Hoveniersbedrijf niet beperken in bedrijfsvoering

Hoveniersbedrijf niet beperken in bedrijfsvoering door woningenhoveniersbedrijf

Met een nieuw bestemmingsplan wordt de bouw van 18 ruimte-voor-ruimte woningen mogelijk gemaakt. Een nabij gelegen hoveniersbedrijf is er niet blij mee. De eigenaar vreest voor beperkingen in de bedrijfsvoering van zijn boomkwekerij. Het versnipperen van hout en tuinafval kan volgens hem hinder opleveren voor de nieuwe bewoners.

Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad onvoldoende onderzocht of ter plaatse van het plangebied een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Volgens de Afdeling heeft de raad onvoldoende onderzocht wat het aspect geluid voor gevolgen heeft voor het woon- en leefklimaat. Hierbij gaat het vooral om het versnipperen van hout en tuinafval. Volgens de raad is een strook van 15 meter voldoende tussen de kadastrale grens van het bedrijf en de woningen. Binnen die strook mogen geen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd. Lees de details in r.o. 8 e.v. van uitspraak ABRS 7 februari 2024, no. 202200542/1/R2.

Noot: Nog afgezien van de juridische details is het belangrijk dat een gemeente bij nieuwe woningen goed onderzoekt of er wel sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de nieuwe bewoners. In de praktijk wordt veel te krap bekeken of de bedrijfsvoering van een ondernemer nog wel acceptabel is door de komst van woningen. Bedrijven hebben ruimte nodig voor een normale bedrijfsvoering. Dat is niet altijd een kwestie van keurig naar de richtafstanden kijken van de VNG-brochure. Het is ook gezond verstand. Verkeer van en naar een bedrijfslocatie in de vroege ochtend, laden en lossen, piekgeluiden, etc. Het hoort er bij. Om die reden is het belangrijk – voor beide partijen – om woningen niet te dicht bij een bedrijfslocatie te situeren. Dat is vragen om problemen.

 

 

 

Geluid modelvliegtuig leidt tot stressreacties koeien

Geluid modelvliegtuig leidt tot stressreacties koeien?geluid modelvliegtuig

Een niet alledaags effect van geluid komt aan de orde in een uitspraak van de Afdeling van 6 april 2022. Ja, waarom niet? Dieren kunnen net zoals mensen ook stress ervaren of schrikken van plotseling geluid. De vraag is of de gemeente dit aspect moet meewegen in het kader van een goede ruimtelijke ordening.

De gemeente heeft een omgevingsvergunning verleend voor het gebruik van een agrarisch perceel voor een modelvliegtuigclub. In een eerdere vergunning was opgenomen dat de vlieghoogte tenminste 20 meter moet bedragen. Deze voorwaarde is nu niet opgenomen. Een rundveehouder is hier minder blij mee en geeft aan dat zijn zoogkoeien stress kunnen ondervinden van het geluid van de modelvliegtuigen.

Volgens het college en de vliegclub wijzen verschillende onderzoeken en verklaringen uit dat koeien geen stress ondervinden van overvliegende modelvliegtuigen. Het college vult hierbij aan dat het eerder gestelde voorschrift alleen was opgenomen vanwege de bezwaren van appellant en niet vanuit het aspect een goede ruimtelijke ordening. Volgens hen kunnen de eerder gemaakte rapporten opnieuw worden gebruikt. De situatie is volgens hen niet gewijzigd. Uit diverse verklaringen van onder meer een dierenarts komt naar voeren dat koeien geen stress ondervinden van modelvliegtuigen op voornoemde hoogte. Ze reageerden ook nauwelijks op het opstijgen en vliegen van de modelvliegtuigen. Verder zijn er volgens de Afdeling geen algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten naar voren gebracht op grond waarvan moet worden aangenomen dat vliegen met modelvliegtuigen leidt tot dusdanige schrikreacties en stress bij koeien (…) dat het stellen van een hoogtevoorschrift niet achterwege had mogen blijven. Lees meer in r.o. 4.3 van voornoemde uitspraak.

