Principeverzoek moet gemeente meenemen in bestemmingsplan

Principeverzoek moet gemeente meenemen in bestemmingsplan

Deze uitspraak laat weer eens zien hoe belangrijk het is om tijdens de voorontwerp- en ontwerpfase van een nieuw bestemmingsplan een concreet principeverzoek in te dienen bij de gemeente. Vaak nemen gemeenten dergelijke verzoeken niet mee in de lopende bestemmingsplanprocedure en wordt richting aanvrager aangegeven dat er later wellicht via een apart ‘postzegelplan’ zal worden meegewerkt. Dit is vanuit de gemeente bekeken wel begrijpelijk, omdat dergelijke verzoeken vaak veel tijd kosten vanwege onderzoeksverplichtingen.

Toch laat deze uitspraak van 18 december 2013, weer eens zien dat het uitkijken geblazen is voor de gemeente. In dit geval had de aanvrager nog niet alle benodigde stukken aangeleverd. De Afdeling zegt hierop: “De raad had appellante hier zonodig bij het in behandeling nemen van het verzoek op kunnen wijzen. Het plan is in zoverre voorbereid in strijd met de daartoe te betrachten zorgvuldigheid als bedoeld in art. 3:2 van de Awb.”

Zie uitspraak ABRS 18 december 2013, no. 201300442/1/R2

Gemeenten zijn onnodig voorzichtig bij verkorten afstanden spuitzone fruitteelt in bestemmingsplan

Gemeenten zijn onnodig voorzichtig bij verkorten afstand bij spuitzone fruitteelt en woningen

Spuitzone fruitteelt – In de praktijk maak ik regelmatig mee dat ambtenaren bij gemeenten vaak onnodig voorzichtig zijn bij de beoordeling van dossiers waar bepaald dient te worden welke afstand voldoende is tussen een agrarisch perceel met open teelten zoals een boomgaard en woningen. Deze voorzichtigheid komt naar mijn mening voort uit onwetendheid en de angst om keuzes te maken. Ik ben het met ze eens dat voorzichtigheid geboden is. Te voorzichtig is echter niet nodig.

Welke afstand voldoende is hangt heel erg af van het soort teelt en de hierbij vaak gebruikte gewasbeschermingsmiddelen. Er zijn nog tal van andere factoren die een rol spelen, zoals windrichting en driftbeperkende maatregelen. Het is altijd belangrijk om met onderzoek aan te tonen dat een afstand verkort kan worden (of niet).

In een uitspraak van 18 december 2013, no. 201211993/1/R2 eist de gemeente zelfs een afstand van 65 meter en geeft de gemeente aan dat het niet kan worden uitgesloten dat de haag in de toekomst zal worden gerooid of geheel zal verdwijnen. Naar mijn mening gaat de gemeente hier echt te ver. In het bestemmingsplan kunnen ‘zekerheden’ worden geborgd: 100% zekerheid krijg je hiermee echter niet.

Provincie Noord-Brabant laat gezondheid meewegen in besluitvorming bij Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij

Provincie Noord-Brabant laat gezondheid voortaan meewegen in besluitvorming door introductie van Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij

De Provincie Noord-Brabant heeft een nieuw instrument geïntroduceerd: de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij. De provincie is van mening dat verduurzaming van de agrarische sector de beste oplossing is voor het herstellen van de balans tussen boeren en hun omgeving: een zorgvuldige veehouderij.  Door dit nieuwe instrument (BZV) wil de provincie de sector op een gezonde manier verbinden met de sociale en fysieke leefomgeving. De BZV wil het handelen van de veehouder op het gebied van volksgezondheid, dierenwelzijn en fysieke leefomgeving inzichtelijk maken. Een veehouderij kan zo stapsgewijs zijn ‘BZV-score’ berekenen.

De Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij is gebaseerd op de Verordening Ruimte en is een extra toets voor veehouderijen en gemeenten. Zie voor meer informatie….

