Laagfrequent geluid windturbines beroep heeft geen zin

Laagfrequent geluid windturbines – Beroep heeft geen zin

Het klinkt niet echt hoopgevend: ‘Beroep heeft geen zin’. Toch is dat wel de realiteit als we het hebben over de relatie gezondheid en windturbines. Het college van B&W heeft een omgevingsvergunning verleend voor de komst van 3 windturbines. De windturbines hebben een maximale ashoogte van 132 meter en een maximale tiphoogte van 120 meter.

laagfrequent geluid

Appellanten vrezen een aantasting van hun woon- en leefklimaat door de komst van de windturbines op een afstand van circa 900 m van hun woning. Zij betwisten onder meer de uitspraak van de rechtbank dat de geluidnormen uit artikel 3.14a van het Activiteitenbesluit milieubeheer voldoende bescherming bieden tegen laagfrequent geluid. Zij betogen dat bij het vaststellen van de geluidnormen in het Activiteitenbesluit onvoldoende rekening is gehouden met de ernstige hinder van en gezondheidseffecten van laagfrequent geluid van windturbines. Appellanten wijzen erop dat de kans op ernstige hinder bij de gehanteerde norm 8 tot 9% is.

Ten aanzien van het betoog van appellanten dat de rechtbank eraan voorbij is gegaan dat de veranderde inzichten wat betreft de hinderlijkheid van windturbinegeluid niet zijn verdisconteerd in de aan artikel 3.14a, eerste lid, van het Activiteitenbesluit ontleende geluidnormen, wijst de Afdeling naar hetgeen zij heeft overwogen in haar uitspraak (…). Hierin heeft zij geoordeeld dat geen grond bestaat voor de conclusie dat niet langer mag worden uitgegaan van de geluidnormen neergelegd in artikel 3.14a (…)” Lees meer in r.o. 6.5 en verder van uitspraak ABRS 8 april 2020, no. 201906195/1/R1.

Bel of mail voor meer informatie of advies over laagfrequent geluid

Geluidhinder voegovergangen van brug

Geluidhinder voegovergangen brug en goede ruimtelijke ordeninggeluidhinder voegovergangen

Het bestemmingsplan in kwestie voorziet onder meer in de aanleg van twee rotondes. Appellanten wonen in de omgeving van de twee rotondes en betogen dat het plan leidt tot een aantasting van het woon- en leefklimaat door onder meer geluidhinder. Ze betogen onder meer dat er in de akoestische onderzoeken niet is onderzocht wat het effect is van de voegovergangen in de brug. Dat betreft de effecten van het rijden van een voertuig over een voeg in de weg.

De Afdeling overweegt het volgende: “(…) Het vorenstaande betekent echter niet dat de raad bij de planvaststelling helemaal geen rekening hoefde te houden met het geluid van de voegovergangen van de brug (…). Daartoe wijst de Afdeling erop dat in het tweede deskundigenbericht is vermeld dat het voegen- en brugdekgeluid als een aparte laagfrequente geluidsbron kan worden beschouwd, los van de beoordeling van het normale wegdek-band geluid op basis van de Wet geluidhinder. Dit betrekt een aparte beoordeling in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Naar het oordeel van de Afdeling was de raad in het kader van een zorgvuldige voorbereiding van het bestreden besluit.  Lees meer in r.o. 32.2 van uitspraak ABRS 6 december 2017, no. 201602264/1/R3.

Meer weten over geluid en een goede ruimtelijke ordening? Bel, mail of lees meer…

omgevingsjurist

 

 

 

Geluidnormen in planregels bestemmingsplan evenementen

Geluidnormen in planregels bestemmingsplan en evenementengeluidnormen

De gemeente heeft een bestemmingsplan voor de regeling van evenementen op een drafbaan vastgesteld. In de planregels zijn zowel maxima opgenomen voor het aantal bezoekers als voor maximaal toegestane geluidnormen.

In de nota Strategisch Evenementenbeleid staat dat muziekevenementen doorgaans maximaal 12 keer per jaar op één locatie georganiseerd kunnen worden. In voornoemde nota staat dat de drafbaan een toplocatie is voor grootschalige evenementen, zoals grote (pop)concerten, het bevrijdingsfestival en volksfeesten. geluidnormen

Appellant betoogt dat het plan 11 dagen onafgebroken muziekfestivals toestaat, omdat voor muziekevenementen, anders dan voor dance-evenementen geen maximale duur, rustperiode en aanvangstijd in de planregels is opgenomen. Hij voert aan dat voor dance-evenementen een rustperiode voor 2 weken in de planregels is opgenomen en dat dit voor de overige muziekevenementen ontbreekt.