In dit specifieke geval was het volgens de Afdeling niet nodig een dergelijk voorschrift op te nemen. Toch lijkt me wel dat een gemeente bij een planologisch besluit bij afwijking van het geldende bestemmingsplan dient af te wegen of dergelijk geluid een onevenredige schrikreactie oproept bij dieren. De gronden hebben immers een agrarische bestemming en landbouwdieren moeten hier rustig kunnen grazen of verblijven. Ik zou gemeenten willen adviseren bij een dergelijke casus het aspect wel mee te wegen in het kader van een goede ruimtelijke ordening.

Hakselen hout in strijd met agrarische bestemming

Hakselen hout in strijd met agrarische bestemminghakselen hout

Het college van B&W heeft een last onder dwangsom opgelegd voor het opslaan van hout en het verwerken van boomstammen tot hoogwaardige micro-chips. Het ter plaatse gevestigde bedrijf produceert kleine houtsnippers die aan andere bedrijven verkocht worden. Ze hakselen zowel wijnranken op eigen terrein als stamhout afkomstig uit bos in de omgeving.

Volgens het college zijn voornoemde activiteiten in strijd met de geldende agrarische bestemming. Appellant stelt in hoger beroep dat het hout afkomstig is van eigen wijnranken en een bijproduct is van zijn eigen wijngaard. Deze activiteit moet worden aangemerkt als agrarisch bedrijf overeenkomstig het geldende bestemmingsplan. Volgens appellant is de activiteit gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen.

De Afdeling overweegt als volgt: “De activiteit die het bedrijf verricht  – het hakselen van hout dat deels van eigen grond en deels van elders afkomstig is – kan niet worden aangemerkt als (behorend bij) grondgebonden veehouderij. (…) De activiteit kan naar het oordeel van de Afdeling ook niet worden aangemerkt als akker- en vollegrondstuinbouw (…). Het hakselen van stamhout is niet hetzelfde als het telen van gewassen. Het is (…) ook niet een activiteit die nauw samenhangt met het telen van gewassen, want stamhout is geen gewas. Bovendien is het productieproces van de micro-chips niet beperkt tot een ondergeschikte verwerking van bijproduct van de eigen ter plaatse toegestane wijngaard, aangezien [het bedrijf] ook hout van andere bedrijven gebruikt. Dit gebruik van het perceel is dan ook niet toegestaan op gronden met de bestemming Agrarische doeleinden. Lees meer in r.o. 4.1 van uitspraak ABRS 26 februari 2020, zie rechtspraak.nl.

MH: Belangrijk is om te kijken naar de definities die gebruikt worden in het geldende bestemmingsplan. Sommige definities van agrarisch bedrijf zijn ruimer dan de andere. In dit geval is de definitie uitgesplitst in bepaalde vormen van agrarisch bedrijf.

Meer weten over de uitleg van definities in een geldend bestemmingsplan? Bel 010 – 268 0689 of mail.

Bedrijfsmatige activiteiten bestemmingsplan bewijzen

Bedrijfsmatige activiteiten bestemmingsplan bewijzenbedrijfsmatige activiteiten bestemmingsplan

De gemeente heeft een nieuw bestemmingsplan voor het buitengebied vastgesteld. Eén van de appellanten stelt dat zijn perceel ten onrechte is bestemd als Wonen. Hij voert in beroep aan dat hij sinds 1970 een agrarisch loonbedrijf ter plaatse uitoefent. Die activiteiten waren ook in voorgaande bestemmingsplannen als zodanig bestemd.

