Geluid bewoners woonzorgcomplex en omwonenden

Geluid bewoners woonzorgcomplex en omwonendengeluid bewoners woonzorgcomplex

  • geluid bewoners woonzorgcomplex
  • geluidwaarden rustige woonwijk
  • planologisch nieuwe situatie of bestaande situatie en toepassing VNG-brochure

Het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning hebben betrekking op een deel van een woonzorgcomplex. Eén van de omwonenden vreest onaanvaardbare geluidhinder als gevolg van het plan. Zij wijst erop dat de bewoners van het zorgcomplex hard en ongecontroleerd kunnen schreeuwen en krijsen. De woning van appellant bevindt zich op een afstand van ongeveer 20 meter vanaf de in het plan voorziene dierenweide.

In het geluidrapport is de omgeving aangemerkt als omgevingstype rustige woonwijk. Daarvoor gelden toetswaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (Lar,LT) van 45 dB(A), en voor het maximale geluidniveau (LAmax) van 65 dB(A) gedurende de dagperiode. In het geluidrapport is onderkend dat de bewoners van het woonzorgcomplex kunnen schreeuwen. Voor het schreeuwen is in het geluidrapport een bronvermogen Lwr gehanteerd van 80 dB(A) en een maximaa geluidsniveau LwA max van 95 dB(A). Deze waarde kan volgens het geluidrapport voorkomen op het gehele terrein van de kinderboerderij.

Planologisch nieuwe situatie? Volgens appellant mag de raad niet de VNG-brochure toepassen omdat deze slechts van toepassing is op planologisch nieuwe situaties en niet op een bestaande situatie waarbij sprake is van een herordening van activiteiten. Volgens de Afdeling gaat het om een planherziening, zodat de Afdeling geen aanleiding ziet voor het oordeel dat de raad voor de beoordeling van de geluidsituatie ter plaatse van de woning van appellant geen gebruik heeft mogen maken van de VNG-brochure. De Afdeling neemt daarbij in aanmerking dat de bedoelde brochure, als handreiking weliswaar bedoeld is voor nieuwe situaties, maar ook in bestaande situaties en daardoor tevens in geval van een ruimtelijke herontwikkeling, een indicatie kan geven van de aanvaardbaarheid van het plan uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening.

Lees meer in uitspraak ABRS 18 april 2018, no. 201701010/1/R3.

 

Tijdelijke omgevingsvergunning zonnepanelen en onomkeerbaarheid

Tijdelijke omgevingsvergunning voor zonnepanelen: onomkeerbaar?

Het college van B&W van Coevorden heeft een omgevingsvergunning verleend voor de duur van 10 jaar voor de realisatie van een zonneakker. Het plan is in strijd met het geldende bestemmingsplan.

De rechtbank heeft (…) overwogen dat bij het verlenen van een tijdelijke omgevingsvergunning op die grondslag aannemelijk moet zijn dat de activiteit na de in de vergunning gestelde termijn daadwerkelijk kan en zal worden beëindigd. Daarvoor is het volgens de rechtbank relevant dat het feitelijk mogelijk is dat de activiteit zonder onomkeerbare gevolgen kan worden beëindigd. Volgens de rechtbank is het op voorhand duidelijk dat de zonnepanelen langer dat 10 jaar op de percelen zullen blijven staan.

Het college betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat bij het verlenen van een vergunning op de grondslag van artikel 4, onderdeel 11, van bijlage II van het Bor niet hoeft te worden beoordeeld of de vergunde activiteit na ommekomst van de bij de vergunning gegeven termijn zal worden beëindigd. De rechtbank had volgens de gemeente uitsluitend moeten beoordelen of de zonnepanelen na 10 jaar zonder onomkeerbare gevolgen kunnen worden verwijderd. Het college stelt dat de zonnepanelen eenvoudig kunnen worden verwijderd, omdat ze op een constructie van ijzeren palen staan die ook makkelijk te verwijderen is. Van kapitaalvernietiging is geen sprake, omdat de panelen eenvoudig elders kunnen worden herplaatst.

