Stemgeluid kinderen en geluidsoverlast voor omwonenden

Stemgeluid kinderen en geluidsoverlast voor omwonendenstemgeluid kinderen

In een uitspraak van 20 juni 2012, no. 201109654/1/T1/R1, gaat het over de vermeende geluidsoverlast vanwege stemgeluid kinderen die gebruik maken het grasveld als speelplaats en voetbalveld.  De achtertuinen van appellanten grenzen aan het grasveld. Dit grasveld is publiek toegankelijk en grenst voor een gedeelte aan het schoolplein.

Uit de uitspraak komen de volgende leerzame aspecten ter sprake:

  1. Stemgeluid en inrichting
    Appellant voert aan dat het grasveld deel uitmaakt van de brede school en het tevens een onderdeel is van een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer.
    De Afdeling laat deze opmerking buiten beschouwing, omdat ook als het plangebied onderdeel is van een inrichting als bedoeld in de Wm het stemgeluid van personen op het grasveld op grond van artikel 2.18 van het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer (Barim) niet hoeft te worden betrokken bij de vraag of wordt voldaan aan de geluidnormen die in het Barim aan een inrichting worden gesteld.Desondanks moet de gemeente wel afwegen of geluidsoverlast als gevolg van menselijk stemgeluid uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar is.
  2. Stemgeluid en een goede ruimtelijke ordening / Stem bestemmingsplan af op uitkomsten akoestisch rapport
    Uit deze uitspraak blijkt weer eens hoe belangrijk het is om het akoestische rapport en de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, goed af te stemmen.  Het akoestische rapport gaf aan dat het grasveld in totaal 3 uur per dag zal worden gebruikt. De buurtbewoner had echter op de zitting bij de Raad van State met een film aangetoond dat overdag meer dan 20 kinderen tegelijkertijd het plangebied als speelplaats gebruiken. Verder liet het bestemmingsplan lichtmasten toe. De Afdeling merkt op dat indien lichtmasten worden geplaatst, het aannemelijk is dat het plangebied ’s avonds langer en intensiever zal worden gebruikt dan waarvan in het rapport is uitgegaan.

Tenslotte maakt het bestemmingsplan mogelijk dat de voorziene speelvoorziening bij de grens van het plangebied wordt gesitueerd – bij de tuinen van de bewoners – terwijl in het akoestische rapport wordt uitgegaan van een afstand van 40 m van de tuinen van de woningen.

omgevingsjurist

maatwerkvoorschrift Activiteitenbesluit en aanvaardbaar woon- en leefklimaat

Maatwerkvoorschrift Activiteitenbesluit en aanvaardbaar woon- en leefklimaatmaatwerkvoorschrift activiteitenbesluit

Casus Bij een vestiging van een nieuwe discotheek zullen omwonenden in de regel bezwaren hebben tegen te verwachten geluidsoverlast. In de casus die in Amsterdam afspeelt was dit ook het geval. Uit deze casus blijkt weer eens hoe belangrijk het is om bijv. in het bestemmingsplan door middel van een voorwaardelijke bepaling vast te leggen dat aan de geluidnormen moet worden voldaan (in verband met een goed w00n- en leefklimaat).

De gemeente stelt zich op het standpunt dat het plan geen onaanvaardbare geluidhinder met zich brengt. De gemeente geeft aan dat aan de geluidnormen van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Barim) kan worden voldaan. Volgens het akoestische onderzoeken zullen de geluidnormen van artikel 2.17 van het Barim op de gevel van het in aanbouw zijnde appartementencomplex worden overschreden. Om die reden dienen er geluidwerende voorzieningen te worden getroffen. Na het treffen van de beoogde voorzieningen zal de geluidbelasting op de gevels van de woningen aan de geluidnormen van art. 2.17 van het Barim voldoen.

De Afdeling overweegt over maatwerkvoorschrift Activiteitenbesluit dat “gelet op het voorgaande de gemeente aannemelijk heeft mogen achten dat bij het treffen van de voorgestelde maatregelen de toegelaten discotheek aan de geluidnormen van art. 2.17 van het Barim kan voldoen. Voorts heeft de gemeente zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er bij het voldoen aan de normen van art. 2.17 van het Barim sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de omwonenden.

Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is echter gebleken dat niet op enigerlei wijze is uitgesloten dat de gemeente toepassing zal geven aan art. 2.20 van het Barim, op grond waarvan het bevoegd gezag, in afwijking van de geluidnormen van art. 2.17 bij maatwerkvoorschrift hogere waarden kan vaststellen. Dit klemt temeer, nu Bedrijf X ter zitting heeft verklaard dat zij weliswaar bereid is de voorgestelde geluidisolerende maatregelen te treffen, maar dat zij zal bezien in hoeverre een aanvraag voor het vaststellen van maatwerkvoorschriften om af te wijken van de geluidnormen van art. 2.17 van het Barim, een goedkoper en efficiënter alternatief is.

Het vaststellen van hogere waarden bij maatwerkvoorschrift krachtens  art. 2.20 van het Barim betekent evenwel niet zonder meer dat nog een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de omwonenden is gegarandeerd. Bij de beoordeling of alsdan sprake is van een goed woon- en leefklimaat dienen alle omgevingsfactoren te worden betrokken. Hierbij speel onder meer een rol dat in de notitie is vermeld dat het energetisch gemiddeld muziekniveau in de toegelaten discotheek 100 dB(A) bedraagt en ter zitting is gebleken dat de afstand van de toegelaten discotheek tot de dichtstbijzijnde woningen 25 meter is.

Gelet hierop heeft de gemeente zich niet in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan in zoverre geen onevenredige geluidhinder voor de omwonenden met zich brengt, zonder dat hij ofwel de toepassing van de mogelijkheid om bij maatwerkvoorschriften hogere waarden vast te stellen op enigerlei heeft uitgesloten, ofwel heeft gemotiveerd dat in het licht van alle omgevingsfactoren met het vaststellen van hogere waarden bij maatwerkvoorschrift krachtens art. 2.20 van het Barim nog een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de omwonenden is gegarandeerd.” Zie ABRS 11 april 2012, no. 201005158/1/T1/R2, r.o. 2.4.6.

omgevingsjurist