De gemeente stelt dat er niet langer bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend. Ook ontbreekt volgens de gemeente een concreet zicht op een op een ruimtelijk aanvaardbare manier opnieuw gebruiken van het perceel ten behoeve van een bedrijfsmatige exploitatie. Volgens de raad wordt voldaan aan de kwalificatie ‘bedrijfsmatig’ wanneer er sprake is van een meer dan symbolische vergoeding en wordt deelgenomen aan het normaal economisch verkeer. Daarbij heeft de raad aansluiting gezocht bij de criteria voor een onderneming die door de Kamer van Koophandel worden gehanteert. Volgens de gemeente horen verder melkwagens niet meer bij het bedrijf. Er is ook geen sprake van een aanvraag voor een milieuvergunning of een melding op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Ook is het bedrijf uitgeschreven uit het Handelsregister van de Kvk.

De Afdeling overweegt: “dat de raad zich voor zijn standpunt heeft gebaseerd op de uitschrijving uit het handelsregister van de Kamer van koophandel, op de bevindingen van een milieucontrole (…) en op het ontbreken van een nieuwe aanvraag voor een milieuvergunning of een melding op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Uit het verslag van de milieucontrole blijkt dat de twee melkvrachtwagens geen deel meer uitmaken van de bedrijfsmiddelen, maar dat rechtvaardigt nog niet de conclusie dat de bedrijfsactiviteiten ter plaatse geheel zouden zijn gestaakt. Daarbij betrekt de Afdeling dat de controle ongeveer 10 jaar voor de vaststelling van het plan plaatsvond. Om aan te tonen dat er sprake is van bedrijfsmatige activiteiten op het perceel heeft appellant in het kader van de zienswijzeprocedure bij brief (…) 9 verklaringen van cliënten over verrichte diensten overgelegd en ook een opsomming van machines die door appellant worden ingezet, een verklaring over een intentie tot samenwerking en een bouwtekening van een nog aan te vragen omgevingsvergunning voor een nieuw te bouwen bedrijfshal/loods. Uit de overgelegde verklaringen, die de raad niet betwist, volgt dat door appellant reparatie- en herstelwerkzaamheden worden verricht aan land- en tuinbouwmachines. Met de overgelegde stukken heeft appellant naar het oordeel van de Afdeling een begin van bewijs geleverd dat op zijn perceel bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden. (…)”. (bedrijfsmatige activiteiten bestemmingsplan)

Lees meer in r.o. 4.3 van uitspraak ABRS 18 december 2019, no. 201807048/1/R1.

Benieuwd of uw activiteiten wel bedrijfsmatig zijn? Bel 010 – 268 0689 of mail. 

 

Verrijdbare kas buiten bouwvlak bestemmingsplan?

Verrijdbare kas buiten bouwvlak bestemmingsplan?verrijdbare kas

Het college van B&W heeft een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van een verrijdbare kas. Het bouwplan bestaat uit twee verrijdbare kasonderdelen. De kassen hebben elk een oppervlakte van 400 m². Het baanvak waarover de kas rijdt heeft een lengte van 160 meter.

Volgens appellant past het bouwplan niet in het nieuwe bestemmingsplan. Hij voert aan dat de verrijdbare kassen zich buiten het bouwvlak kunnen bevinden.

De standplaats van de twee verrijdbare kassen bevindt zich in het bouwvlak van het bestemmingsplan. Volgens de aanvrager van de omgevingsvergunning is de rolkas nodig om voor het buitensluiten van regen om droogteproeven te kunnen uitvoeren. Wanneer het niet regent is de kas geparkeerd. Wanneer het regent moet de kas over het proefveld. De rolkas staat voor het grootste gedeelte van de tijd op de parkeerplek naast de bestaande loods.

De Afdeling is van oordeel dat “het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat niet wordt gebouwd buiten het bouwvlak als de tunnelkas wordt verplaatst op de buiten het bouwvlak aanwezige palen. Daarbij is van belang dat de tunnelkas alleen buiten de voormelde incidentele werkzaamheden wordt geplaatst op de palen (…). Anders dan appellant stelt behoeft het traject waarover de kassen kunnen worden uitgereden gelet op het voorgaande niet te worden meegeteld bij de beantwoording van de vraag of voldaan wordt aan het maximum aan te bebouwen oppervlakte als bedoeld in (…) van de planregels. Het betoog faalt.”