Hoewel ik zelf een groot voorstander ben om het onderdeel gezondheid te laten meewegen in ruimtelijke besluitvorming, ben ik wel benieuwd hoe dit nieuwe instrument zich verhoudt tot de algemene doelstelling van de overheid om in te zetten op deregulering.

Gemeente beperkt bedrijfsvoering boomkwekers onnodig door maximale wisselteelt van 2 jaar in bestemmingsplan op te nemen

Bedrijfsvoering boomkwekers wordt onnodig beperkt in bestemmingsplan door eis van maximale wisselteelt van 2 jaar

Maximale wisselteelt in bestemmingsplan – In een bestemmingsplan voor het buitengebied heeft de gemeente via een omgevingsvergunning een beperking opgenomen voor het permanent (voor meer dan 2 jaar aaneengesloten) omzetten van grasland naar een andere bomencultuur. Dit ter bescherming van het leefgebied voor de das. ZLTO heeft namens de boomkweker naar voren gebracht dat een onlosmakelijk onderdeel van de bedrijfsvoering van boomkwekerijen wisselteelt is. Dit brengt met zich dat grasland gedurende ongeveer 4 of 5 jaar wordt gebruikt voor boomteelt en vervolgens weer wordt gebruikt als grasland.

Volgens de Afdeling heeft de gemeente geen motivering gegeven waarom is gekozen voor een periode van 2 jaar. Verder heeft de gemeente volgens de Afdeling onvoldoende gewicht toegekend aan de belangen van onder meer de boomkwekers in het gebied. Verder volgt uit het deskundigenbericht dat boomteelt niet nadelig hoeft te zijn voor het leefgebied van de das, mits hieraan voorwaarden zoals grasstroken tussen de bomenrijen, worden verbonden. Het betoog slaagt.

Zie ABRS 11 december 2013, no. 201201006/1/R3.

Beperkingen schietterrein in planregels bestemmingsplan vastleggen

Beperkingen schietterrein in planregels bestemmingsplan vastleggen

Schietterreinen zijn meestal niet erg populair en de gemeente ontvangt vaak bezwaren in zienswijzen tegen ontwerpbestemmingsplannen die een schietbaan of -terrein mogelijk maken. Zo ook in de casus die zich afspeelt in de uitspraak van de Afdeling van 11 december 2013, no. 201201006/1/R3. In deze uitspraak komt met name het aspect geluid en een goede ruimtelijke ordening aan de orde. Voor gemeenten vaak relevante informatie.

Naast het schietterrein ligt een woning, een paardenstal en een buitenrijbak met weiland waar paarden staan. In het bestemmingsplan is de schietbaan opgenomen met de bestemming ‘Sport’. Er zijn in de planregels geen beperkingen opgenomen met betrekking tot gebruik van het schietterrein. Volgens de Afdeling is dit onterecht:

Vast staat dat de raad er bij de beoordeling van de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het gildeschietterrein ter plaatse van is uitgegaan dat alleen het zuidelijke deel van het plandeel zal worden gebruikt als schietterrein en dan slechts eens per veertien dagen op zaterdagen tussen 17.00 en 22.00 uur en dat evenementen zeer beperkt mogelijk zijn. Deze door de raad gewenste beperkingen zijn echter niet vastgelegd, zodat het gehele terrein kan worden gebruikt als schietterrein en het gebruik hiervan op geen enkele wijze is beperkt. (…). Nu de raad het schietterrein ter plaatse uitsluitend onder voormelde beperkingen aanvaardbaar acht, had de raad in het kader van een goede ruimtelijke ordening het gebruik van de gronden als schietterrein moeten beperken tot het zuidelijke deel en de locatie van de schietpalen vast moeten leggen. Verder had het in dit geval op de weg van de raad gelegen om ten aanzien van de frequentie waarmee het schietterrein gebruikt mag worden en de daarbij behorende geluidhinder regels te stellen. Daarbij is van belang dat vast is komen te staan dat de raad geen gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om ingevolge 2.18, vijfde lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer bij gemeentelijke verordening regels te stellen ten behoeve van het voorkomen van geluidhinder met betrekking tot traditioneel schieten. Onder deze omstandigheden is het niet uit te sluiten dat het schietterrein een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat in de omgeving met zich zal brengen en kan leiden tot onveilige situaties, mede gelet op het gebruik van de naastgelegen gronden voor het houden en berijden van paarden.”