De Afdeling overweegt als volgt: “Onder verwijzing naar de tussenuitspraak van de Afdeling van 29 november 2017 (…) wordt overwogen dat voor de toepasbaarheid van artikel 4, onderdeel 11, van bijlage II  van het Bor is vereist dat het feitelijk mogelijk en aannemelijk moet zijn dat de vergunde activiteit zonder onomkeerbare gevolgen kan worden beëindigd. Voor de vraag of het college op de grondslag van artikel 4 (…) een vergunning heeft kunnen verlenen is dus niet van belang of aannemelijk is dat de zonnepanelen na 10 jaar ook daadwerkelijk zullen worden verwijderd. De rechtbank heeft dit niet onderkend.”

Lees meer in r.o. 4.1 e.v. van uitspraak ABRS 4 april 2018, no. 201704604/1/A1.

Plattelandswoning bij manege toegestaan

Plattelandswoning bij manegebedrijf toegestaanplattelandswoning

Het bestemmingsplan in kwestie maakt onder meer een plattelandswoning mogelijk. Appellant kan zich hier niet mee verenigen. Hij vreest dat hij als gevolg van de omzetting van de voormalige agrarische bedrijfswoning naar plattelandswoning zal worden beperkt in de bedrijfsvoering en de uitbreidingsmogelijkheden voor zijn manegebedrijf op het naastgelegen perceel.

De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat een manegebedrijf een landbouwinrichting is, als bedoeld in artikel 1.1a van de Wabo. Volgens de gemeentelijke notitie over plattelandswoningen zijn deze uitsluitend toegestaan bij in werking zijnde agrarische bedrijven. Volgens de Afdeling dient de manege te worden aangemerkt als een landbouwinrichting als bedoeld in artikel 1.1a van de Wabo: “Uit de toelichting op de Wijzigingswet kan worden afgeleid dat de begrippen ‘landbouwinrichting’ en ‘landbouwhuisdier’ zijn ontleend aan het Besluit landbouw milieubeheer. In dat Besluit, dat inmiddels is vervallen, was niet gedefinieerd wat onder een landbouwhuisdier moet worden verstaan. In de uitspraak van 15 december 2010 in zaak no. 201004062/1/M2 (…) heeft de Afdeling invulling gegegeven aan dit begrip. Onder verwijzing naar deze uitspraak, is de Afdeling van oordeel dat paarden, ook als deze worden gehouden voor het berijden daarvan, zijn aan te merken als landbouwhuisdieren en dat de bedrijfsvoering in een manege is gericht op het houden van landbouwhuisdieren en het verrichten van activiteiten die daarmee verband houden.

Gelet op deze uitspraak heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat een manegebedrijf dient te worden aangemerkt als een landbouwinrichting, als bedoeld in artikel 1.1a van de Wabo, waar de bedrijfsvoering is gericht op het houden van landbouwhuisdieren, in dit geval paarden, en het verrichten van activiteiten die daarmee verband houden.”

Lees meer in uitspraak ABRS 4 april 2018, no. 201609020/1/R2.

Wilt u ook een plattelandswoning mogelijk maken? Advies of bestemmingsplan nodig? Bel 010 – 268 0689 voor meer informatie!

woon- en leefklimaat uitgaan van bestemmingsplan

Woon- en leefklimaat aanvaardbaar? woon- en leefklimaat

Het college van B&W heeft een omgevingsvergunning geweigerd voor het tijdelijk gebruiken van een kantoor voor woondoeleinden. Eindelijk een gemeente die rekening houdt met bestaande bedrijvigheid en niet zwicht voor (nog meer) woningen op een bestaand bedrijventerrein!

Volgens appellant is het besluit onvoldoende gemotiveerd. Ter plaatse is bedrijvigheid mogelijk met milieucategorie 3.2 ingevolge de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering. Volgens het college worden door het project bestaande omliggende bedrijven op slot gezet. Hiermee worden de bestaande ruimtelijke mogelijkheden van de bedrijven beperkt. Hiermee wordt afbreuk gedaan aan het vestigingsklimaat op het bedrijventerrein.