Lees meer in r.o. 9 van uitspraak ABRS 4 september 2019, no. 201709787/1/A1.

Alleen voor agrariërs: Check of uw kas in het bestemmingsplan past! Bel 010 – 268 0689 of mail.

Agrarische bedrijvigheid bestemmingsplan niet onbegrensd

Agrarische bedrijvigheid op grond van bestemmingsplan niet onbegrensd

  • omgevingsvergunningagrarische bedrijvigheid
  • bestemmingsplan
  • bouwvlak
  • bewoning
  • onbelemmerde ontwikkelingsmogelijkheden agrarische bedrijvigheid?

Het college van B&W heeft een omgevingsvergunning verleend voor een woon-zorggebouw in het buitengebied. Het betreft een woongemeenschap voor maximaal 4 ouderen. Het doel van de initiatiefnemers is om samen te wonen en zelfvoorzienend te zijn op het gebied van energie en verzorging. In het gebouw worden 4 woningen gerealiseerd en een gemeenschappelijke ruimte.

De nabij gevestigde veehouder stelt dat hij door het plan ten onrechte in de gebruiks- en uitbreidingsmogelijkheden van zijn veehouderij wordt beperkt. Op een groter gedeelte van zijn perceel kan hij door het plan geen bedrijfsbebouwing met emissiepunten meer kan oprichten.

Voor zover de gemeente stelt dat uitbreiding gezien de beperkte grondpositie en het huidige aantal dieren niet mogelijk is, miskent de gemeente volgens appellant dat er planologisch meer mogelijk is dan alleen het houden van rundvee.

Ten aanzien van mogelijke beperkingen van toekomstige bedrijfsmogelijkheden stelt de gemeente dat hij niet gehouden is om bij planologische veranderingen altijd uit te gaan van blijvende onbelemmerde ontwikkelingsmogelijkheden. Volgens de gemeente kunnen ook de uitbreidingsverwachting, een uitbreidingsalternatief, de ernst van de belemmering en de waarschijnlijkheid van de belemmering in de afweging worden betrokken. Er is volgens de gemeente sprake van een theoretische belemmering van 400 m² extra gronden waar appellant in de toekomst geen bedrijfsbebouwing met emissiepunten meer kan oprichten. Deze gronden zijn volgens de gemeente gelegen op een plaats waar agrarische bedrijfsbebouwing gelet op stedenbouwkundige uitgangspunten niet voor de hand ligt.  Voorts acht de gemeente het gelet op algemene ontwikkelingen in de agrarische sector, de ontwikkeling in dit gebied, en de huidige veebezetting van het bedrijf niet aannemelijk dat appellant of diens rechtsopvolger op de desbetreffende 400 m² bedrijfsbebouwing zou willen oprichten (…).

De Afdeling stelt vast “dat de afstand tussen een dierenverblijf met dieren zonder geuremissefactor en een geurgevoelig object buiten de bebouwde kom, zowel op grond van de Wgv als het Activiteitenbesluit milieubeheer, 50 meter moet bedragen. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad in redelijkheid de afstandseis van het Activiteitenbesluit en niet de richtafstanden van de VNG-brochure als uitgangspunt kunnen nemen. Lees meer in r.o. 5.3 van uitspraak ABRS 20 februari 2019, no. 201806805/1/R3.

Noot MH: De Raad van State lijkt in deze uitspraak niet meer uit te gaan van de maximale planologische mogelijkheden. Aspecten als uitbreidingsverwachting, stedenbouwkundige uitgangspunten, algemene ontwikkelingen in de agrarische sector, etc. mogen dus betrokken worden in de besluitvorming van ruimtelijke besluiten. De vraag is of dit alleen voor agrarische bedrijvigheid geldt of ook voor andere sectoren. Interessant!

Voor meer informatie bel 06-55897008 (Marian Harberink) of stuur een email.

