kamerverhuur bestemmingsplan en planregels

Kamerverhuur bestemmingsplan – maximeren aantal bewoners is ruimtelijk relevant

De raad had in onderhavig bestemmingsplan onder meer de volgende planregel opgenomen:

Het totale aantal bewoners mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal bewoners’ is aangegeven.”

De Afdeling acht deze beperking ruimtelijk relevant in een uitspraak van 16 maart 2011 (no. 201006022/1/R1). Zij neemt daarbij in aanmerking dat het aantal bewoners van een pand dat voor kamerverhuur is bestemd van invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat van de omgeving.

Bij deze beperking was een koppeling gelegd tussen de toegekende bestemming en de daaruit mogelijkerwijs voortvloeiende parkeerhinder en (geluids)overlast. Deze aspecten zijn ruimtelijk relevant. [kamerverhuur bestemmingsplan]

besmetting dierziekten meewegen bij noodsituatie

Besmetting dierziekten – Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in de bouw van woningen in het buitenbied. Appellant stelt dat de raad in het vaststellingsbesluit ten onrechte niet is ingegaan op de gevaren van dierziekten en de risico’s voor omwonenden. De raad betoogt dat het risico van dierziekten in het landelijke gebied dan wel provinciale beleid aan de orde dient te komen.besmetting dierziekten

De Afdeling overweegt in een uitspraak van 31 augustus 2011 (nr. 201012686/1/R3) als volgt (r.o. 2.6.2): “Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat voorziet in woningbouw is de mogelijke besmetting van dierziekten vanwege nabijgelegen agrarische bedrijven een mee te wegen belang. De bestrijding van besmettelijke dierziekten vindt zijn regeling echter primair in andere wetgeving van de landelijke en provinciale overheid. Verder kunnen aan de omgevingsvergunning van agrarische bedrijven in de omgeving voorschriften worden verbonden om de gevolgen voor de volksgezondheid te voorkomen dan wel te beperken. Ten tijde van de vaststelling van het plan golden geen wettelijke normen voor aan te houden afstanden in verband met de volksgezondheid. Voorts is (…) er thans geen sprake van een concrete noodsituatie met betrekking tot dierziekten, noch van enige door de provincie afgekondigde bouwstop voor veestallen. Bovendien kan uit een dergelijke bouwstop geen norm worden afgeleid voor de aan te houden afstand tussen nieuw te bouwen woningen en bestaande veehouderijen.”

Noot: Het is wat eigenaardig dat bijvoorbeeld het aspect geur van agrarische bedrijven wel een rol speelt bij de afweging of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Ook dit soort geur is immers primair geregeld bij de Wet geurhinder en veehouderij.

jaar blog: 2011 (besmetting dierziekten)

Bedrijfswoning bedrijventerrein en milieuzonering

Bedrijfswoning bedrijventerrein en milieuzoneringbedrijfswoning bedrijventerrein

Voor bedrijfswoningen op bedrijventerreinen geldt in het algemeen dat zij minder beschermd worden tegen geluid, stof, etc. afkomstig van bedrijven die op het bedrijventerrein gevestigd zijn. Er geldt echter wel een minimaal beschermingsniveau. 

De Afdeling schenkt aandacht aan het minimale beschermingsniveau in r.o. 2.3.3 in een uitspraak van 24 augustus 2011 (nr. 201002550/1/R3): “Dat de betreffende bedrijfswoning op een bestaand bedrijventerrein staat, waarbij in zekere mate een minder goed woonklimaat moet worden aanvaard, neemt echter niet weg dat voor deze gevoelige functie een minimaal beschermingsniveau noodzakelijk is. Bij de zonering van het plan had de raad daarom rekening dienen te houden met deze bedrijfswoning. Uit het bestreden besluit noch uit de plantoelichting blijkt waarom een afstand van 20 m tussen de bedrijfswoning en het nieuwe bedrijventerrein aanvaardbaar is. Het gegeven dat de bedrijfswoning op een bestaand bedrijventerrein ligt, waar bedrijven zijn toegelaten met een hinderzone van 200 m, is geen rechtvaardiging voor een nieuw bedrijventerrein op een korte afstand van deze woning. De opmerking van de raad dat in een mogelijke vergunning krachtens de Wabo voorschriften kunnen worden opgenomen ter bescherming van de bewoners van de bedrijfswoning is in dit verband onvoldoende.”

Publicatiejaar: 2011.

