Geluidsoverlast horeca beperken via Activiteitenbesluit en bestemmingsplan

Geluidsoverlast horeca in binnenstad beperken via regels geluid uit Activiteitenbesluit en bestemmingsplan

Onlangs heb ik voor een gemeente een onderbouwing gemaakt voor de toelichting van een bestemmingsplan dat ging over de invulling van een nieuwe bestemming voor een reeds gevestigde horecazaak in een drukke binnenstad. De horecazaak is gevestigd in een monumentaal pand waar de Monumentenwet 1988 op van toepassing is. Naast een nieuw bestemmingsplan liep er ook gelijktijdig een handhavingszaak vanwege geluidsoverlast door muziek en luidruchtig stemgeluid vanwege bezoekers op het terras. De gemeente vroeg me om een oplossing hoe dit het beste ingepast kon worden in het bestemmingsplan.

De oplossing is een combinatie van regels uit het Activiteitenbesluit, de APV en het bestemmingsplan. Allereerst is het belangrijk om het juridische kader dat hierbij een rol kan spelen op een rijtje te zetten:geluidsoverlast horeca

  • Activiteitenbesluit milieubeheer
  • APV
  • Een goede ruimtelijke ordening (Wro)
  • VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering.

In deze publicatie bespreek ik alleen de relatie tussen geluid in het Activiteitenbesluit en het bestemmingsplan. De VNG-brochure laat ik hier verder buiten beschouwing, maar speelt tevens een rol bij het bestemmingsplan. Besteed hier dus wel aandacht aan in de ruimtelijke onderbouwing!

Activiteitenbesluit

In afdeling 2.8 zijn de algemene regels opgenomen over geluidhinder van inrichtingen van type A of B. Met name artikel 2.17 is van belang bij de beoordeling van geluidhinder vanwege allerlei activiteiten van een horecabedrijf, zoals werkzaamheden in het bedrijf, maar ook los- en laadactiviteiten en bijv. muziekinstallaties. In de bijbehorende tabel staan de maximaal toegestane geluidsniveaus op de gevels van geluidgevoelige gebouwen (milieuspoor).

Een goede ruimtelijke ordening

De relatie tussen het bestemmingsplan en het Activiteitenbesluit komt regelmatig ter sprake in jurisprudentie. Uit uitspraken van de Afdeling blijkt dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening uitsluitend beoordeeld dient te worden of bijv. het bestemmingsplan niet kan worden vastgesteld, omdat ernstig moet worden betwijfeld of kan worden voldaan aan de in het Activiteitenbesluit opgenomen geluidnormen (r.o.-spoor). Andersom hoeft volgens jurisprudentie het enkele feit dat nog geen milieuvergunning is verleend niet te maken dat er geen sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

APV

Op grond van artikel 2.18, lid 5 van het Activiteitenbesluit is het mogelijk voor gemeenten om akoestische normen aan te passen op lokaal niveau. Dat kan via de APV. In deze verordening kunnen nadere eisen worden gesteld om geluidhinder te voorkomen van onder meer versterkte muziek.

STAP 1

Inventariseer allereerst alle klachten over geluidsoverlast horeca. Welke geluidsbronnen zijn aanwezig? Gaat het om incidentele muziekactiviteiten of wekelijkse?  Laat vervolgens een akoestisch onderzoek uitvoeren. Erg belangrijk voor het onderzoek is dat het moet uitgaan van een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden. Zie hiervoor uitspraak ABRS 3 april 2013, no. 201202100/1/R3.

STAP 2

Kan er met geluidsreducerende maatregelen worden voldaan aan de wettelijke geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit? Let op! Dit kan een probleem zijn bij rijksmonumenten, omdat er bijv. niet gewenste voorzieningen mogen worden aangebracht. Kunnen incidentele muziekactiviteiten waarbij de wettelijk toegestane geluidsnormen overschreden wellicht worden geregeld via de APV? Zie artikel 2.18, lid 5 Activiteitenbesluit.

STAP 3

Na de beoordeling van geluid inzake het Activiteitenbesluit, dient de beoordeling plaats te vinden in het kader van een goede ruimtelijke ordening. De vraag is of er een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd voor omwonenden. Gaat het om een stedelijke omgeving waar bewoners meer geluid hebben te dulden dan in een rustige woonwijk? Wijkt de situatie van de afstand van 30 m die wordt aanbevolen in de VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ tussen een muziekcafé en woningen? In dat geval grijp je weer terug naar het akoestische onderzoek uit stap 1. Dit heb je namelijk nodig om het aspect geluid te motiveren.

Uit het akoestisch onderzoek kan blijken dat met behulp van geluidsreducerende maatregelen kan worden voldaan aan het Activiteitenbesluit. Het kan in dat geval raadzaam zijn om de vereiste voorzieningen vast te leggen in een bestemmingsplan. Dit kan in de vorm van een voorwaardelijke bepaling in de planregels.