Uitgaan van bestemmingsplan

Volgens de Afdeling heeft het college in redelijkheid – onder verwijzing naar de richtafstanden uit de VNG-brochure – de gevraagde omgevingsvergunning kunnen weigeren: “(…) In het geval van een nieuwe ontwikkeling zijn de richtafstanden uit de VNG-brochure een hulpmiddel om te bepalen of bedrijven daardoor worden belemmerd in hun bedrijfsvoering en uitbreidingsmogelijkheden en, voor zover het gaat om milieugevoelige functies als woningen gaat, of ter plaatse sprake kan zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. (…). De door appellant overlegde notitie (…) gaat voorts uit van een gemengd gebied, waar hier geen sprake van is, nu het om een bedrijventerrein gaat, zodat aan die notitie reeds daarom niet die waarde toekomt die appellant daaraan gehecht wenst te zien. (…) Bij de beoordeling of sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, dient te worden uitgegaan van hetgeen het bestemmingsplan in de omgeving toelaat.” Lees meer in uitspraak ABRS 4 april 2018, no. 201606951/1/A1. 

Vragen over een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in relatie tot een bestemmingsplan? Onderbouwing of advies nodig voor uw plan? Bel 010 – 268 0689 voor meer informatie! Of lees meer info over dit onderwerp

belanghebbende besluit met milieugevolgen

Belanghebbende besluit met milieugevolgenbelanghebbende besluit

Het college van B&W heeft een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een loods en 3 opslagsilo’s voor digestaat en drijfmest en voor het gebruiken van de gronden in strijd met het bestemmingsplan. Het college heeft het uit milieuhygiënisch oogpunt noodzakelijk geacht om maatwerkvoorschriften vast te stellen ter voorkoming van geuroverlast en geluidhinder en om ammoniakemissie te beperken.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat geen van de appellanten als belanghebbende is te beschouwen.

De Raad van State oordeelt als volgt over ‘belanghebbende besluit’: “Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 23 augustus 2017, (…) is het uitgangspunt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit – zoals een bestemmingsplan of een vergunning – toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Het criterium  ‘gevolgen van enige betekenis’ dient als correctie op dit uitgangspunt. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (o.a. geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zo nodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn. 

Indien bepaalde milieugevolgen zijn genormeerd door een afstandseis, een contour of een grenswaarde is deze norm niet bepalend voor de vraag of de betrokkene belanghebbende is bij het besluit. Lees meer in r.o. 2.2. van uitspraak ABRS 28 maart 2018, no. 201702469/1/A1.

 

Gemengd gebied of afstand tot woningen?

Gemengd gebied of afstand tot woningen?gemengd gebied

Functies in steden worden steeds meer vermengd met elkaar vanwege het streven naar verdichting, meer woningen en gemengde gebieden. Bijv. bij de transformatie van een bedrijventerrein tot een gemengde woonomgeving. Bij kleinschalige bedrijvigheid kan dit prachtige nieuwe woonomgevingen opleveren met karakter. Gemengd gebied is dan ook erg gewild.

Wonen, wonen en nog eens wonen

De praktijk is echter weerbarstig. Door de nadruk op nieuwe woningen te leggen worden vaak zittende bedrijven, zoals bedrijven met een hogere geluidbelasting dan wenselijk bij wonen, benadeeld in hun bedrijfsvoering. Zoals bijv. bedrijven die buiten slijpwerkzaamheden uitvoeren, ook al is het incidenteel. Of bij het laden en lossen. Nieuwe bewoners gaan er vaak over klagen bij de gemeente. Ook kan het woon- en leefklimaat van de bewoners behoorlijk in de knel komen door bedrijvigheid die eigenlijk niet past bij woningen. Een aspect dat naar mijn mening onvoldoende aandacht krijgt in de praktijk omdat nieuwe woningen nu eenmaal meer priorteit hebben bij bestuurders. Gemeenten moeten echter ook voor zittende bedrijven opkomen!