Voor oplossingen over bedrijfswoningen op bedrijventerreinen en milieuzonering bel De Omgevingsjurist! Bel 06-55897008 of mail

spuitzones boomgaarden ook 50 m zone onderbouwen

Spuitzones boomgaarden – ook toepassing 50 meter onderbouwen

In de bestemmingsplanpraktijk wordt nog steeds een richtafstand van 50 m aangehouden tussen een voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige bestemming, zoals een woning, en een agrarisch perceel met open teelten waarop gewasbeschermingsmiddelen gespoten worden. Deze afstand wordt door de Afdeling niet onredelijk geacht. Onder bepaalde omstandigheden kan hiervan worden afgeweken. Dit is onder meer afhankelijk van de gebruikte gewasbeschermingsmiddelen.spuitzones boomgaarden

In onderhavige uitspraak van 31 augustus 2011, 201001276/1/R1 (spuitzones boomgaarden) geeft de Afdeling aan dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan niet heeft gemotiveerd waarom in dit geval onverkort toepassing is gegeven aan de standaard afstand van 50 m. Voor een nadere motivering bestond gelet op de aard van de gewassen die ter plaatse worden geteeld naar het oordeel van de Afdeling wel aanleiding.

Tip voor de praktijk: zowel bij het afwijken van een 50 m spuitzone als het toepassen van deze zone dient u de afstand te onderbouwen. Elk dossier is maatwerk. Dit lijkt een open deur, maar uit de praktijk blijkt (en de vele uitspraken van de Afdeling) dat de meeste besluiten rondom bestemmingsplannen en spuitzones ‘sneuvelen’ bij de Afdeling vanwege een motiveringsgebrek. 

Bel De Omgevingsjurist voor advies! Bel 010 – 268 0689 of 06-55 89 70 08 (Marian Harberink) of mail.

Leeftijdonderscheid woningen is ruimtelijk niet relevant

Leeftijdonderscheid woningen is ruimtelijk niet relevant

Met het vastgestelde bestemmingsplan wordt beoogd levensloopbestendige woningen te realiseren die voldoen aan de wensen van senioren. Appellant stelt dat er in het bestemmingsplan een verbod op het gebruik van de woningen door personen buiten de doelgroep van senioren, moest worden opgenomen. De Afdeling geeft aan dat die niet mogelijk is, nu dit zou leiden tot een niet ruimtelijk relevant onderscheid naar leeftijd.leeftijdonderscheid woningen

Zie verder r.o. 2.3.4 van de uitspraak van 24 augustus 2011.

MER voetbalstadion recreatieve of toeristische voorziening

MER voetbalstadion – recreatieve of toeristische voorziening ingevolge het Besluit m.e.r.?mer voetbalstadion

In het betreffende bestemmingsplan was een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van een stadion voor een betaald voetbalorganisatie. De Afdeling overweegt in een uitspraak van 17 augustus 2011, nr. 201001918/1/M3: “Volgens de uitspraak van de Afdeling van 26 januari 2005 in zaak nr. 200400465/1 valt het voetbalstadion in Den Haag onder categorie 10.1 van de bijlagen C en D van het Besluit m.e.r. 1994. Uit deze uitspraak volgt dat een voetbalstadion een recreatieve of toeristische voorziening als bedoeld in categorie 10.1 van de bijlagen C en D van het Besluit me.r. 1994 kan zijn. In aanmerking genomen dat De Graafschap evenals ADO Den Haag uitkomt in de eredivisie, moet ervan worden uitgegaan dat ook een stadion voor De Graafschap betrekking heeft op 250.000 bezoekers of meer per jaar. (..)

Nu de wijzigingsbevoegdheid het kader vormt voor een wijzigingsplan dat een stadion voor 250.000 bezoekers of meer per jaar mogelijk kan maken, was een milieueffectrapport dan ook vereist. Dit heeft de raad niet onderkend.

jaar 2011

Publicatie MER gelijktijdig met ontwerpbestemmingsplan

Publicatie MER gelijktijdig met ontwerpbestemmingsplanpublicatie MER

Op grond van artikel 7.11, tweede lid Wet milieubeheer wordt, indien het MER niet is opgenomen in het ontwerp van het bestemmingsplan, bij de terinzagelegging bedoeld in artikel 3:11 van de Awb, tevens het MER ter inzage gelegd. Voorts wordt tevens kennis gegeven van het MER en kan een zienswijze als bedoeld in artikel 3:15 van die wet tevens betrekking hebben op het MER.

Niets nieuws onder de zon. Wel belangrijk voor de praktijk. In een uitspraak van 17 augustus 2011 (LJN: BR5173) wordt het bovenstaande nog eens aangestipt door de Afdeling.