Agrarische bedrijfswoningen schrappen in bestemmingsplan

Agrarische bedrijfswoningen schrappen in bestemmingsplan, een lastige klus!agrarische bedrijfswoningen

In het bestemmingsplan in kwestie wordt de bestaande wijzigingsbevoegdheid voor het mogelijk maken van een agrarische bedrijfswoning geschrapt. Via deze bepaling bestond de mogelijkheid om een eerste agrarische bedrijfswoning toe te staan bij volwaardige agrarische bedrijven. Een aantal agrariërs in de omgeving heeft beroep ingesteld bij de Raad van State.

Agrarische bedrijfswoningen in sierteeltgebied schrappen vanwege beleid – De gemeente verwijst voor het schrappen van de wijzigingsbevoegdheid voor een eerste bedrijfswoning naar het project Modernisering teeltareaal Greenport West en het door de raad vastgestelde Uitvoeringsprogramma Greenport Boskoop West 2016-2020. Hierin staat aangegeven dat er in het teeltgebied een overschot is aan agrarische bedrijfswoningen en deze soms een belmmering vormen om tot schaalvergroting te komen. Het toevoegen van agrarische bedrijfswoningen in het productiegebied is volgens de raad niet wenselijk. Dit betekent dat een saldo-nul bepaling wordt gehanteerd voor agrarische bedrijfswoningen in het sierteeltgebied, behoudens bestaande rechten. Het schrappen van de wijzigingsbevoegdheid is hiervan een uitwerking.

In de Uitvoeringsagenda wordt onder Wonen vermeldt: “Een gevolg van de steeds verdergaande schaalvergroting is dat er al een flink aantal agrarische bedrijfswoningen overbodig zijn geworden. Immers, een kweker die zijn buurmans kwekerijperceel koopt, heeft doorgaans geen behoefte aan nóg een agrarische bedrijfswoning. De overtollige agrarische bedrijfswoningen worden omgezet naar burgerwoningen of plattelandswoningen en kunnen daardoor belemmerend gaan werken op de bedrijfsvoering van de kwekerijen (klagers, milieuwetgeving). Daarom is een aantal maatregelen gewenst en nodig om te voorkomen dat er meer agrarische woningen bij komen en te voorzien in een verplaatsingsmogelijkheid.”

De Afdeling overweegt als volgt: “Hoewel in de plantoelichting is vermeld dat de noodzaak voor een eerste bedrijfswoning ontbreekt, gelet op de stand der techniek en de verdergaande professionalisering en automatisering, heeft de raad niet nader onderbouwd dat dit voor alle betrokken bedrijven in het plangebied het geval is. Het ontbreken van de noodzaak wordt volgens de plantoelichting bevestigd door diverse agrarische makelaars en adviseurs met wie overleg heeft plaatsgevonden, en blijkt volgens de plantoelichting uit adviezen van de agrarische adviescommissie, maar nadere gegevens over dit overleg ontbreken. Volgens de plantoelichting heeft de Stichting (…) aangegeven dat het aantal verzoeken voor nieuw te bouwen bedrijfswoningen beperkt zal zijn en dat er nog maar weinig bedrijven zijn die voldoen aan de criteria voor een nieuwe bedrijfswoning. Daargelaten dat hierover nadere gegevens ontbreken, geldt dit standpunt hoe dan ook niet voor alle bedrijven. In het Uitvoeringsprogramma wordt op het ontbreken van de noodzaak van een eerste bedrijfswoning niet ingegaan. Ter zitting heeft de raad gesteld dat het niet zo is dat de noodzaak voor een eerste bedrijfswoning in geen enkel geval kan worden aangetoond, en dat dit per situatie moet worden beoordeeld. Nu de raad de noodzaak van een eerste bedrijfswoning ter plaatse van de gronden (…) niet per definitie uitsluit, acht de Afdeling het bestreden besluit, wat het laten vervallen van de wijzigingsbevoegdheid binnen de bestemming Agrarisch (…) niet deugdelijk gemotiveerd.” Lees meer in de uitspraak, ABRS 9 augustus 2017, no. 201608955/1/R3.