Geluid ook bij kruimelgevallen afwegen – Bij de vaststelling van bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen die gemengde gebieden mogelijk maken, moeten de aspecten ‘een goed of aanvaardbaar woon- en leefklimaat’ en de ‘bedrijfsvoering van zittende bedrijven’ uitvoerig aandacht krijgen. Het onderdeel geluid moet ook afgewogen worden bij kruimelafwijkingen en kan niet door gemeentelijk kruimelgevallenbeleid opzij worden gezet, zie hiervoor de volgende uitspraak van ABRS 28 februari 2018

Omdat de nadruk vaak op het bouwen van woningen ligt, dreigen voorgaande aspecten in de verdrukking te komen. Ook voor de gezondheid van de toekomstige  bewoners, is het niet goed om te dicht bij bedrijven te wonen die geluid veroorzaken. De afweging die in het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden gemaakt, biedt daar juist mogelijkheden voor. Vaak kunnen hier aspecten aan de orde komen die bijv. niet afgedekt worden in formele wetgeving, zoals de Wet geluidhinder of het Activiteitenbesluit milieubeheer. De uitspraak van 21 maart 2018 van de Afdeling is hier een goed voorbeeld van.

Zoals ik al aangaf kunnen woningen in gemengde gebieden hele mooie woongebieden opgeleveren met karakter. Denk daarbij echter wel aan de belangen van de zittende bedrijven!

Woningen mogelijk maken op voormalige bedrijventerreinen?

Bel ons voor:

  • quick scans, onderbouwingen en adviezen inzake juridische en technische aspecten van geluid, zoals akoestisch onderzoek;
  • quicks scans, onderbouwingen en adviezen inzake milieuzonering (welke afstand tussen woningen en bedrijven is haalbaar?)
  • bestemmingsplannen voor gemengde gebieden

Bel 010 – 268 0689 voor meer informatie.

 

Geluid café en aanvaardbaar woon- en leefklimaat

Geluid café en aanvaardbaar woon- en leefklimaatgeluid café

De gemeente heeft een omgevingsvergunning verleend voor de planologische omzetting van een garagebedrijf naar een café. Omwonenden vrezen dat het café zodanige geluid- en parkeeroverlast veroorzaakt dat er sprake is van een onevenredige aantasting van hun woon- en leefklimaat.

Geluid café en Activiteitenbesluit – De gemeente voert aan dat voor het café de geluidgrenswaarden uit het Activiteitenbesluit milieubeheer gelden en dat ervan mag worden uitgegaan dat daarmee wat geluid betreft, een goed woon- en leefklimaat in de omgeving is gewaarborgd. Of het café daadwerkelijk voldoet aan de geluidgrenswaarden uit het Activiteitenbesluit, is volgens de gemeente uitsluitend een kwestie van handhaving van die grenswaarden. Bij verlening van een omgevingsvergunning kan volgens de gemeente niet als eis gelden dat met een akoestisch onderzoek aannemelijk wordt gemaakt dat aan die grenswaarden kan worden voldaan.

De Afdeling zegt hier het volgende over: “Het algemeen bestuur gaat er ten onrechte van uit dat bij verlening van een omgevingsvergunning met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wabo niet als eis kan gelden dat met een akoestisch onderzoek aannemelijk wordt gemaakt dat aan de geluidgrenswaarden uit het Activiteitenbesluit kan worden voldaan. Ook met toepassing van artikel 2.12 (…) Wabo geldt dat slechts omgevingsvergunning kan worden verleend als het aangevraagde project niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Die strijd doet zich onder meer voor als een goed woon- en leefklimaat als gevolg van het project niet is gewaarborgd of als op voorhand reden bestaat om aan te nemen dat het project niet uitvoerbaar is. Of het eetcafé kan voldoen aan de geluidgrenswaarden uit het Activiteitenbesluit is zowel van belang voor de vraag of het project uitvoerbaar is als de vraag of een goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd. Bij die laatste vraag kan overigens niet worden volstaan met een toets aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit. Ook geluid waarop die grenswaarden geen betrekking hebben, zoals het stemgeluid van bezoekers op de openbare weg voor het eetcafé, dient betrokken te worden bij de vraag of een goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd. (…). Lees meer in r.o. 2.1 van uitspraak ABRS 21 maart 2018, no. 201609758/1/A1.

