Volwaardig agrarisch bedrijf en bestemmingsplan

Volwaardig agrarisch bedrijf en bestemmingsplanvolwaardig agrarisch bedrijf

In de meeste bestemmingsplannen voor het buitengebied is een definitie opgenomen van een volwaardig of reëel agrarisch bedrijf. Bij een startend agrarisch bedrijf kan dit vaak tot problemen leiden. De meeste gemeenten leggen de vraag of een bedrijf al dan niet volwaardig is voor aan een agrarische adviescommissie. Persoonlijk vind ik dat deze commissies veel te rigide en behoudend het bedrijf beoordelen. Ook aan de objectiviteit van deze commissies twijfel ik regelmatig. Het is echter wel zo dat de meeste gemeenten klakkeloos het oordeel van deze commissies volgen. Het is dus belangrijk om goed beslagen ten ijs te komen!

In een uitspraak van 24 januari 2018 komt een dergelijk geval aan de orde. De gemeente had een omgevingsvergunning geweigerd voor het oprichten van 3 bedrijfsgebouwen voor een agrarisch bedrijf. Volgens het college van B&W behoren de bouwwerken niet bij een volwaardig agrarisch bedrijf als bedoeld in de planregels van het geldende bestemmingsplan.

Volgens appellant hoeft er geen sprake te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf. Het college had volgens hem, gelet op de voorgeschiedenis, ervan op de hoogte kunnen zijn dat de door hem aangevraagde gebouwen noodzakelijk zijn voordat hij zijn agrarische bedrijfsvoering kan starten.

In 2012 heeft de gemeente een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een bedrijfswoning op het perceel. De agrariër was destijd van plan een land- en tuinbouwbedrijf te starten conform het ingediende bedrijfsplan. Volgens de gemeente heeft appellant echter geen uitvoering gegeven aan het bedrijfsplan en om die reden is de omgevingsvergunning voor de bedrijfsgebouwen geweigerd. Het college wil ongewenste leegstand van gebouwen in het buitengebied voorkomen.

Appellant heeft tijdens de zitting toegelicht dat hij in eerste instantie voornemens was de percelen te gebruiken voor fruitteelt, maar de inkomsten daarvan zijn voor hem achteraf onvoldoende gebleken om dat plan door te zetten. Om die reden is hij mais en gras gaan kweken. Daarnaast is hij voornemens koeien te gaan houden, maar daarvoor stelt hij de aangevraagde gebouwen nodig te hebben voor de opslag van machines.

De Afdeling overweegt als volgt: “Aan appellant is een omgevingsvergunning verleend voor een agrarische bedrijfswoning en vervolgens is het door appellant gewenste agrarische gebruik in het bestemmingsplan opgenomen. In deze procedures heeft het college het in het bedrijfsplan door appellant gepresenteerde gebruik als een agrarisch bedrijf aangemerkt. Bovendien is in artikel (…) van de planregls niet opgenomen dat sprake dient te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf. Het is van belang dat het bedrijf gericht dient te zijn op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waarbij een bedrijfsmatige, op de markt gerichte productie plaatsvindt die een wezenlijke bijdrage aan de inkomensvorming levert. Onder die omstandigheden kan het college niet volstaan met de motivering dat het door appellant van het perceel gemaakte gebruik niet kan worden aangemerkt als een agrarisch bedrijf als bedoeld in het bestemmingsplan en het het appellant in de gelegenheid dienen te stellen nader uiteen te zetten op welke wijze hij, al dan niet in afwijking van zijn bedrijfsplan, voornemens is het perceel te gebruiken. Daarbij is van belang dat appellant de vergunde bedrijfswoning heeft gebouwd, dat appellant een verklaring heeft gegeven voor het niet gebruiken van het perceel voor fruitteelt conform zijn bedrijfsplan, dat hij ter zitting te kennen heeft gegeven dat de afgelopen jaren mais is verbouwd op de percelen en hij nog steeds voornemens is het perceel agrarisch te blijven gebruiken. Het betoog slaagt.”

Lees meer in uitspraak ABRS 24 januari 2018, no. 201701101/1/A1.

Hulp nodig bij de realisatie van uw bedrijfswoning of agrarisch bedrijf? 