Bel De Omgevingsjurist voor:

  • juridische onderbouwingen over geluid in bestemmingsplan
  • akoestisch onderzoek

Stemgeluid terras bij restaurant meenemen in bestemmingsplan

Stemgeluid terras en openingstijden terras bij restaurant meenemen in besluitvorming inzake het bestemmingsplan

Het blijft oppassen geblazen bij stemgeluid van terrassen. Bij de afweging of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening speelt stemgeluid van terrassen een rol. Het is belangrijk om hier in het akoestisch onderzoek aandacht aan te besteden.

Het bestemmingsplan in kwestie maakt een uitbreiding van een horecagelegenheid mogelijk. Het restaurant staat aan het begin van de toegangsweg van een recreatiepark (dat geen onderdeel uitmaakt van het bestemmingsplan). Bewoners van een aantal naastgelegen recreatiewoningen voeren in beroep aan dat zij ernstige geluidhinder verwachten als gevolg van feesten en onder meer het terras. Volgens de raad is echter een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de recreatiewoning gewaarborgd. Volgens het akoestisch onderzoek leidt het toegestane gebruik niet tot overschrijding van de geluidnormen in het Activiteitenbesluit.

De raad heeft volgens de Afdeling op een juiste manier in het bestemmingsplan geborgd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Zie voor deze leerzame uitspraak ABRS 26 juni 2013, no. 201210616/1/R4.

omgevingsjurist

akoestisch onderzoek parkeerterrein – vrachtwagentrailer kan niet worden ingezet als geluidscherm om te voldoen aan Activiteitenbesluit milieubeheer

Akoestisch onderzoek parkeerterrein – vrachtwagentrailer kan niet worden ingezet als geluidscherm om te voldoen aan Activiteitenbesluit

Een op zich wat merkwaardige titel van een artikel waarin een uitspraak van de Afdeling wordt behandeld. In een bestemmingsplan dat woningen mogelijk moet maken stelt appellant in beroep dat het voorziene gebruik van een parkeerterrein in strijd is met een goede ruimtelijke ordening vanwege de geluidbelasting van het parkeerterrein.

Volgens appellant is de raad in het akoestisch onderzoek ten onrechte uitgegaan van twee vrachtwagen trailers als geluidscherm. Volgens hem zijn de werkelijke afschermingseffecten van de trailers meettechnisch niet bepaald en niet vergelijkbaar met een geheel gesloten object.

Volgens het akoestisch onderzoek kan door het treffen van maatregelen, waaronder de toepassing van twee vrachtwagentrailers als geluidscherm, het gebruik van het parkeerterrein in overeenstemming met het Activiteitenbesluit worden gebracht. Verder wordt door onder meer deze maatregel aan de binnenwaarden voldaan. Vaststaat dat de trailers een open onderzijde hebben. Om aan de eisen uit de Handleiding meten en rekenen industrielawaai (massa per eenheid van oppervlakte moet tenminste 10 kg/m2 bedragen). Volgens de gemeente moeten de trailers in dat geval worden beladen. Volgens de Afdeling is niet vast komen te staan dat de trailers voldoen aan deze eis: “Gelet hierop heeft de raad zich niet in redelijkheid op het akoestisch onderzoek kunnen baseren voor zover vrachtwagentrailers worden ingezet als geluidscherm.”

Voor meer informatie over deze interessante uitspraak zie ABRS 26 juni 2013, no. 201107874/1/R1.

omgevingsjurist

Maximale planologische mogelijkheden en akoestisch onderzoek

In akoestisch onderzoek vanwege geluid en een goede ruimtelijke ordening uitgaan van maximale planologische mogelijkheden in bestemmingsplanakoestisch onderzoek

Het betreffende uitwerkingsplan maakt de bouw van een hotel, restaurants, commerciële ruimten en een ondergrondse parkeergarage mogelijk. Volgens appellant zal het uitwerkingsplan een onaanvaardbare geluidhinder met zich brengen nu zijn woning direct grenst aan het plangebied.