omgevingsjurist

Geluid van hondentrainingscentrum kan leiden tot aantasting woon- en leefklimaat voor omwonenden

Geluid van hondentrainingscentrum kan leiden tot aantasting van woon- en leefklimaat voor omwonenden

Dat zelfs in een buitengebied blaffende honden en verkeer tot overlast kunnen leiden voor omwonenden blijkt weer eens uit een uitspraak van de Afdeling van 11 december 2013, no. 201201006/1/R3. In dit geval gaat het om een trainingscentrum voor een politiehondenvereniging.

Eén van de omwonenden voert in beroep aan dat een hondentrainingscentrum zich niet verdraagt met de bestemming ‘Natuur’ in het bestemmingsplan. Verder vreest hij dat hij bij zijn nog te bouwen woning hinder zal ondervinden van onder meer blaffende honden en verkeer.

Ten aanzien van het eerste deel van het beroep geeft de Afdeling het volgende aan: “De raad heeft in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat dergelijke activiteiten, die voornamelijk buiten zijn en in een natuurlijke omgeving plaatsvinden, in dit geval samen kunnen gaan met de ontwikkeling en de instandhouding van natuur ter plaatse. Niet aannemelijk is dat het hondentrainingscentrum de natuurwaarden zodanig zal aantasten dat dit niet verenigbaar is met de bestemming ‘Natuur’. 

Ten aanzien van geluidsoverlast en verkeer gaat het echter mis: “Niet is gebleken dat de raad de verwachte geluidbelasting van het hondentrainingscentrum op de toekomstige bedrijfswoning van appellant voorafgaand aan de planvaststelling heeft onderzocht.” De raad heeft niet bekeken naar de gevolgen van het hondentrainingscentrum voor het woon- en leefklimaat bij de te bouwen bedrijfswoning.

Gemeente moet gevolgen proefboringen gas in beeld brengen voor bestemmingsplan

Gevolgen van gasboringen in beeld brengen voor bestemmingsplan

Gaswinning en gasboringen zijn de laatste tijd nogal in het nieuws geweest. Scheuren in huizen als gevolg van aardbevingen zijn vervelende gevolgen. Het lijkt dus logisch dat de gemeente vooraf goed in beeld brengt wat de gevolgen kunnen zijn voor de omgeving en de bewoners. Het is wel belangrijk dat het om ‘ruimtelijk relevante‘ aspecten gaat. Een mogelijke aardbeving als gevolg van bodemdaling lijkt me ruimtelijk relevant en dient dus tot de onderzoekspunten geschaard te worden.

Een gemeente in Noord-Holland heeft een bestemmingsplan opgesteld om proefboringen naar een ondergronds aardgasveld mogelijk te maken. Indien blijkt dat aardgas in een winbare hoeveelheid aanwezig is, dan zal de locatie worden ontwikkeld tot een productielocatie. De gemeente heeft dit via een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in het bestemmingsplan. Hierbij is aangegeven dat in dat geval de voor gaswinning relevante milieuaspecten uitvoering zullen worden behandeld.

De Raad van State is het hier niet mee eens en constateert dat niet inzichtelijk is wat de effecten zullen zijn van een permanente gaswinningsinstallatie met betrekking tot milieuaspecten als geluid, risico op bodemdaling, luchtkwaliteit en externe veiligheid.

Zie voor de uitspraak ABRS 4 december 2013, no. 201303074/1/R1.