Bel De Omgevingsjurist voor:

  • onderbouwingen voor de noodzaak van een bedrijfswoning
  • onderbouwingen voor een volwaardig agrarisch bedrijf
  • contra-advies Agrarische adviescommissies

Bel 010 – 268 0689 voor meer informatie.

Geluid supermarkt en woon- en leefklimaat

Geluid supermarkt en woon- en leefklimaatgeluid supermarkt

Het onlangs vastgesteld bestemmingsplan en voorziet in een nieuwe locatie voor een dorpshuis met een bibliotheek, een sportaccomodatie, een dorpsplein en een uitbreiding van een supermarkt. Volgens appellant is onder meer geen rekening gehouden met geluidhinder vanwege winkelwagens en zware voertuigen (laden en lossen).

De raad stelt onder meer dat uit akoestisch onderzoek naar voren komt dat de geluidbelasting van de totale indirecte hinder ten hoogste 52 dB(A) bedraagt. Dat is ter plaatse van een woning. Weliswaar is dat meer dan de voorkeursgrenswaarde, maar die waarde is lager dan de maximaal vast te stellen grenswaarde. Gelet hierop acht de raad de akoestische situatie aanvaardbaar.

Voor de beoordeling van de geluidbelasting heeft de raad aansluiting gezocht bij de regeling in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit milieubeheer, de brochure Bedrijven en milieuzonering van de VNG en de Circulaire indirecte hinder.

De Afdeling overweegt het volgende [geluid supermarkt]: “In het akoestisch onderzoek is de geluidbelasting op de zuidwestelijke gevel van appellant aanvaardbaar geoordeeld. (…) Appellant heeft aannemelijk gemaakt dat zich ter plaatse van de zuidoostelijke gevel van zijn woning een zodanige geluidbelasting zal voordoen dat de raad gehouden was hier onderzoek naar te verrichten. De Afdeling stelt vast dat de raad dit heeft nagelaten. Het gaat in het bijzonder om de gevel die op dan wel nagenoeg op de perceelsgrens is gelegen. De aan die gevel aansluitende gronden zijn bestemd voor de ontsluiting van het achter het bouwvlak van de Lidl voorziene parkeerterrein, parkeren, alsmede laad- en losactiviteiten. Tevens moet worden geconstateerd niet is uitgesloten dat van die route gebruik wordt gemaakt door winkelend publiek met winkelwagentjes. Weliswaar is de ingang van de Lidl gedacht aan de achterzijde van het voorziene gebouw, maar het plan maakt ook een ingang aan de voorzijde mogelijk. Ook maakt het plan het mogelijk dat niet alleen inpandig, maar ook buiten wordt geladen en gelost. Nu de raad de geluidbelasting ter plaatse van de zuidoostelijke gevel van de woning van appellant onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt, is het plan in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Awb. 

Met het oog op nadere besluitvorming van de raad wijst de Afdeling erop dat bij ongewijzigde vaststelling van het plan rekening moet worden gehouden met de maximale planologische mogelijkheden. Dit houdt in dat er dan van moet worden uitgegaan dat de ingang van de Lidl ook aan de voorzijde kan komen en dat er buiten wordt geladen en gelost. De Afdeling tekent tevens nog aan dat voor zover piekgeluiden als gevolg van laad- en losactiviteiten bij toepassing van het Activiteitenbesluit milieubeheer buiten beschouwing blijven, daarover in het kader van een goede ruimtelijke ordening een standpunt dient te worden bepaald.” Lees meer in uitspraak ABRS 7 februari 2018, no. 201702345/1/R1. [geluid supermarkt]

Vragen over geluid en een aanvaardbaar woon- en leefklimaat? Oplossing nodig voor uw bouwplan? Bel 010 – 268 0689 of mail naar info@omgevingsjurist.nl.

boshuis niet geluidgevoelig wel toetsing woon- en leefklimaat

Boshuis niet geluidgevoelig in gevolge Wet geluidhinder, wel woon-en leefklimaat onderzoekenboshuis niet geluidgevoelig

De gemeenteraad heeft een bestemmingsplan vastgesteld dat een verdubbeling van de bestaande weg mogelijk maakt. Appellant betoogt dat het plan leidt tot een onevenredige geluidsoverlast bij zijn boshuis en de hierbij behorende tuin. Hij vreest niet meer met open ramen te kunnen slapen.

