Waarde Archeologie in bestemmingsplan kan tot onevenredige aantasting van bedrijfsvoering boomteler leiden

Waarde Archeologie in bestemmingsplan kan leiden tot onevenredige aantasting van bedrijfsvoering boomteler 

In een bestemmingsplan heeft de gemeente de dubbelbestemming ‘Waarde Archeologie’ opgenomen. Aan deze regeling is tevens een omgevingsvergunningstelsel gekoppeld, waarin is opgenomen dat deze vergunning slechts wordt verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Dit dient met een archeologisch onderzoek te worden aangetoond. In een apart lid van de bepaling is een opsomming gegeven van de werkzaamheden die uitgezonderd worden van de onderzoeksplicht.

Een boomkweker kan zich in beroep niet vinden in deze bepaling. Volgens hem leidt het aanvragen van een omgevingsvergunning voor hem tot een onaanvaardbare lastenverzwaring en belemmering tot de uitoefening van zijn boomkwekerij. Volgens hem is het vrijwel zeker dat er na vele decennia van intensief bodemgebruik geen archeologisch waardevolle objecten aanwezig zijn. Zijn werkzaamheden zijn in het bestemmingsplan niet uitgezonderd van de onderzoeksplicht.

De raad heeft niet specifiek een onderzoek laten uitvoeren of er nog archeologisch waardevolle vondsten in het gebied aanwezig zijn. De raad is afgegaan op het gemeentelijke archeologiebeleid.  Dat dit onzorgvuldig is laat de uitspraak van de Afdeling van 22 januari 2014, no. 201205174/1/R4 zien in r.o. 68.4.

De Afdeling overweegt als volgt: “Bij het exploiteren van de boomkwekerij vinden werkzaamheden plaats die in artikel (…) zijn opgesomd. Dat de uitzonderingen van lid (…) op het verbod deze werken en werkzaamheden zonder omgevingsvergunning uit te voeren op de bestaande boomteelt niet van toepassing zijn, volgt naar het oordeel niet eenduidig uit de planregels. Uit de zienswijzennota blijkt dat de boomteeltactiviteiten niet tot het normale gebruik behoren, nu bij dergelijke activiteiten de grond dieper dan 50 cm onder maaiveld wordt bewerkt. Ook in artikel (…) waarin het normale gebruik is gedefinieerd, komen de desbetreffende activiteiten niet voor. 

De raad heeft er geen blijk van gegeven dat bij het toekennen van de dubbelbestemming en het daaraan gekoppelde omgevingsvergunningstelsel rekening is gehouden met de belangen van appellant. De raad heeft niet bezien of de dubbelbestemming leidt tot een onevenredige belemmering van de bedrijfsvoering van appellant. Van een zorgvuldige afweging van de belangen die mogelijk zijn betrokken bij de bescherming van de archeologische waarden en het belang van appellant bij een onbelemmerende bedrijfsvoering is niet gebleken. Dit klemt te meer nu een gericht inventariserend onderzoek naar de aanwezigheid van archeologische waarden op de betreffende gronden ontbreekt en die gronden (…) reeds gedurende ongeveer 40 jaar in gebruik zijn voor boomteelt, waaronder de teelt van laanbomen. (…) Het bestreden besluit dient wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd (…)”.  

Belangrijk voor de praktijk

Deze uitspraak laat zien dat een gemeente niet zo maar voorbij kan gaan aan de bedrijfsbelangen van agrariërs en boomtelers bij het toekennen van de bestemming ‘Waarde Archeologie’. Indien tijdens de voorontwerpfase of ontwerpfase van een bestemmingsplan dergelijke bezwaren naar voren komen adviseer ik gemeenten altijd een nader archeologisch ter plaatse uit te voeren om te bepalen of er ter plaatse nog wel sprake is van archeologische waarden. Met een verwijzing naar het gemeentelijke archeologiebeleid kom je als gemeente – zoals blijkt uit deze uitspraak – niet ver.

Archeologie en bestemmingsplan: het blijft opletten geblazen

Archeologie en bestemmingsplan: het blijft opletten geblazen

De meeste zaken die niet in ons oogveld liggen bestaan voor ons niet. Dat geldt eigenlijk ook voor archeologische schatten in de bodem. Bij het opstellen van een bestemmingsplan denk ik zelf ook vaak: ‘Weer zo’n dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’ met strenge regels en een verplichting om bij het roeren in de grond bij een diepte van meer dan 0,30 m, een omgevingsvergunning aan te vragen’. Extra regels waar niemand op zit te wachten.

Dat laatste is natuurlijk niet echt genuanceerd. Er zullen ongetwijfeld vondsten worden gedaan die de moeite waard zijn en ons meer vertellen over de geschiedenis van een gebied. In een uitspraak van de Afdeling van 15 mei 2013 (no. 201112663/1/R2) wijkt een gemeente af van artikel 41a van de Monumentenwet 1988. In dat artikel is een uitzondering opgenomen voor archeologisch onderzoek voor projecten die qua omvang kleiner zijn dan 100 m².  De gemeente had in het betreffende bestemmingsplan een uitzondering gemaakt voor projecten met een oppervlak van 200 m². Bij de vaststelling van het bestemmingsplan dat deze afwijking mogelijk had gemaakt, had de gemeente echter aanvullend onderzoek moeten verrichten of deze afwijking wel toelaatbaar was.

