geluid recreatiewoning en Activiteitenbesluit

Geluid recreatiewoning en Activiteitenbesluitgeluid recreatiewoning

Onder ‘woning’ in de zin van het Barim (thans: Activiteitenbesluit) wordt verstaan: “een gebouw of een deel van een gebouw dat voor bewoning wordt gebruikt of daartoe is bestemd’. 

De Afdeling bevestigt in deze uitspraak van 11 juli 2012, LJN: BX1081 nog eens dat hieronder ook permanent bewoonde recreatiewoningen moeten worden beschouwd.

In deze uitspraak gaat het om een bestemmingsplan dat een sportcomplex mogelijk maakt. Het sportcomplex zal worden gebruikt voor voetbal en cricket. Appellant die een naastgelegen woning bewoont op een afstand van 10 meter van het plangebied, stelt beroep in. Hij stelt dat er ter plaatse geen sprake is van een goed woon- en leefklimaat, met name vanwege geluidhinder.

De gemeente stelt zich op het standpunt dat is aangesloten bij de afstanden die in de VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ zijn opgenomen en dat daaraan wordt voldaan. De raad brengt onder meer naar voren dat het veldsportcomplex valt onder de werkingssfeer van het Barim, zodat aan de daarin gestelde geluid- en lichtnormen moet worden voldaan.

Geluid recreatiewoning – De woning van appellant is in strijd met het bestemmingsplan opgericht. Er geldt voor de recreatiewoning de bestemming ‘Recreatie’. De gemeente heeft zich volgens de Afdeling onterecht op het standpunt gesteld dat wordt voldaan aan de aanbevolen afstand van 50 m voor een veldsportcomplex t.o.v. een milieugevoelige bestemming.

Uit het akoestische onderzoek blijkt dat t.a.v. de permanent bewoonde woning sprake is van een overschrijding van de in het Barim gestelde grenswaarden door voetbaltrainingen in de avondperiode op het trainingsveld. “Niet is gebleken van waarborgen op grond waarvan kan worden aangenomen dat (..) een geluidwerende voorziening zal worden gerealiseerd dan wel andere maatregelen zullen worden getroffen zodat aan de in het Barim gestelde grenswaarden kan worden voldaan. De raad heeft voorts ter zitting bevestigd niet handhavend tegen de woning van appellant en het gebruik daarvan te zullen optreden. De raad heeft zich gezien het vorenstaande niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan in zoverre uit het oogpunt van een goed woon- en leefklimaat aanvaardbaar is.”

omgevingsjurist

 

Kleinschalig kamperen geen verblijfsrecreatie VNG-brochure

Kleinschalig kamperen geen verblijfsrecreatie ingevolge VNG-brochurekleinschalig kamperen

Een bestaande minicamping ligt op een afstand van 15 tot 20 meter van de bestemmingsgrens van een bedrijventerrein. De minicamping maakt onderdeel uit van een agrarisch bedrijf. Deze gronden hebben de bestemming ‘Agrarisch’. Op grond van een omgevingsvergunning (afwijken bestemmingsplan) mag de grond gebruikt worden voor kleinschalig kamperen van 1 april tot 1 november voor ten hoogste 25 standplaatsen.

De gemeente stelt zich op het standpunt dat de minicamping niet behoeft te worden beschermd tegen omliggende bedrijvigheid. Volgens de gemeente zijn de richtafstanden van de VNG-brochure niet van toepassing, omdat de minicamping geen zelfstandig recreatiebedrijf is, maar een nevenfunctie van het agrarisch bedrijf.

Volgens de Afdeling heeft de gemeente zich in redelijkheid op het standpunt mogen stellen dat in het onderhavige geval het kleinschalig kamperen niet hoeft te worden gelijkgesteld met verblijfsrecreatie als bedoeld in de VNG-brochure. De Afdeling neemt daarbij in aanmerking dat het kleinschalig kamperen gelet op de systematiek van het bestemmingsplan ‘Agrarisch Buitengebied’ ondergeschikt is aan het agrarische bedrijf en voorts gelet op het aantal toegestane standplaatsen en de toegestane openingsduur van beperkte omvang is.