Appellant stelt onder meer dat het boshuis ten onrechte niet in het akoestisch onderzoek is betrokken. In een eerdere uitspraak had de Afdeling al duidelijk gemaakt dat het boshuis en de tuin niet zijn aan te merken als een geluidgevoelige bestemming, en dat om die reden het akoestisch onderzoek ingevolge de Wet geluidhinder hier geen betrekking op hoefde te hebben.

De raad erkent op de zitting dat het boshuis qua geluidbelasting in een verslechterde posititie komt te zitten, maar dat er hogere grenswaarden zijn vastgesteld. Voorts wijst de raad erop dat aanvullend onderzoek naar de gevelwering van verblijfsruimten, zoals slaapkamers zal worden uitgevoerd volgens de voorschriften van het Bouwbesluit is er volgens de raad ter plaatse van de woning dan ook geen sprake van een onaanvaardbare situatie. Volgens de raad zorgen de grenswaarden van de Wet geluidhinder voor bescherming van het woonklimaat in ruime zin. De tuin en het boshuis worden niet beschermd, omdat het geen geluidgevoelige objecten zijn als bedoeld in de Wet geluidhinder [boshuis niet geluidgevoelig]. Met de geobjectiveerde norm in de Wet geluidhinder is volgens de raad gegeven dat geen onaanvaardbaar woon- en leefklimaat ontstaat.

De Afdeling overweegt als volgt: “De raad dient bij de beoordeling of een bestemmingsplan uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig is een afweging van de betrokken belangen, waaronder een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, te maken. Het feit dat wordt voldaan aan de in de Wgh (…) gestelde eisen (…), indiceert dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Dit betekent echter (…) niet zonder meer dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gegeven. De raad dient bij die belangenafweging een oordeel te geven over de gestelde verslechtering van de geluidsituatie ter plaatse van de woning van appellant. Voor zover aan de orde dient die beoordeling tevens te zien op de in de sectorale wetten niet betrokken aspecten, zoals in dit geval de door appellant gestelde geluidbelasting op de voor de toepassing van de Wgh niet als geluidgevoelig aangemerkte objecten de tuin en het boshuis. Een en ander ook cumulatief (…) en samen met andere voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse relevante aspecten. De raad heeft dit niet onderkend (…).” Zie verder r.o. 13.2 van uitspraak 27 december 2017, no. 201608688/1/R3. [boshuis niet geluidgevoelig]

Voor vragen over een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en geluid:

omgevingsjurist

 

 

jurisprudentie evenementen en geluid

jurisprudentie evenementen en geluidjurisprudentie evenementen

Het bestemmingsplan in kwestie heeft betrekking op een centrum voor multifunctioneel gebruik. Het gebouw heeft een aantal publieke functies zoals een museum, kinderboerderij en een café-restaurant. Het bestemmingsplan bevat tevens een nadere regeling voor evenementen en geluid. Appellanten wonen in de directe omgeving en vrezen voor overlast van onder meer geluid.

Appellanten stellen onder meer dat het binnenterrein van het complex deel uit maakt van een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, die wordt gevormd door de gezamenlijke activiteiten. dan wel dat het binnenterrein zelf een inrichting is. De Afdeling overweegt onder meer als volgt: “(…) Nu de op het binnenterrein ingevolge het plan toegelaten evenementen los van elkaar door eenieder kunnen worden georganiseerd, kunnen zij ook niet in samenhang worden beschouwd voor de vraag of het binnenterrein zelf als inrichting heeft te gelden. Omdat de op het binnenterrein ingevolge het plan toegelaten evenementen bovendien elk op zichzelf ook te kortdurend zijn om aangemerkt te kunnen worden als een bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Wet milieubeheer, is het binnenterrein geen inrichting als bedoeld in deze wet. Dit betekent dat de geluidwaarden uit 2.17 van het Activiteitenbesluit milieubeheer niet van toepassing zijn op het binnenterrein (…).”