Bel voor meer informatie 010 – 268 0689 of lees meer over geluid

windsingel boomgaarden borgen in planregels bestemmingsplan

Windsingel boomgaarden borgen in planregels bestemmingsplanwindsingel fruitboomgaarden

De casus in deze uitspraak heeft geen betrekking op een ontwikkeling bij een boomgaard, maar wel op de borging van een windsingel in de regels van een bestemmingsplan. Dat laatste is erg belangrijk. In dit bestemmingsplan wordt de uitbreiding van een kampeerterrein mogelijk gemaakt. De bewoners van nabij gelegen woningen vrezen dat de uitbreiding gevolgen voor hun woon- en leefklimaat zal hebben.

Omschrijving windsingel boomgaarden – haag is niet direct hoog

Volgens hen is ten onrechte de aard van de aan te brengen beplanting slechts omschreven als een reguliere windsingel voor fruitboomgaarden. Het begrip windsingel is onvoldoende gedefinieerd en bovendien is een dergelijke singel niet groenblijvend. Volgens hen is daarnaast de locatie daarvan te onbepaald en is een dergelijke singel ongeschikt om op een grondwal te plaatsen. Ook zal het lang duren voordat er een hogere begroeiing ontstaat.

Door de gemeente is uiteengezet dat voorheen ter plaatse een windsingel aanwezig was. Deze windsingel is gerooid en vervangen door een grondwal met beplanting. Om toch een afdoende bescherming te verkrijgen bij de woning van appellant is gekozen voor het voorschrijven van een reguliere windsingel voor fruitboomgaarden. Het is de bedoeling volgens de gemeente dat beplanting met een hoogte van 3 meter wordt gepoot met een gemiddelde groeisnelheid van 1 m per jaar en een maximumhoogte van 8 meter. Het direct aanplanten van bomenn met een hoogte van bijv. 6 meter geeft aanzienlijk minder garantie voor een afscherming die duurzaam is, omdat uit ervaring is gebleken dat het langer duurt voordat bomen van die grootte daadwerkelijk tot wasdom komen. Deze regeling is gericht op het terugbrengen van de oorspronkelijke situatie ter plaatse.

De Afdeling oordeelt dat met de in de raadsvoordracht gegeven beschrijving afdoende verslag is gedaan van de bevindingen uit het onderzoek naar de mogelijke afscherming van het perceel van appellant. Lees meer in r.o. 11.1 van uitspraak ABRS 21 maart 2018, no. 201608879/1/R2.

Bel voor juridische borging van groen in planregels 010 – 268 0689. Of lees meer over dit onderwerp.

 

bedrijfswoning bedrijventerrein gevoelig object geluid

Bedrijfswoning bedrijventerrein gevoelig object geluidbedrijfswoning bedrijventerrein

De gemeente heeft een bestemmingsplan voor een bestaand bedrijventerrein vastgesteld. Aan een aantal woningen die zijn gesitueerd op het bedrijventerrein is de bestemming ‘Bedrijf’ met de aanduidingen ‘bedrijfswoning’ en ‘wonen’ toegekend. Een Stichting die de bedrijven vertegenwoordigt, vreest dat de bedrijven in het plangebied in hun bedrijfsactiviteiten zullen worden beperkt door het mogelijk maken van burgerwoningen op het bedrijventerrein.

De Afdeling overweegt als volgt: “Vast staat dat de uitsterfregeling een tijdelijk karakter heeft. Er is geen woonbestemming toegekend. De woningen worden al lange tijd als woning gebruikt zonder dat er een bijbehorend bedrijf is gevestigd en de bewoners wensen dat gebruik voort te zetten. (…) Er zijn geen klachten van bewoners van de woningen bekend. Ter zitting is gebleken dat de grootste vrees van de Stichting voor beperkingen van de bedrijven is gelegen in geluidsoverlast die zij voor de omgeving veroorzaken. De Wet geluidhinder kent gelet op de definitie in artikel 1 geen onderscheid tussen bedrijfswoning en burgerwoning. In het Activiteitenbesluit is voor de definities aangesloten bij de Wet geluidhinder. Derhalve vormt zowel een bedrijfswoning als een woning die voor burgerwoning wordt gebruikt een gevoelige object ingevolge deze wetten. In zoverre baat het schrappen van de aanduiding ‘wonen’ de bedrijven niet. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de Afdeling niet gebleken dat de uitsterfregeling leidt tot een zodanige belemmering van de activiteiten van de omliggende bedrijven dat de raad in redelijkheid niet tot deze regeling heeft kunnen komen. Het betoog faalt.” [bedrijfswoning bedrijventerrein]