Het voorgaande betekent volgens de Afdeling echter niet dat de kampeeractiviteiten in het kader van een goede ruimtelijke ordening op geen enkele wijze bescherming behoeven tegen de gevolgen van de door het plan mogelijk gemaakte milieubelastende activiteiten. De Afdeling stelt vast dat de raad de gevolgen van de door het plan mogelijk gemaakte milieubelastende activiteiten voor de gebruikers en exploitanten van de minicamping, waaronder het mogelijk optreden van geluid- en stankhinder, ten onrechte niet heeft betrokken in zijn afweging of de vestiging van het bedrijventerrein, zoals dat door het plan mogelijk wordt gemaakt, strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Dit getuigt, mede gelet op de geringe afstand tussen de minicamping en de door het plan mogelijk gemaakte milieubelastende activiteiten, niet van een zorgvuldige belangenafweging in het kader van de voorbereiding van het plan. Zie verder ABRS 27 juni 2012, 201112199/1/R2.

omgevingsjurist

VNG-brochure verpleeghuis onderscheid woningen en zorgwoningen

VNG-brochure verpleeghuis: onderscheid reguliere woningen en zorgwoningen is relevantVNG-brochure verpleeghuis

Het bestemmingsplan in kwestie maakt de bouw mogelijk van 18 woningen die zorggerelateerd zijn. Appellanten vinden de woningen niet passend in de omgeving en hebben beroep ingesteld.

In de VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ wordt tussen woningen en een verpleegtehuis een richtafstand aanbevolen van 30 m vanwege mogelijke geluidhinder. Volgens appellant staan de nieuw te bouwen zorgwoningen op slechts 10 m afstand van het bestaande verpleegtehuis en is dit in strijd met een goede ruimtelijke ordening.

De Afdeling overweegt het volgende: “De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de voorziene (zorg)woningen, gelet op de combinatie met maatschappelijke voorzieningen ten behoeve van zorggerelateerd wonen, niet gelijk te stellen zijn met reguliere woningen. Voorts telt mee dat de bewoners van de zorgwoningen juist baat hebben bij de ligging van het verpleegtehuis, vanwege de voorzieningen, zodat zij meer geluidsoverlast moeten dulden dan bewoners van reguliere woningen. (…)“.

Zie ABRS 30 mei 2012, 201110243/1/R1.

Voor meer informatie

omgevingsjurist

VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ toepassen bij nieuwe situaties

VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering toepassen bij nieuwe situatiesVNG-brochure

Het bestemmingsplan in kwestie maakt onder meer de bouw van 2 suikersilo’s mogelijk ten behoeve van de Suikerunie. Omwonenden betogen in beroep dat er onvoldoende rekening is gehouden bij de besluitvorming met hun belangen. Ze betogen onder meer dat de aanbevolen afstanden uit de VNG-brochure niet in acht zijn genomen. Volgens hen is er sprake van een nieuwe situatie en is de VNG-brochure van toepassing. De raad stelt dat er geen sprake is van een nieuwe situatie, maar van een bestaande situatie waarbij de bouwgrens 4,5 m wordt opgeschoven.

De Afdeling overweegt: “In dit geval is sprake van bestaande woningen en een bestaand bedrijf. De Afdeling overweegt echter dat de in het plan voorziene uitbreiding kan worden aangemerkt als een nieuwe ontwikkeling. De in de VNG-brochure genoemde afstanden geven derhalve ook in deze situatie een indicatie van die afstand die, ter voorkoming van hinder, aangehouden dien te worden. De woningen van appellanten liggen op een afstand van ongeveer minimaal 50 m van de gronden met de bestemming ‘Bedrijventerrein’. Volgens de VNG-brochure vallen suikerfabrieken met een verwerkingscapaciteit van meer dan 2.500 ton per jaar onder milieucategorie 5.3 en is de grootste richtafstand vanwege het milieuaspect geur, 1000 m.”

Zie uitspraak ABRS 23 februari 2012, no. 201108372/1/T1/R4.