Geluid evenementen en een goede ruimtelijke ordening – “(…) Dat neemt niet weg dat aan de in de planregels opgenomen geluidniveaus uit het Activiteitenbesluit milieubeheer, uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening een deugdelijke motivering ten grondslag moet liggen. In het deskundigenbericht staat dat gedurende maximaal 37 dagen per jaar sprake is van een aanzienlijk hogere geluidbelasting op de gevels (47 dB(A) of meer) dan de geluidbelasting in een gemiddelde zeer rustige woonwijk van 40-45 dB(A) die representatief is voor de woonomgeving (…). Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad onvoldoende gemotiveerd waarom de gekozen geluidniveaus van 47 dB(A) of hoger tijdens 37 dagen per jaar voor het woon- en leefklimaat van de appellanten aanvaardbaar zijn. Lees meer in r.o. 6.5.1 e.v. van uitspraak ABRS 13 december 2017, no. 201606346/1/R2.

Advies nodig over akoestisch onderzoek en een aanvaardbaar woon- en leefklimaat? Of jurisprudentie evenementen en geluid?

omgevingsjurist

 

Geluidhinder voegovergangen van brug

Geluidhinder voegovergangen brug en goede ruimtelijke ordeninggeluidhinder voegovergangen

Het bestemmingsplan in kwestie voorziet onder meer in de aanleg van twee rotondes. Appellanten wonen in de omgeving van de twee rotondes en betogen dat het plan leidt tot een aantasting van het woon- en leefklimaat door onder meer geluidhinder. Ze betogen onder meer dat er in de akoestische onderzoeken niet is onderzocht wat het effect is van de voegovergangen in de brug. Dat betreft de effecten van het rijden van een voertuig over een voeg in de weg.

De Afdeling overweegt het volgende: “(…) Het vorenstaande betekent echter niet dat de raad bij de planvaststelling helemaal geen rekening hoefde te houden met het geluid van de voegovergangen van de brug (…). Daartoe wijst de Afdeling erop dat in het tweede deskundigenbericht is vermeld dat het voegen- en brugdekgeluid als een aparte laagfrequente geluidsbron kan worden beschouwd, los van de beoordeling van het normale wegdek-band geluid op basis van de Wet geluidhinder. Dit betrekt een aparte beoordeling in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Naar het oordeel van de Afdeling was de raad in het kader van een zorgvuldige voorbereiding van het bestreden besluit.  Lees meer in r.o. 32.2 van uitspraak ABRS 6 december 2017, no. 201602264/1/R3.

Meer weten over geluid en een goede ruimtelijke ordening? Bel, mail of lees meer…

omgevingsjurist

 

 

 

Geluidhinder woonboot en goede ruimtelijke ordening

Geluidhinder woonboot en goede ruimtelijke ordeninggeluidhinder woonboot

Een enigszins opmerkelijke uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over het onderwerp geluidhinder woonboot en een goede ruimtelijke ordening. Wat was er aan de hand?

Het college van B&W van de gemeente Velsen had een omgevingsvergunning geweigerd voor het in afwijking van het bestemmingsplan innemen van een ligplaats voor een woonboot. In 2011 heeft een toezichthouder van de gemeente vastgesteld dat met een woonboot een ligplaats was ingenomen in strijd met het bestemmingsplan. Op 13 september 2011 heeft de overtreder een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend om het strijdige te legaliseren. Bij besluit van 29 augustus 2014 heeft de gemeente deze aanvraag geweigerd vanwege strijd met een goede ruimtelijke ordening, gelet op de geluidbelasting van de rijksweg A9.

Appellant betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de Wet geluidhinder van toepassing is op de woonboot van appellant nu deze als een bouwwerk moet worden aangemerkt. Dit heeft volgens hem tot gevolg dat de woonboot als geluidgevoelig object in de zin van de Wet geluidhinder moet worden aangemerkt. De ligplaats ligt binnen de geluidzone van de rijksweg A9. Hier geldt ter plaatse een geluidproductieplafond van 64,1 dB. Nu daardoor niet aan de maximale ontheffingswaarde van 53 dB wordt voldaan, kon de omgevingsvergunning reeds hierom niet worden verleend.

