolen in de VNG-brochure.” 

Schakel voor onderbouwingen en adviezen over afstanden tussen woningen en bedrijven De Omgevingsjurist in!

Bel 010 – 268 0689 voor meer informatie.meten richtafstanden VNG-brochure