Lees meer in uitspraak ABRS 2 augustus 2017, no. 201606046/1/R2

Vragen over geluid en de doorwerking in het bestemmingsplan? Bel 010 – 268 0689 voor meer informatie!

Kruimelgevallenregeling en geluid kamerverhuur

Kruimelgevallenregeling en geluid kamerverhuurkruimelgevallenregeling

Het college van B&W van Maastricht heeft een omgevingsvergunning verleend voor het splitsen van een woning voor kamerverhuur. Het hiertegen gemaakte bezwaar werd ongegrond verklaard. Vervolgens is beroep ingesteld bij de rechtbank. De buren vrezen geluidsoverlast en vinden dat het college het aspect geluid onvoldoende bij de belangenafweging van de omgevingsvergunning heeft betrokken en stelde beroep in. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, omdat volgens de rechtbank uit het door het college gehanteerde beleid volgt dat aan de criteria uit het beleid wordt getoetst en de eventuele geluidsoverlast bij het verlenen van de omgevingsvergunning. De gemeente heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

Rechtbank verklaart zinsnede uit kruimelgevallenregeling t.a.v. overlast en geluid overbindend

Volgens de rechtbank is toepassing van de kruimelgevallenregeling een discretionaire bevoegdheid van het college en dient het college daarbij alle ruimtelijk relevante belangen die rechtstreeks bij zijn aanvraag zijn betrokken, te wegen. De rechtbank heeft overwogen dat geluidsoverlast een belang is dat bij de aanvraag een rol kan spelen, omdat vanuit kamergewijs verhuurde woningen door een toename van het aantal leefritmes in een woning in het algemeen meer druk op de woonomgeving van anderen uitgaat in de vorm van overlast dan vanuit woningen met gezinsbewoning. Dit maakt een kameromzetting niet per definitie onaanvaardbaar, maar wel moet worden bezien of de te verwachten (geluid) overlast vanuit de betreffende woning evenredig is, waarbij aan de omgevingsvergunning desnoods meetbare voorschriften kunnen worden verbonden, aldus de rechtbank. Daarom heeft de rechtbank de zinsnede uit het beleid ‘Overige negatieve effecten voor de leefbaarheid als gevolg van splitsing en omzetting (zoals geluidsoverlast door huisfeesten, verkeer van en naar cafés en het ontbreken van een aanspreekpunt in de gesplitste/omgezette woning) worden niet getoetst bij de aanvraag onverbindend verklaard.

De Afdeling overweegt als volgt: “Het beleid houdt in dat overige negatieve effecten voor de leefbaarheid als gevolg van splitsing en omzetting (zoals geluidsoverlast door huisfeesten, verkeer van en naar cafés en het ontbreken van een aanspreekpunt in de gesplitste / omgezette woning) niet worden getoetst bij de aanvraag, omdat het bestrijden of voorkomen van overlast in eerste instantie moet zijn gericht op de veroorzaker van de overlast en niet de woningeigenaar. Hieruit volgt dat aspecten zoals geluidsoverlast niet op andere wijze bij de beoordeling van de aanvraag zullen worden betrokken. Bij de beoordeling of een aanvraag in strijd is met een goede ruimtelijke ordening dienen dergelijke aspecten echter te worden betrokken. Lees meer in r.o. 5.1 e.v. van uitspraak ABRS 28 februari 2018, 201701003/1/A1.

Vragen over geluid en een goede ruimtelijke ordening? Bel De Omgevingsjurist: 010 – 268 0689 of mail.