 

Minister Blok wil ruimere afwijkingsmogelijkheden in bestemmingsplannen om gebiedsontwikkeling te versnellen

Minister Blok wil ruimere afwijkingsmogelijkheden in bestemmingsplannen om gebiedsontwikkeling te versnellen 

Gebiedsontwikkeling versnellen: Wie wil dat nou niet? Snelheid in ruimtelijke besluitvorming en het afschaffen van overbodige regels. Helaas is de dagelijkse praktijk anders. Minister Blok schrijft in een brief van 27 november 2013 aan de voorzitter van de Tweede Kamer dat de crisis in de bouwsector een urgent vraagstuk is dat actie van sociale partners en kabinet vergt. Uit een recente rapportage van de Wereldbank blijkt namelijk dat Nederland bij het verlenen van vergunningen om een bedrijfsgebouw neer te zetten, op een ranglijst van 189 landen als 97e zwak scoort.

Volgens hem zet het kabinet met de Omgevingswet in op vereenvoudiging en bundeling van regels voor ruimtelijke projecten. Het wordt op deze manier gemakkelijker om ruimtelijke projecten te realiseren, ook voor de bouwsector. De verwachte inwerkingtreding is 2018. Gezien de nog 4 jaar die het duurt voordat ‘dit wondermiddel’ de boel gaat redden, geeft hij bij voornoemde brief een aantal tips voor de praktijk. Met name gemeenten moeten het ontgelden. Er wordt ingezet om verandering van zekerheid zoekende bestuurlijke en ambtelijke cultuur die vertragend en belemmerend werkt in de uitvoeringspraktijk van de bouw. Verder is het doel om het stapelen van regelgeving  door onder andere het plaatsen van lokale koppen op landelijke regels, terug te dringen.

In de brief staat verder dat er behoefte is aan een gefaseerde en praktische opzet van planvorming en het daarbij behorende onderzoek. (…) Bij binnenstedelijke ontwikkelingen kunnen andere eisen worden gesteld dan bijv. bij een ontwikkeling in een belangrijk natuurgebied. (Goh, nooit geweten :-)).

Zoals u wellicht al wel merkt aan de toon van dit bericht erger ik me aan dit soort populistische taalgebruik van politici. De woorden ‘aanpakken’ en ‘vereenvoudiging’ scoren goed. De praktijk is echter weerbarstiger dan de simpele voorstelling van zaken die een politicus naar voren brengt. Naar mijn stellige mening heeft de praktijk vooral behoefte aan rust. Rust in wetgeving. Laat een gekozen systeem voor de bouw en ruimtelijke ordening nou eens een aantal jaren draaien of schaf echt regels af. Bij het gemeentelijke loket weten ze het echt niet meer en dat verbaast me niets: vrijstelling, ontheffing, projectbesluit, afwijken via omgevingsvergunning? Weet u het nog?

Verder vloeien een groot aantal onderzoeksplichten voor het realiseren van ruimtelijke projecten voort uit Europese richtlijnen. Nederland heeft daar volmondig ja tegen gezegd en deze kunnen niet zo maar opzij worden geschoven.

Een tip van de minister: “Een andere best-practise is het standaard in bestemmingsplannen opnemen van ruimere afwijkings- en vrijstellingsmogelijkheden en hardheidsclausules. Het Rijk en de VNG zullen hier nadere bekendheid aan geven”. 

Ja gemeenten, volgens de minister wordt het dan allemaal veel gemakkelijker en flexibeler. Ik wijs de minister graag op het volgende. Volgens uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie bijv. ABRS 15 augustus 2012, no. 201105700/1/R4) mogen binnenplanse afwijkingsmogelijkheden slechts betrekking hebben op ondergeschikte delen van het bestemmingsplan, zoals hoogtematen of beperkte overschrijding van bestemmingsgrenzen. Met andere woorden: de afwijking mag niet te groot zijn. Deze mogelijkheid valt dus af.