Dit is dus goed nieuws voor agrarische ondernemers in het sierteeltgebied. Het vereisen van de noodzaak van een agrarische bedrijfswoning – en die blijft aanwezig bij een volwaardig agrarisch bedrijf – is al voldoende om een te veel aan woningen op te vangen.

Bel voor onderbouwingen voor agrarische bedrijfswoningen met Marian Harberink

omgevingsjurist

Natuurinclusieve landbouw regel spuitvrije zones in bestemmingsplan

Natuurinclusieve landbouw, regel spuitvrije zones in bestemmingsplannatuurinclusieve landbouw

In juni 2017 is er een publicatie verschenen over duurzame landbouw. In het interessante rapport wordt een overzicht gegeven van maatregelen voor duurzame landbouw. Wat is natuurinclusieve landbouw? Volgens voornoemd rapport gaat het om het volgende: “een vorm van duurzame landbouw die optimaal gebruik maakt van de natuurlijke processen en deze integreert in de bedrijfsvoering“.

In het rapport zijn een aantal aanbevelingen opgenomen die boeren kunnen doorvoeren op hun bedrijf om duurzame landbouw in brede zin te bevorderen. Dit zijn maatregelen die in de praktijk uitvoerig zijn getest door allerlei partijen, zoals boeren en onderzoeksinstituten. De maatregelen richten zich vooral op de aspecten biodiversiteit, milieu en klimaat. In het rapport is onderscheid gemaakt tussen akkerbouw en de melkveehouderij omdat er in de praktijk verschillende maatregelen voor de twee sectoren zijn. De effecten zijn vergelijkbaar voor andere grondgebonden sectoren (zoals de vollegronds groenteteelt, bollenteelt en de fruitteelt).

Voor wat betreft het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen geeft het rapport samengevat op p. 24 het volgende aan: “Binnen het project Een bloeiend bedrijf (www.bloeiendbedrijf.nl) is 3 jaar lang met ongeveer 600 boeren gewerkt aan akkerranden voor geïntegreerde gewasbescherming via kennisuitwisseling en ervaring. De uitkomsten van dit project lieten zien dat 75% van de deelnemers de middelen voor gewasbescherming heeft verminderd. Duidelijk is dat akkerranden, mits goed aangelegd en onderhouden, een zeer positief effect hebben op bufferfuncties, verminderd gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, bestuiving en landschapsbeleving.” 

Naast positieve effecten op de biodiversiteit kan een alternatief gebruik van de akkerranden ook effecten hebben op de hoeveelheid drift van gewasbeschermingsmiddelen voor de omgeving. Afhankelijk van het gebied en de functie van de bodem kan het zinvol zijn om in het bestemmingsplan te regelen dat binnen een bepaalde afstand vanaf de grens van het agrarische perceel geen chemische gewasbeschermingsmiddelen mogen worden gebruikt. Een dergelijke regeling ondersteunt het streven naar duurzaamheid. In de meeste bestemmingsplannen voor het buitengebied wordt hier echter niet bij stilgestaan. Met name in een gebied waar van oudsher woningen in de nabijheid voorkomen kan dit van belang zijn. Ik vertel u er graag meer over!

omgevingsjurist

 

Verwijzing planregels naar Kwaliteitsplan paarden rechtsonzeker

Verwijzing planregels bestemmingsplan naar Kwaliteitsplan paarden rechtsonzeker

In een bestemmingsplan voor het buitengebied heeft de gemeente een afwijkingsbevoegdheid voor het vergroten van het agrarisch bouwvlak:

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om binnen de bestemming ‘Agrarisch met waarden – landschap 2’ bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het agrarische bouwvlak voor de gronden. De vergroting van het bouwvlak is slechts mogelijk indien wordt voldaan aan de eisen uit de Kwaliteitsgids en indien van toepassing het Kwaliteitsplan paardenhouderij behorende bij het bestemmingsplan.

