Geluid buitenzwembad en aantasting woon- en leefklimaat

Geluid buitenzwembad en aantasting woon- en leefklimaatgeluid buitenzwembad

Geluiden bij een buitenzwembad kunnen leiden tot ergernis bij omwonenden. Het kan geluid zijn van een waterpomp, stemgeluid, afzuiging, etc. Het is meestal een combinatie van factoren dat leidt tot overlast. Hoewel het meestal maar een beperkt aantal weken is per jaar. In dit geval gaat het om een uitbreiding van een camping met meer staanplaatsen. Appellanten vrezen dat de uitbreiding zal leiden tot de aantasting van hun woon- en leefklimaat.

Volgens appellanten wordt het nieuwe buitenzwembad mogelijk gemaakt op minder dan 100 m van hun woning. In de VNG-brochure wordt een richtafstand van 200 m aanbevolen. De raad heeft een aanvullend akoestisch onderzoek laten uitvoeren. Uit dit onderzoek blijkt dat het hoogste berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveau ten gevolge van alle activiteiten ten hoogste 41 dB(A), 40 dB(A) en 18 dB(A) voor onderscheidenlijk de dag-, avond- en nachtperiode bedraagt. Volgens de Afdeling kan op basis hiervan worden afgeweken van de hiervoor genoemde richtafstand. De langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus uit het Activiteitenbesluit worden niet overschreden. Verder is volgens de Afdeling rekening gehouden met alle relevante geluidsbronnen: een grasmaaier, afzuiging, laden en lossen van auto’s, pratende en schreeuwende stemmen, koelmotoren en muziek. Lees verder in r.o. 18 e.v. van uitspraak ABRS 31 maart 2021, no. 202003602/1/R3. (geluid buitenzwembad)

Recreatiewoning geen geluidgevoelig gebouw Wet geluidhinder

Recreatiewoning geen geluidgevoelig gebouw ingevolge Wet geluidhinderrecreatiewoning

De raad van de gemeente Hollands Kroon heeft een bestemmingsplan vastgesteld voor 5 recreatiewoningen en 38 standplaatsen. Het bestaande fruitteeltbedrijf wordt beëindigd.

Appellant exploiteert een melkveehouderij in de directe nabijheid van het plangebied. Hij vreest onder andere voor een beperking van zijn bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Ten aanzien van het aspect geluid voert hij aan dat ten onrechte geen onderzoek heeft plaatsgevonden naar de geluidbelasting van de veehouderij op de geluidgevoelige objecten binnen het plangebied. Voor zover al onderzoek heeft plaatsgevonden, is volgens hem ten onrechte de geluidemissie van de veehouderij buiten beschouwing gelaten. Volgens appellant is er dan ook geen sprake van een aanvaardbaar verblijfsklimaat ter plaatse van het recreatieterrein.

Zoals de Afdeling eerder heeft geoordeeld (…) “is het vaste jurisprudentie van de Afdeling dat een recreatiewoning in beginsel geen geluidgevoelig gebouw is in de zin van de Wet geluidhinder. Een camping is dat evenmin. Op grond van de Wgh kunnen de vaste kampeermiddelen en recreatiewoningen aldus niet als geluidgevoelige objecten worden aangemerkt. Dit neemt niet weg dat moet worden nagegaan of ter plaatse van het recreatieterrein sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat(…) Weliswaar is er onderzoek verricht naar de geluidbelasting op het recreatieterrein als gevolg van het wegverkeerslawaai, maar is geen rekening gehouden met de geluidbelasting op het recreatieterrein als gevolg van de bedrijfsactiviteiten van appellant. Dit klemt temeer nu het recreatieterrein op korte afstand van de veehouderij ligt. De stelling van de raad dat de geluidbelasting als gevolg van de bedrijfsactiviteiten van appellant is meegenomen door te toetsen aan de richtafstand uit de Handreiking “Bedrijven en milieuzonering” van de VNG, het een bestaande situatie betreft, recreanten op de camping ervoor kiezen om in het buitengebied op een landelijke agrarische camping te verblijven, geen klachten bekend zijn van de recreanten, het recreatieterrein wordt heringericht en intensieve veehouderijen in nagenoeg elk bestemmingsplan “Buitengebied” de mogelijkheid hebben agrarische campings en andere nevenactiviteiten op het eigen agrarische bedrijfsperceel te starten, biedt onvoldoende grond voor het oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat ten aanzien van het aspect geluid een aanvaardbaar verblijfsklimaat ter plaatse van het recreatieterrein is gegarandeerd. (…)”

Lees meer in uitspraak ABRS 1 mei 2019, no. 201801643/1/R1.

Bel voor juridisch advies inzake geluid en bestemmingsplan naar 010 – 268 0689.

Kampeerterrein niet geluidgevoelig wel bescherming tegen geluid

Kampeerterrein niet geluidgevoelig wel bescherming tegen geluidkampeerterrein

Het bestemmingsplan in kwestie maakt een nieuwe entree mogelijk naar het achterliggende natuurgebied. Verder voorziet het plan in recreatieve voorzieningen, horeca, educatiemogelijkheden, kleinschalige verblijfsrecreatie, parkeervoorzieningen en een uitkijktoren. Appellanten exploiteren een camping en een recreatieoord aan weerszijden van de voorziene natuurpoort. Zij stellen onder meer dat het plan leidt tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat. Zie verder r.o. 4 van de uitspraak.

De Afdeling overweegt het volgende: “Zoals de Afdeling eerder heeft geoordeeld (…) bevat de Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening 1998 geen bindende voorwaarden en heeft deze primair tot doel overheden een hulpmiddel te bieden bij het voorkomen en beperken van hinder door industrielawaai in het kader van de vergunningverlening en (in sommige gevallen) het stellen van nadere eisen. Voor de beoordeling van de gevolgen voor het woon- en leefklimaat hoefde de Handreiking dan ook niet betrokken te worden bij de voorbereiding van het bestreden besluit. (…)

De planregels bevatten voor het kampeerterrein alleen een minimumafstand van 12 m tussen de in het plan mogelijk gemaakte terrassen en de openbare weg en een minimumafstand van 10 m tussen de horecagebouwen en de bestemmingsgrenzen. (…) Dat een kampeerterrein volgens de raad geen geluidgevoelig object is als bedoeld in de milieuwetgeving, betekent (…) niet dat de kampeerplaatsen in het geheel geen bescherming tegen geluidhinder toekomen. Gezien het feit dat onder andere nachtverblijf is toegestaan, is sprake van een situatie waarin met een zekere regelmaat en gedurende langere tijd personen zullen verblijven op het kampeerterrein. In het kader van een goede ruimtelijke ordening komt daarom aan de gebruikers van het als zodanig bestemde parkeerterrein, waar stilte, rust, donkerheid en privacy kernwaarden zijn, een zekere mate van bescherming tegen geluidhinder toe.” Zie verder r.o. 4.5 in uitspraak ABRS 8 november 2017, no. 201609544/1/R2. 

Vragen over geluid in relatie tot woon- en leefklimaat? Lees meer

omgevingsjurist