Publicatie uit 2011

 

 

Meerdere milieueffectrapportages voor bestemmingsplan toegestaan

Meerdere milieueffectrapportages voor bestemmingsplan toegestaanmeerdere milieueffectrapportages

De gemeente had in dit geval voor de ontwikkeling van 4000 woningen een MER opgesteld (bijlage-onderdeel C, onder 11.1) en voor een aan te leggen weg (bijlage-onderdeel C, onder 1.2). Beide ontwikkelingen werden in één bestemmingsplan mogelijk gemaakt. De Afdeling overweegt in een uitspraak van 17 augustus 2011, 200909832/1/R1: “Noch uit de Wet milieubeheer noch uit enige andere wettelijke bepaling volgt dat twee afzonderlijke projecten die in één bestemmingsplan zijn voorzien, niet in twee MER-en mogen worden uitgevoerd. In dat verband wijst de Afdeling erop dat in het MER voor de woningen, dat van latere uitkomst is dan het MER voor de infrastructuur, de gevolgen van de aanleg van de weg en de daarvoor benodigde wijzigingen van de infrastructuur zijn betrokken.”

Noot

Het uitgangspunt van het instrument m.e.r. is om de milieugevolgen integraal een volwaardige plaats te geven in de bestuurlijke besluitvorming. Zolang dit principe maar niet uit het oog wordt verloren, bestaat er naar mijn mening geen bezwaar om het onderzoek in meerdere milieueffectrapportages uit te voeren. Het is erg jammer dat het instrument m.e.r. zo ingewikkeld is geworden, terwijl het doel eigenlijk heel simpel is. Het gaat meer over cijfertjes, tabellen, punten en komma’s die verkeerd staan. Het grote doel wordt uit het oog verloren: bescherming van het milieu.

 

Inrichting Wet geluidhinder hoe te beoordelen

Inrichting Wet geluidhinder hoe te beoordeleninrichting wet geluidhinder

De raad heeft aan de betreffende gronden de bestemming ‘Bedrijventerrein’ toegekend, met de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – Wgh-inrichting’.

Volgens appellant zijn volgens de layout van de inrichting, meerdere onderdelen van de inrichting, waaronder de loswal, buiten de gronden met voornoemde aanduiding gelegen.

Volgens de Afdeling moeten deze onderdelen echter worden aangemerkt als een onlosmakelijk onderdeel van een inrichting die in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken, als bedoeld in artikel 1 Wet geluidhinder. De Afdeling overweegt in een uitspraak van 17 augustus 2011, nr. 201008938/1/R1:(inrichting Wet geluidhinder): “Voor zover de raad stelt dat het niet noodzakelijk is om alle geluidproducerende delen van de inrichting als Wgh-inrichting te bestemmen, getuigt dit van een onjuiste rechtsopvatting, gelet op de definitie van een industrieterrein zoals in art. 1 Wgh is opgenomen en de definitie van inrichting als bedoeld in art. 1.1, eerste lid van de Wet milieubeheer. Dat de Wgh door de Crisis- en herstelwet zodanig is gewijzigd dat de raad meer vrijheid toekomt bij het bepalen van de begrenzing van een industrieterrein als bedoeld in art. 1 Wgh, maakt niet dat daardoor geluidproducerende onderdelen van de Wgh-inrichting buiten de begrenzing van het industrieterrein kunnen worden gelaten.”

 

aanduiding bestemmingsplan en juridische betekenis

Aanduiding bestemmingsplan heeft alleen juridische betekenis indien deze in de planregels verklaard worden

In een bestemmingsplan worden tal van aanduidingen gebruikt, zoals gebiedsaanduidingen, functieaanduidingen of bouwaanduidingen. Dat een aanduiding alleen op de verbeelding geen betekenis heeft, wordt duidelijk in de volgende uitspraak.

De Afdeling overweegt in een uitspraak van 10 augustus 2011 (nr. 200905661/5/R1) dat de juridische betekenis van de functieaanduiding en de verklaring op de verbeelding afhankelijk is van hetgeen over die functieaanduiding en verklaring in de planregels is bepaald. Om daaraan juridische betekenis te geven, moeten deze in de planregels worden verklaard. In de planvoorschriften wordt de aanduiding ‘specifieke vorm aanduiding bestemmingsplanvan verkeer – ontsluitingsverkeer indicatief’ niet verklaard. Aan de aanduiding komt voor de bestemde gronden derhalve geen betekenis toe.

omgevingsjurist