De Afdeling overweegt hierover als volgt: “Gelet op de rechtsonzekerheid van belanghebbenden dient ten aanzien van een afwijkingsbevoegdheid in voldoende mate te worden bepaald in welke gevallen en onder welke voorwaarden hiervan gebruik mag worden gemaakt. Een op artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wro berustende regeling dient derhalve door voldoende objectieve normen te worden begrensd. 

Het Kwaliteitsplan bevat gemeentelijk beleid ten aanzien van het houden van paarden in het buitengebied. Volgens het Kwaliteitsplan is dit beleid bedoeld als ondersteuning bij het beoordelen van inkomende initiatieven op het gebied van paardenhouderijen om op deze wijze ervoor te zorgen dat paardenhouderijen bijdragen aan de gewenste kwaliteiten van het landelijk gebied. In het Kwaliteitsplan staat dat het een achtergronddocument betreft voor het bestemmingsplan. 

Het Kwaliteitsplan (…) is onvoldoende concreet en onvoldoende geobjectiveerd om duidelijkheid te verschaffen omtrent de voorwaarden waaraan moet worden voldaan bij toepassing van de bevoegdheid voor het college om af te wijken van het agrarisch bouwvlak. Het Kwaliteitsplan (…) is dan ook niet geschikt om als zodanig, zonder nadere uitwerking en objectivering, te worden opgenomen in het bestemmingsplan als toetsingskader voor de afwijkingsbevoegdheid. Het plan is in zoverre rechtsonzeker.”

Zie uitspraak ABRS 17 december 2014, no. 201309177/1/R4

omgevingsjurist

 

Nge bestemmingsplan omvang stalruimte ruimtelijk niet relevant

Nge bestemmingsplan ter bepaling omvang stalruimte is ruimtelijk niet relevant

‘Een goede ruimtelijke ordening’ is de centrale norm bij het opstellen en vaststellen van een bestemmingsplan. Er mogen in een bestemmingsplan alleen zaken geregeld worden die ruimtelijke relevantie hebben. Dit geldt zowel voor de te leggen bestemmingen als voor de planregels. De wet geeft geen houvast voor de beantwoording van de vraag wat hieronder moet worden verstaan. Dit wordt ingevuld door jurisprudentie. In een uitspraak van de Afdeling van 30 juli 2014, no. 201307521/1/R3 komt het aspect ‘ruimtelijke relevantie’ weer eens ter sprake.

Een bestemmingsplan voorziet in het vastleggen van de maximaal toegestane omvang van de stalruimte van een tweetal veehouderijen, waarbij de omvang wordt beperkt tot een equivalent van 300 Nederlandse grootte-eenheden (Nge). Twee veehouders voeren in beroep aan dat de raad het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening heeft vastgesteld. Zij voeren aan dat ter onderbouwing van het bestreden besluit en de daarin neergelegde beperking van de maximale omvang van de stalruimte van hun veehouderijen ten onrechte aansluiting is gezocht bij de norm van 300 Nge. Deze norm is volgens hun niet ruimtelijk relevant.

De Afdeling overweegt als volgt: “Appellanten betogen terecht dat de door de raad bij de vaststelling van het plan gehanteerde Nge-normering ter bepaling van het maximale aantal m² aan stalruimte niet ruimtelijk relevant is. De Nge is een door het Landbouw Economisch Instituut vastgestelde economische norm voor statistische vergelijking van agrarische bedrijven en biedt bij een bestemmingsplan geen adequaat handvat voor de beoordeling van de ruimtelijke effecten van een veehouderij op de omgeving. Niet is zonder meer inzichtelijk dat het hanteren van deze normering een adequaat middel is om de gewenste beperking van nadelige effecten van een veehouderij op de omgeving te kunnen bereiken, nu deze effecten van verschillende factoren afhankelijk zijn, waaronder de individuele bedrijfsvoering, de ligging van het bedrijf, de landschappelijke inpassing en de lokale omgevingsfactoren. (…). De betogen slagen.”