Meer informatie?

omgevingsjurist

 


milieucategorie bedrijven in bestemmingsplan terugbrengen

Milieucategorie bedrijven in bestemmingsplan terugbrengenmilieucategorie bedrijven

Het onderhavige bestemmingsplan maakt de vestiging mogelijk van een te verplaatsen bedrijf naar een nieuwe bedrijfslocatie. De onderliggende bestemming liet bedrijven toe met een milieucategorie 4. De bestemming ‘Bedrijf’ had gemeente aangepast en in de regels was bepaald dat er bedrijven worden toegelaten tot maximaal milieucategorie 3. Appellant voert aan dat het terugbrengen van een toegestane milieucategorie nog niet betekent dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. De woning van appellant staat op een afstand van 15 m tot het bedrijfsperceel. In de Staat van Bedrijfsactiviteiten wordt een afstand aanbevolen van 50 tot 100 m.

De Afdeling oordeelt dat het terugbrengen van een bestaande milieucategorie bij een bestemming nog niet betekent dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. “Nu de raad heeft aangegeven geen onderzoek te hebben gedaan naar de gevolgen van de vestiging van het metaalbedrijf voor het woon- en leefklimaat van appellant en gezien de korte afstand tussen het voorziene metaalbedrijf en de woning van appellant, zijn de gevolgen van het bestreden plandeel voor het woon- en leefklimaat van appellant onvoldoende inzichtelijk gemaakt.” Zie ABRS 9 mei 2012, 201106850/1/R2. (milieucategorie bedrijven)

Tip voor de praktijk: Onderbouw altijd waarom een afwijking van de aanbevolen afstanden uit de VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ of uit de bedrijvenlijst van het bestemmingsplan nodig is en neem dit op in de toelichting van het bestemmingsplan. Geef aan waarom de verkorte afstand niet leidt tot een aantasting van het woon- en leefklimaat. Betrek hierin zowel de feitelijke situatie als de maximale mogelijkheden die het bestemmingsplan mogelijk maakt. Ondersteun dit met foto’s en een akoestisch onderzoek.

Vragen over onderbouwing milieuzonering?

omgevingsjurist

 

maximale planologische mogelijkheden en akoestisch rapport

Maximale planologische mogelijkheden en akoestisch rapportmaximale planologische mogelijkheden

De onderhavige wijzigingsbepaling in een bestemmingsplan maakt de bouw mogelijk van twee woningen nabij een boomkwekerij. In de wijzigingsvoorwaarden stond aangegeven dat er uit milieuoogpunt geen bezwaren mogen bestaan voor de vestiging van de woningen. Tevens mogen de woningen geen belemmering vormen voor bedrijfsactiviteiten in de omgeving.

De kweker betoogt dat in en bij de woningen, die na de wijziging gebouwd kunnen worden, geen goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Hij vreest verder een beperking van zijn bedrijfsvoering en uitbreidingsmogelijkheden. Hij betrekt hierin de VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ die uitgaat van een afstand van 30 m. Hij geeft aan dat er ter plaatse een te hoge geluidbelasting is te verwachten.

De gemeenteraad stelt dat er aan de aanbevolen afstand uit de VNG-brochure kan worden voldaan. De raad baseert zich op een akoestisch onderzoek waarin de geluidbelasting van het bedrijf op de voorziene woningen is onderzocht. Hierin is uitgegaan van de feitelijke activiteiten op de gronden en is geconcludeerd dat aan het Besluit landbouw kan worden voldaan.

De Afdeling overweegt: “Blijkens het rapport wordt op een deel van de gronden de grenswaarde voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau van 45 dB(A) en het maximale geluidsniveau van 70 dB(A) overschreden. Vaststaat dat in het rapport is uitgegaan van de huidige feitelijke bedrijfsvoering en niet van de benutting van de maximale planologische mogelijkheden ter plaatse van de gronden van de kwekerij. Als hiervan wordt uitgegaan en aan de voorzijde van zijn perceel bedrijfsactiviteiten plaatsvinden, de zone van 30 m ook over de voorziene woningen komt te liggen en dat de desbetreffende grenswaarden bij de woningen kunnen worden overschreden. De raad heeft miskend dat in zoverre geen invulling aan de wijzigingsbevoegdheden kan worden gegeven waarbij sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Niet in geschil is dat de inrichting thans onder de werking van het Besluit landbouw milieubeheer valt. Nu het plan voorziet in de bouw van woningen op minder dan 50 m afstand van de inrichting is niet uit te sluiten dat de inrichting in dat geval niet meer onder de werking van het Besluit kan vallen (…).” Zie verder r.o. 2.3.5 e.v. van uitspraak ABRS 25 april 2012, LJN: BW3848.