Appellant betoogt verder dat de in de planregels opgenomen geluidnormen voor categorie-2 en 3-evenementen onzorgvuldig tot stand zijn gekomen. Hij voert aan dat onduidelijk is of met de aangegeven geluidnormen getallen bedoeld worden die zijn gebaseerd op LAeq of LCeq metingen, of op LAmax of LCmax. Als in de planregels is uitgegaan van het equivalente geluidniveau is het van belang om te weten over welke tijdsduur, des te meer piekgeluiden zijn toegestaan. Deze informatie ontbreekt ten onrechte in de planregels, aldus appellant.

De raad stelt dat vanuit een oogpunt van ruimtelijke aanvaardbaarheid ervoor is gekozen voor dance-evenementen een rustperiode van minimaal 2 weken en een maximale duur van 8 uur vast te leggen in het plan. Een uitbreiding van deze regeling naar alle muziekevenementen is niet nodig, omdat er volgens de raad geen onaanvaardbare hinder optreedt als gevolg niet niet-dance-evementen.

De raad stelt verder dat de in de planregels opgenomen geluidnormen zien op het langtijd beoordelingsgemiddelde, het equivalente geluidniveau LAeq en LCeq. De raad erkent dat is nagelaten dit in de planregels op te nemen.

De Afdeling overweegt: (…) voorts overweegt de Afdeling dat nu in de artikelen (…) van de planregels niet is vermeld dat de geluidnormen zien op het equivalente geluidniveau en evenmin is vermeld hoe dit niveau dient te worden gemeten, de raad ten aanzien van deze geluidnormen niet precies genoeg heeft geregeld wat hij heeft beoogd. (…) Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het plan nvoor alle categorie 2- en 3 evenementen hogere geluidwaarden toestaat en dat in de planregeling voor alle evenementen naast een dB(A)- ook een dB(C) waarde voor de bastonen is vastgesteld. Gelet hierop heeft de raad het plan in zoverre in strijd met artikel 3:46 van de Awb vastgesteld.

Over laagfrequent geluid kunt u lezen in r.o. 11.2 van ABRS 23 augustus 2017, no. 201607013/1/R3

Advies nodig over de planologische regeling van geluidnormen?

omgevingsjurist

Laagfrequent geluid bij treinen onderzoeken

Laagfrequent geluid bij treinen onderzoeken – aanvaardbaar woon- en leefklimaatlaagfrequent geluid

Het bestemmingsplan in kwestie heeft betrekking op de spoorlijn Roodeschool – Eemshaven. De bestaande spoorlijn wordt geschikt gemaakt voor personenvervoer, de spoorlijn wordt verlengd en er komt een nieuw treinstation.  Een tweetal agrariërs vrezen als gevolg van deze ontwikkelingen ernstige geluidsoverlast bij hun bedrijfswoningen.

Aangevoerd wordt dat onder meer de geluidbelasting als gevolg van de nieuwe halte niet is onderzocht. Op dit nieuwe station zullen treinen halteren. Het geluid afkomstig van deze halterende treinen zal leiden tot ernstige geluidhinder bij de bedrijfswoningen. Hierbij wordt erop gewezen dat de afstand tussen de bedrijfswoning en de halte slechts 60 meter bedraagt, in plaats van de 100 meter richtafstand ingevolge de VNG-brochure. Gelet hierop had volgens appellant akoestisch onderzoek moeten worden uitgevoerd. Verder wordt verwezen naar de hinder als gevolg van laagfrequent geluid als gevolg van halterende treinen.

De Raad van State overweegt als volgt: “In het deskundigenbericht staat dat het nieuwe station niet meer omvat dan een perron met een wachtvoorziening en een voorplein met enkele parkeerplaatsen en een fietsenstalling, zodat waarschijnlijk volstaan kan worden met een kleinere afstand dan de in de VNG-brochure gestelde afstand van 100 meter. Om met zekerheid te kunnen bepalen dat een afstand van 60 meter voldoende is, en het nieuwe station vanwege het aspect geluid ruimtelijk aanvaardbaar is, had een beschouwing van de geluidaspecten van het nieuwe station in de rede gelegen. Het deskundigenbericht vermeldt verder dat in de woning van appellant vanwege de halterende treinen laagfrequent geluid kan optreden waarmee in de VNG-brochure geen rekening is gehouden en dat nader onderzoek zal moeten uitwijzen in welke mate dit laagfrequent geluid in de woning van appellant optreedt. (…)”.

Zie verder r.o. 16.2 e.v. van uitspraak ABRS 19 juli 2017, no. 201600845/1/R3.

Vragen over laagfrequent geluid en een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij woningen?

omgevingsjurist