De Afdeling overweegt als volgt: “Onder de Wgh zoals die luidde voor 1 juli 2012 waren de krachtens die wet gestelde nog niet van toepassing op ligplaatsen. Uit jurisprudentie zoals die toen luidde (…) volgde dat die normen evenmin van toepassing waren op woonboten, omdat deze niet konden worden aangemerkt als een geluidgevoelig gebouw in de zin van die wet. Ten tijde van de aanvraag was de Wgh niet aan de orde. (…). 

Zoals volgt zoals onder 4.4 is overwogen kan het weigeren van de gevraagde omgevingsvergunning niet worden gedragen door de geluidbelasting van de rijksweg A9. Dat ligt thans niet anders. (…) De conclusie is dat het college de geluidbelasting vanwege de rijksweg A9 niet ten grondslag mocht leggen aan het besluit van 8 april 2016 tot het opnieuw weigeren van de gevraagde omgevingsvergunning Dat besluit is in zoverre wederom ontoereikend gemotiveerd.”

Noot MH: Dat laatste aspect vind ik opmerkelijk. Omdat ik het weigeringsbesluit niet heb kunnen lezen blijft het gissen naar de motivering in dat besluit. Geluid in het kader van een goede ruimtelijke ordening is een zelfstandig aspect dat een college of raad bij elk besluit dient mee te nemen of te overwegen. Naar mijn mening is dat hier ook het geval. De geluidbelasting van de A9 kan namelijk in het kader van een goede ruimtelijke ordening wel degelijk onevenredig hoog zijn ook al is de Wet geluidhinder niet van toepassing. Is er wel sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woonboot? Ik vind het opmerkelijk dat de Afdeling hier aan voorbij gaat.

Lees meer in uitspraak ABRS 6 december 2017, no. 201507976/1/A1.

Hulp nodig bij een onderbouwing voor een geluidsparagraaf? Bel of lees meer…

omgevingsjurist

Ammoniakschade planten glastuinbouwbedrijf

Ammoniakschade planten glastuinbouwbedrijf

Het bestemmingsplan in kwestie maakt de uitbreiding mogelijk van een bestaand vleesammoniakschadevarkensbedrijf. Het is de bedoeling om het bedrijf uit te breiden met een nieuwe vleesvarkensstal en een loods voor opslag van bedrijfsbenodigdheden. De raad heeft echter het bestemmingsplan niet vastgesteld. Tegen dat besluit heeft appellant beroep ingesteld.

De maatschap voert onder meer aan dat uit het ontwerpplan voldoende blijkt dat de ontwikkeling is gericht op verbetering dan wel behoud van de milieukwaliteit en dat geen sprake is van onevenredige aantasting van de milieusituatie en/of de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing. De nieuwe stallen worden emissiearm uitgevoerd. Volgens de maatschap staan verder de kassen van de twee glastuinbouwbedrijven op een afstand van meer dan 25 m van de nieuwe stal. Deze afstand mag op grond van het rapport Stallucht en planten (…) toereikend worden geacht ter voorkoming van direct ammoniakschade.

Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich verder niet zonder nader onderzoek op het standpunt kunnen stellen dat het plan negatieve gevolgen heeft voor de bedrijfsuitoefening van de twee naastgelegen glastuinbouwbedrijven. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat wordt voldaan aan de in het rapport Stallucht en planten aanbevolen afstand van tenminste 50 m voor coniferen en ten minste 25 m voor andere tuinbouwgewassen. De rapport wordt als toetsingskader gebruikt voor het beoordelen van de gevolgen voor planten en bomen veroorzaakt door directe opname van ammoniak uit de lucht. Dat het rapport al meer dan 30 jaar oud is, maakt naar het oordeel van de Afdeling niet dat het niet meer als uitgangspunt mag worden genomen, nu geen gegevens zijn overgelegd dan niet meer van de aanbevelingen uit voornoemd rapport kan worden uitgegaan. (…) De stelling van de raad dat de glastuinbouwbedrijven moeten voldoen aan zeer strenge exporteisen op het gebied van milieukwaliteit en zij niet meer kunnen garanderen dat deze eisen gehaald worden als de in het ontwerpplan mogelijk gemaakte ontwikkeling doorgaat, is naar het oordeel van de Afdeling evenmin onderbouwd. (…) Het betoog slaagt.”