Tip voor de praktijk: Ga bij het bepalen van een goede ruimtelijke ordening – zowel een goed woon- en leefklimaat voor de toekomstige bewoners als dat de bedrijfsvoering van een omliggend bedrijf niet mag worden beperkt – van het worst-case-scenario. Betrek hierin de maximale planologische mogelijkheden.

Voor meer informatie

omgevingsjurist

VNG-brochure jachthaven en recreatiewoningen

VNG-brochure jachthaven en afstand recreatiewoningenvng-brochure jachthaven

Zoals bekend zijn de in de VNG-brochure genoemde afstanden indicatief van aard. In deze casus gaat het om de aan te houden afstand tussen een bestaande jachthaven en voorziene recreatiewoningen. Volgens de VNG-brochure behoort een jachthaven tot milieucategorie 3.1. Voor deze categorie wordt in een gemengd gebied een afstand van 30 m aanbevolen tussen de perceelsgrens van een bedrijf en de gevel van een woning vanwege het aspect geluid.

De feitelijke afstand tussen de jachthaven en de beoogde recreatiewoningen bedraagt 25 m en 10 m. In de plantoelichting staat vermeld dat gezien de aard en schaal van het gebied en de jachthavens in overweging nemende, de bouw van de recreatiewoningen in het plangebied aanvaardbaar wordt geacht en dat mogelijke (milieu)hinder van jachthavens inherent is aan een gebied voor recreatie en – toerisme.

De Afdeling oordeelt in een uitspraak van 11 april 2012, (no. 201103639/1/R3) dat in het kader van een goed woon- en leefklimaat een onderzoek om te bepalen of en hoe een vergelijkbare geluidkwaliteit (zoals bij de aanbevolen afstand van 30 m) bij de voorziene recreatiewoningen behaald kan worden, ontbreekt. Met de enkele stelling dat de hinder van jachthavens voor recreatiewoningen inherent is aan het voor waterrecreatie en watertoerisme bestemde gebied heeft de raad niet aannemelijke gemaakt dat de hinder ter plaatse van de voorziene recreatiewoningen niet onevenredig belastend zijn. (VNG-brochure jachthaven).

Richtafstanden VNG-brochure en feitelijke bedrijfsactiviteiten

Richtafstanden VNG-brochure en feitelijke bedrijfsactiviteitenrichtafstanden VNG-brochure

Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet de invloed van bestaande bedrijvigheid op nieuwe ontwikkelingen, zoals woningbouw, worden afgewogen. Met milieuzonering kunnen grenzen worden gesteld aan de toelaatbaarheid van de bedrijfsactiviteiten. Als hulpmiddel hierbij wordt meestal de VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ (2009) gebruikt. De lijsten in dit boekje hanteren richtafstanden voor alle denkbare activiteiten (Richtafstanden VNG-brochure). De afstanden zijn indicatief van aard, zodat er gemotiveerd van kan worden afgeweken. Omdat volgens jurisprudentie deze afstanden worden gezien als basisafstanden, is het goed om te beseffen dat bij het afwijken van de richtafstanden de motivering ‘goed in elkaar’ moet steken en gebaseerd moet zijn op onderzoek.

In een uitspraak van 11 april van de Afdeling (no. 201101342/1/T1/R1) is de afstand tussen een bestaande bakkerijgrondstoffenfabriek en beoogde nieuwbouw van woningen aan de orde. Appellant vreest een onaanvaardbare geurhinder voor de bewoners van de in het plan voorziene woningen. Volgens hem is ten onrechte geen rekening gehouden met de richtafstanden uit de VNG-brochure. Volgens hem valt het bedrijf onder categorie 4.1, als gevolg waarvan een afstand van tenminste 200 m tot de voorziene woningbouw moet worden aangehouden. Het bedrijf van appellant ligt op ongeveer 70 m afstand van het plangebied.

Volgens de Afdeling is de gemeente bij haar onderzoek niet uitgegaan van de juiste feitelijke situatie. De woorden ‘zover bekend’ sluiten niet uit dat de gemeente niet op de hoogte was van de concrete feitelijke situatie van het bakkerijbedrijf. In dat verband is van belang dat een beschrijving van de bedrijfsactiviteiten en de bedrijfsvoering ontbreekt. Niet duidelijk is welke norm in het onderzoek van de gemeente is gehanteerd op basis waarvan de raad het standpunt inneemt dat het bakkerijbedrijf geen ernstige geurhinder tot gevolg heeft en het plan in zoverre een aanvaardbaar woon- en leefklimaat waarborgt voor de bewoners van de voorziene woningbouw.