De Afdeling overweegt: “Gelet op het voorgaande, acht de Afdeling onvoldoende gemotiveerd dat met de hoge archeologische verwachtingswaarde in het plan voldoende rekening is gehouden. Het betoog slaagt.” 

Archeologisch onderzoek kan groene karakter van plangebied in bestemmingsplan aantasten

Archeologisch onderzoek kan groene karakter van plangebied in bestemmingsplan aantasten

Hier sta je als planmaker meestal niet bij stil.

In een bestemmingsplan is voor het uitvoeren van archeologisch onderzoek een uitzondering gemaakt op de verplichting voor een omgevingsvergunning:

Ingevolge artikel (…) van de planregels is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke noodzakelijk zijn voor archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige.”

Ten aanzien van het betoog van appellant en anderen dat door archeologisch onderzoek het groene karakter van het perceel kan worden aangetast, overweegt de Afdelingdat de raad onvoldoende heeft gemotiveerd op welke wijze is gewaarborgd dat uitvoering van archeologisch onderzoek geen onevenredige aantasting van het groene karakter van het perceel zal kunnen opleveren, nu werken en werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen zijn uitgezonderd van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Hierbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het onderzoek (…) heeft uitgewezen dat de kans op het voorkomen van archeologische resten op het perceel groot is, waardoor te verwachten is dat binnen het plangebied archeologisch onderzoek zal worden uitgevoerd. Het betoog slaagt”. 

Zie uitspraak ABRS 27 maart 2013, no. 201206478/1/T1/R2.

Archeologie agrarische grond 50 cm onder het maaiveld verstoord

Archeologie agrarische grond –  50 cm onder het maaiveld verstoord in het kader van archeologisch onderzoek bij bestemmingsplan

De gemeente heeft in het bestemmingsplan de volgende planregel bij de bestemming ‘Waarde – Archeologie’ opgenomen:

de vergunningplicht – en daarmee de onderzoeksverplichting – geldt voor werkzaamheden in de bodem vanaf een diepte van 50 cm onder het bestaande maaiveld voor gronden met de bestemming ‘Agrarisch met waarden – Landschap of ‘Agrarisch met waarden – Landschap en natuur'”

Volgens appellant gaat is de raad er ten onrechte vanuit gegaan dat deze gronden al vanaf deze diepte verstoord zijn. Dit is volgens hem niet onderzocht en gaat regulier agrarisch gebruik niet dieper dan 25 à 30 cm beneden het maaiveld.

De Afdeling kan de gemeente niet volgen. De raad heeft hierbij het voorbeeld genoemd het scheuren van grond en het aanleggen van drainage. Volgens de Afdeling zijn dit niet-reguliere, incidentele werkzaamheden in de agrarische bedrijfsvoering. In geval van de aanleg van drainage is de bodem slechts verstoord ter plaatse van de drainagebuizen, zodat niet voor het gehele perceel kan worden aangenomen dat de bodem tot 50 cm onder het bestaande maaiveld is verstoord.

Zie uitspraak ABRS 20 maart 2013, no. 201205452/1/R4.

Archeologie bestemmingsplan en archeologische waardenkaart

Archeologie bestemmingsplan – waarom je bij het opstellen van een bestemmingsplan nooit klakkeloos de aangegeven archeologische waarden van de archeologische waardenkaart moet overnemen.

Het is standaardjurisprudentie dat een gemeente ter voorbereiding van een bestemmingsplan in voldoende mate moet onderzoeken of er archeologische waarden in het plangebied aanwezig zijn dan wel of het aannemelijk is dat deze voorkomen. Meestal wordt er gebruik gemaakt van een archeologische of cultuurhistorische waardenkaart en wordt deze 1-op-1 vertaald naar de verbeelding.

Het is belangrijk om bij zienswijzen die melding maken van roering van bepaalde gronden in het verleden, nader onderzoek te verrichten of de archeologische waarden nog wel aanwezig zijn dan wel vernield zijn. Dit komt veel voor bij agrarische gronden. 

In dit geval stelt appellant in beroep dat op het mijnbouwperceel in het verleden mijnbouwwerkzaamheden hebben plaatsgevonden. Als gevolg hiervan is volgens appellant de bodem gesaneerd en opgehoogd met zand.

De Afdeling overweegt:Wat betreft het mijnbouwperceel heeft de raad ter zitting niet weersproken dat gronden ter plaatse zijn geroerd tot op een diepte van 1 m in verband met het saneren van het terrein. Gelet hierop valt te betwijfelen of er nog archeologische sporen aanwezig zijn. Ter zitting heeft de raad verklaard dat geen veldonderzoek is gedaan naar de archeologische waarden ter plaatse. Verder blijkt niet dat de raad de omstandigheid dat het perceel reeds is geroerd heeft meegewogen bij de beslissing om de medebestemming ‘Waarde – Archeologie’ aan deze gronden toe te kennen. Aangezien deze gegevens wel bij de raad bekend waren, oordeelt de Afdeling dat het beschikbare kaartmateriaal ontoereikend was om de medebestemming toe te kennen, zonder een plaatselijk bodemonderzoek te verrichten. Nu de raad dat heeft nagelaten, is het bestreden besluit, (…) in strijd met artikel 3:2 van de Awb.”

uitspraak: ABRS 14 november 2012, no. 201106349/1/R4

omgevingsjurist