Lees meer in uitspraak ABRS 8 november 2017, no. 201702664/1/R1, r.o. 3.5 e.v.

omgevingsjurist

Kampeerterrein niet geluidgevoelig wel bescherming tegen geluid

Kampeerterrein niet geluidgevoelig wel bescherming tegen geluidkampeerterrein

Het bestemmingsplan in kwestie maakt een nieuwe entree mogelijk naar het achterliggende natuurgebied. Verder voorziet het plan in recreatieve voorzieningen, horeca, educatiemogelijkheden, kleinschalige verblijfsrecreatie, parkeervoorzieningen en een uitkijktoren. Appellanten exploiteren een camping en een recreatieoord aan weerszijden van de voorziene natuurpoort. Zij stellen onder meer dat het plan leidt tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat. Zie verder r.o. 4 van de uitspraak.

De Afdeling overweegt het volgende: “Zoals de Afdeling eerder heeft geoordeeld (…) bevat de Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening 1998 geen bindende voorwaarden en heeft deze primair tot doel overheden een hulpmiddel te bieden bij het voorkomen en beperken van hinder door industrielawaai in het kader van de vergunningverlening en (in sommige gevallen) het stellen van nadere eisen. Voor de beoordeling van de gevolgen voor het woon- en leefklimaat hoefde de Handreiking dan ook niet betrokken te worden bij de voorbereiding van het bestreden besluit. (…)

De planregels bevatten voor het kampeerterrein alleen een minimumafstand van 12 m tussen de in het plan mogelijk gemaakte terrassen en de openbare weg en een minimumafstand van 10 m tussen de horecagebouwen en de bestemmingsgrenzen. (…) Dat een kampeerterrein volgens de raad geen geluidgevoelig object is als bedoeld in de milieuwetgeving, betekent (…) niet dat de kampeerplaatsen in het geheel geen bescherming tegen geluidhinder toekomen. Gezien het feit dat onder andere nachtverblijf is toegestaan, is sprake van een situatie waarin met een zekere regelmaat en gedurende langere tijd personen zullen verblijven op het kampeerterrein. In het kader van een goede ruimtelijke ordening komt daarom aan de gebruikers van het als zodanig bestemde parkeerterrein, waar stilte, rust, donkerheid en privacy kernwaarden zijn, een zekere mate van bescherming tegen geluidhinder toe.” Zie verder r.o. 4.5 in uitspraak ABRS 8 november 2017, no. 201609544/1/R2. 

Vragen over geluid in relatie tot woon- en leefklimaat? Lees meer

omgevingsjurist

binnenstedelijk watersportgebied en geluid

Binnenstedelijk watersportgebied en geluidbinnenstedelijk watersportgebied

Het college van de gemeente Rotterdam heeft voor de omzetting van de Steigersgracht in een binnenstedelijk watersportgebied een omgevingsvergunning 1e fase verleend voor de activiteit afwijken van het bestemmingsplan. Het project Rif010 wordt een watersportgebied met een kunstmatig rif, schoon zwemwater en golven. De nadruk ligt op surfen. Naast de reguliere watersportactiviteiten worden er maximaal 12x per jaar grootschalige (sport)evenementen gehouden.

In de nabijheid van het plangebied bevinden zich woningen alsmede de kerk en het klooster van De Dominicanen. Zij kunnen zich niet vinden in de verlening van de vergunningen omdat zij vrezen voor onaanvaardbare geluidhinder.

De vraag die hier onder meer aan de orde is of het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het project wat geluid betreft geen onaanvaardbare gevolgen heeft voor de woningen, de kerk en het klooster. Het project houdt de oprichting van een inrichting in, waarvoor de geluidgrenswaarden uit artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit milieubeheer zullen gelden. Vaststaat dat de grenswaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau uit artikel 2.17 op de gevel van een aantal nabij het project gelegen woningen zullen worden overschreden. Voor die woningen zijn daarom bij maatwerkvoorschrift op grond van het Activiteitenbesluit hogere grenswaarden vastgesteld. De hogere grenswaarden op de gevel leiden volgens het college niet tot een hoger binnenniveau in de woningen dan de in het Activiteitenbesluit genoemde etmaalwaarde van 35 dB(A).