Tip voor de praktijk Naast informatie over geldende regelgeving (vergunning of melding) dat van toepassing is op het bedrijf, is het van belang de feitelijke situatie vast te stellen. Welke activiteiten voert het bedrijf uit? Wat is de huidige bedrijfsvoering? In de praktijk zie ik te vaak onderbouwingen waarin niet de feitelijke situatie van het bedrijf wordt weergegeven, omdat men al tijden niet bij het bedrijf is geweest. Heel vaak wordt ‘oude informatie’ van een bedrijfsbezoek van jaren geleden in de onderbouwing gebruikt. Daar komt u niet ver mee.

bedrijfswoningen op bedrijventerrein en goede ruimtelijke ordening

Bedrijfswoningen op bedrijventerrein en goede ruimtelijke ordeningbedrijfswoningen

Deze uitspraak van 28 maart 2012 laat weer eens zien dat bij de vaststelling van ruimtelijke besluiten het afwegingskader – en vangnet –  ‘een goede ruimtelijke ordening’ vrijwel altijd geldt. Het onderhavige projectbesluit maakt de opslag van autowrakken mogelijk op een bedrijventerrein. Met het projectbesluit wordt een illegale situatie gelegaliseerd. Op een afstand van 90 m staan op het bedrijventerrein twee woningen gesitueerd. Deze woningen kunnen als bedrijfswoningen worden aangemerkt (met de bestemming ‘Industriële doeleinden’). De aanbevolen afstanden uit de VNG-brochure zijn hier niet van toepassing, nu de beide bedrijfswoningen op een bedrijventerrein zijn gesitueerd en de afstanden uit de VNG-brochure betrekking hebben op burgerwoningen, scholen, ziekenhuizen en andere gevoelige bestemmingen. Toch – zo overweegt de Afdeling – diende het college ‘uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening te beoordelen of het project geen onevenredige geluidhinder meebrengt. (..) De gevolgen van het gebruik van de wrakkenopslag diende in de belangenafweging te worden betrokken.” Zie ABRS 28 maart 2012, no. 201101705/1/A1.

Praktijktip: Besteed altijd aandacht in de toelichting van een ruimtelijke besluit aan het aspect ‘een goede ruimtelijke ordening’, ook al laat bijv. het uitgevoerde (technische) akoestische onderzoek zien dat de grenswaarden niet worden overschreden. Zonder ‘juridische vertaling’ van het technische milieuonderzoek naar een goede ruimtelijke ordening, loopt de gemeente het risico dat een besluit alsnog ‘onderuit gaat’ bij de rechter vanwege een motiveringsgebrek.

Vragen of een onderbouwing nodig?

omgevingsjurist

elektromagnetische straling en afstand tot woning

Elektromagnetische straling tractieonderstation en afstand tot woningelektromagnetische straling

In een uitspraak van 21 maart 2012, no. 201104688/1/A1 komt een bestemmingsplan aan de orde dat een tractieonderstation mogelijk maakt ten behoeve van het openbaar vervoer (tramlijnen). Volgens Wikipedia is een onderstation een elektrische installatie in het hoogspanningsnet. Een tractieonderstation voedt de bovenleidingen van de railinfrastructuur. Het bouwplan voorziet in de realisering van een tractieonderstation ten behoeve van het openbaar vervoer, bestaande uit twee containers met daaromheen een muur.

Volgens de VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ wordt in verband met het aspect gevaar een afstand aanbevolen van tenminste 10 m tussen een woning en een onderstation. Het onderstation is voorzien op minder dan 10 m van een woning zonder nadere motivering. De gemeente heeft erkend middels een onderzoek dat een tractieonderstation elektromagnetische storing kan veroorzaken in woningen dan wel aan de apparatuur van omwonenden. De Afdeling oordeelt dat om die reden nader onderzoek nodig was naar de gevolgen van de realisering van het tractieonderstation op de locatie in kwestie.

omgevingsjurist