Welke flexibele mogelijkheden zijn er nog meer? De wijzigingsbevoegdheid? Ook hier geldt op basis van vaste jurisprudentie dat bij het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid voldoende inzicht moet bestaan in de gevolgen van de toepassing van de bevoegdheden. Voor de praktijk betekent dit dat er vooraf onderzoek moet worden gedaan naar de gevolgen en impact van de wijziging op de omgeving. Dit kan betekenen dat er bijv. akoestisch onderzoek moet worden verricht, onderzoek naar flora en fauna, onderzoek naar verkeerstechnische situatie, cumulatieve geurbelasting, aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor toekomstige bewoners, etc. Het is dus niet mogelijk om zonder onderzoek en beperkte kosten flexibele plannen te maken. Dit geldt eveneens voor de uitwerkingsbevoegdheid in een bestemmingsplan.

Rust in de tent. Net zoals de minister ben ik een groot voorstander van versnelling in gebiedsontwikkeling en besluitvorming. Wie wil dat nou niet? Dit vraagt echter creativiteit van betrokkenen en begrippen en procedures in regelgeving die een flink aantal jaren meegaan. De laatste jaren wordt de praktijk echter overvoerd door nieuwe regelgeving met nieuwe begrippen en bijbehorende procedures. De praktijk kan zo nooit wennen en blijft zo onnodige fouten maken. Maak een keuze en schaf echt eens wat regels af in plaats van cosmetische veranderingen, zoals bij de Wabo waar zogenaamd allerlei regelingen werden afgeschaft, maar in een andere vorm via de achterkant weer in de Wabo terecht zijn gekomen.

Leestip voor de minister: ‘Deregulering met behoud van ellende’, Jan Struiksma, oratie VU 2003.

omgevingsjurist

aantal en omvang evenementen regelen in bestemmingsplan

Evenementen – vergeet niet aantal en omvang te regelen in bestemmingsplan

Het bestemmingsplan in kwestie maakt de uitbreiding van een recreatieterrein mogelijk. Op grond van de bestemming ‘Recreatie’ is het onder meer toegestaan evenementen  te houden in de vorm van medegebruik. Een evenement mag maximaal 7 (aaneengesloten) dagen duren en moet bestaan uit een voor publiek bestemde uitvoering/verrichting van vermaak op het gebied van sport, muziek of op sociaal-cultureel vlak.

De buurman betoogt dat het aantal evenementen per jaar en het maximum aantal toegestane bezoekers per evenement niet is gemaximeerd.

De Afdeling overweegt het volgende: “het ligt op de weg van de planwetgever om een beoordeling en afweging te maken of een bestemming die evenementen op een bepaalde locatie toestaat vanuit ruimtelijk oogpunt is aangewezen. Ook dient deze over onder meer het toegestane aantal evenementen per jaar en de maximale bezoekersaantallen, regels te stellen voor zover dat uit een oogpunt van ruimtelijke aanvaardbaarheid op een locatie van belang is. Deze beoordeling en afweging zijn een andere dan die op grond waarvan in een concreet geval voor een evenement al dan niet vergunning wordt verleend op grond van de APV.” Zie verder r.o. 5.3 van uitspraak ABRS 27 november 2013, no. 201301086/1/R3

Assortiment detailhandel in bestemmingsplan is ruimtelijk niet relevant

In bestemmingsplan regelen van welk assortiment detailhandel is toegestaan is ruimtelijk niet relevant

In een bestemmingsplan heeft de gemeente via een assortimentslijst geregeld welk assortiment bouwmarkten in huis mogen hebben.

De Afdeling zegt er het volgende over: “het vaststellen van het toegestane assortiment in de assortimentslijst PDV is een te vergaande beperking van de gebruiksmogelijkheden van het perceel (…). Een bestemmingsplan kan weliswaar regels bevatten met betrekking tot branches van detailhandel, maar daaronder valt niet tevens het gedetailleerd vaststellen van het toegestane assortiment. De Afdeling komt tot deze uitleg omdat uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening als zodanig niet van belang is welke specifieke goederen verkocht worden wanneer deze binnen de toegestane branche vallen.”

Zie uitspraak ABRS 20 november 2013, no. 201302826/1/R1