De Afdeling stelt daarbij voorop dat het college zijn beoordeling op representatieve uitgangspunten dient te baseren en niet gehouden is om van een worstcase-scenario uit te gaan. Anders dan de rechtbank acht de Afdeling aannemelijk dat de exploitant van het project roepende en schreeuwende mensen op het buitenterras en in het water in voldoende mate kan corrigeren om overschrijding van een binnenniveau van 35 dB(A) te voorkomen. Lees meer in r.o. 4 e.v. van uitspraak ABRS 25 oktober 2017, no. 201605448/1/A1.

Meer weten over terrassen en een aanvaardbaar woon- en leefklimaat? Lees meer…

  • onderbouwing over geluid nodig of een akoestisch onderzoek?

omgevingsjurist

Stemgeluid terrassen en jurisprudentie

Stemgeluid terrassen en jurisprudentiestemgeluid terrassen

In de zomer zitten we meestal massaal buiten. Genieten van het mooie weer en om mensen te bekijken vanaf een terras. Als we zelf op een terras zitten ervaren we vaak geen overlast van geluid. Meestal vinden we dit stadsrumoer erg gezellig en bij een binnenstad horen. Het wordt echter anders als je er ook woont. De levendigheid kan dan zorgen voor geluidsoverlast voor de bewoners.

Steeds meer functiemenging leidt tot aantasting van woon- en leefklimaat van bewoners – Om geluidsoverlast van stemgeluid van terrassen te verminderen zou het prettig zijn als er meer afstand wordt gecreëerd tussen terrassen en woningen in binnensteden. Dit is echter theorie. Functies in de steden worden steeds meer vermengd met elkaar vanwege het streven naar verdichting en gemengde gebieden. Deze ontwikkeling is in volle gang. Dat staat echter vaak haaks op het streven naar een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in stedelijke gebieden. Hoewel de terrassen in de binnensteden in Nederland maar enkele maanden open zijn, worden de gevolgen voor de gezondheid van langdurige blootstelling aan overmatig geluid voor de bewoners worden naar mijn mening erg onderschat.

Interessant artikel over meten stemgeluid terrassen – Een interesssant artikel hierover is verschenen van F. Houtkamp in het tijdschrift Geluid van september 2017. Hierin wordt onder meer ingegaan op de te hanteren dosismaat bij het meten. Voldoet die nog wel?

Bij de vaststelling van bestemmingsplannen en het verlenen van omgevingsvergunningen die terrassen mogelijk maken, speelt het aspect stemgeluid en een aanvaardbaar (of goed) woon- en leefklimaat in elk geval een belangrijke rol. Over stemgeluid van terrassen is veel jurisprudentie verschenen.

Akoestisch onderzoek stemgeluid terrassen – wat dient onderzocht te worden?

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geeft het volgende aan:

In het kader van een goede ruimtelijke ordening komt bij de beoordeling van het woon- en leefklimaat vanwege de geluidbelasting ter plaatse van een woning betekenis toe aan alle relevante geluidsbronnen.” Zie ABRS 10 oktober 2017, no. 201608665/1/R1, r.o. 5.2.

Alle relevante geluidsbronnen is nogal ruim. Om die reden is het nogal lastig in de praktijk wat er concreet onderzocht dient te worden bij het meten van stemgeluid bij terrassen in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Enkele aanknopingspunten uit recente jurisprudentie:

Praktische tips voor bestemmingsplan

Naast goed akoestisch onderzoek is het ook erg belangrijk om eventuele maatregelen juridisch te borgen in het bestemmingsplan (of in de omgevingsvergunning). In een bestemmingsplan kan via een voorwaardelijke bepaling bijv. het volgende worden opgenomen in de planregels:

  • maximale omvang van een terras vastleggen. Terrassen hebben de neiging groter te worden bij mooi weer 🙂
  • geluidschermen en minimale hoogte vastleggen;
  • openingstijden terras opnemen.

Juridisch advies, ruimtelijke onderbouwing of akoestisch onderzoek nodig voor het mogelijk maken van een terras?

Bel 010- 268 0689 (kantoor) of mail naar info@omgevingsjurist.nl

omgevingsjurist