De Afdeling overweegt:Op basis van dit rapport kan echter niet worden geconcludeerd dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening sprake zal zijn van een aanvaardbare geluidsituatie. In dat kader moeten immers de maximale planologische mogelijkheden worden bezien, zonder uitzondering van relevante geluidsbronnen. Vast staat dat in het akoestische onderzoek de gecumuleerde geluidbelasting van verschillende geluidsbronnen niet is bezien. In het deskundigenbericht is dat wel gebeurd, maar daarbij is tevens aangegeven dat er daarbij van uit is gegaan dat muziekgeluid van het terras en installatiegeluid geen wezenlijke bijdrage leveren aan het gecumuleerde geluidsniveau. Nu het uitwerkingsplan aan de rustige achterzijden van de woonpercelen aan de Bergstraat en direct grenzend aan het woonperceel van appellant een buitenterras voor de voorziene horecabedrijven mogelijk maakt en niet is gebleken dat hiervan is uitgegaan in het akoestische rapport en het deskundigenbericht, is niet uit te sluiten dat de akoestische gevolgen van het terras zijn onderschat. Daarnaast is ten onrechte geen rekening gehouden met geluid van installaties voor luchtzuivering en airco, terwijl het plan voorziet in onder meer een hotel en een ondergrondse parkeergarage, waarbij dergelijke installaties gebruikelijk zijn. Dit klemt des te meer, nu de afstanden tot de omliggende percelen (…) betrekkelijk kort zijn en in de Ontwikkelingsvisie (…) is opgenomen dat de achterzijde en binnenterreinen relatieve rust en stilte uitstralen in het belang van omwonenden”. 

Zie uitspraak ABRS 3 april 2013, no. 201202100/1/R3.

omgevingsjurist

geluidsoverlast kinderen en goede ruimtelijke ordening

Geluidsoverlast kinderen en goede ruimtelijke ordening

De gemeenteraad heeft bij de afweging of er al dan niet sprake is van ernstige geluidsoverlast vanwege spelende kinderen in kader van goede ruimtelijke ordening beoordelingsvrijheid

Spelende kinderen en een goede ruimtelijke ordening: het blijft de gemoederen bezig houden.

Het bestemmingsplan in kwestie maakt een speelplaats voor kinderen mogelijk. De speelplek is voorzien op een afstand van 50 meter van woningen. In het bestemmingsplan is de speelplek als zodanig aangeduid. In de planregels staat dat sport- en speelvoorzieningen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘speelvoorziening’.

De gemeente heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidseffecten van spelende kinderen op de omgeving. Appellant voert onder meer aan dat in het rapport ten onrechte geen rekening is gehouden met een straffactor van 5 dB(A) voor impulsgeluid veroorzaakt door het schoppen tegen een voetbal.

De Afdeling overweegt: Wat betreft het betoog van appellant dat ten onrechte niet een straffactor van 5 dB(A) is toegepast voor het geluid van het schoppen tegen een voetbal omdat dit een impulsgeluid betreft, wordt overwogen dat volgens de Handleiding impulsgeluid uit geluidstoten bestaat die minder dan één seconde  duren en met enige regelmaat voorkomen, zoals het geluid van een stansmachine. Het geluid van het schoppen tegen een voetbal kan daarmee niet worden vergeleken, zodat niet een straffactor van 5 dB(A) behoefde te worden toegepast. (…)

De raad behoefde daarbij geen aansluiting te zoeken bij de richtlijnen die in de Handreiking in het kader van de beoordeling van industrielawaai worden gehanteerd voor een rustige woonwijk, nu de raad ten aanzien van de vraag of de geluidoverlast als gevolg van menselijk stemgeluid ernstig is beoordelingsvrijheid toekomt. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de geluidoverlast als gevolg van spelende kinderen niet ernstig zal zijn. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de afstand van 50 meter van de voorziene speelvoorziening tot de woningen overeenkomt met de richtafstand van 50 meter die in de VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ wordt aanbevolen voor een veldsportcomplex met verlichting”. 

Zie uitspraak ABRS 20 maart 2013, no. 201109654/1/R1

omgevingsjurist

toetsing geluidhinder APV ook tuinen van woningen betrekken

toetsing geluidhinder APV  ook tuinen van woningen betrekken

De gemeente had een verzoek om handhaving vanwege geluidhinder door een installatie bij een zwembad afgewezen. De eigenaar van het zwembad had een water- en een warmtepomp geplaatst. Het perceel van de verzoeker om handhaving ligt op ongeveer 2 meter van het perceel met het zwembad.

Volgens de Afdeling staat vast dat door de warmtepomp te plaatsen aan de beschoeiing boven de sloot van zijn perceel, zonder dat daarvoor een omgevingsvergunning is verleend, is gehandeld in strijd met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c van de Wabo, zodat het college terzake handhavend kon optreden.

Toetsing geluidhinder APV – Volgens artikel 4:6, eerste lid, van de APV is het verboden toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt. Volgens appellant had de gemeente niet alleen het geluidniveau op de gevel  van haar woning moeten vaststellen, maar ook in haar tuin.

De Afdeling overweegt:Het verbod van artikel 4:6, eerste lid, van de APV om toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben op zodanige wijze dat geluidhinder wordt veroorzaakt, ziet niet alleen op bescherming van omwonenden, maar ook op de omgeving voor het overige. Gelet hierop bestaat geen grond voor het oordeel dat bij de toetsing of geluidhinder in de zin van de APV zich voordoet, tuinen niet dienen te worden betrokken. De omstandigheid dat in het kader van de toepassing van milieugregelgeving de bescherming tegen geluidhinder in de eerste plaats ziet op woningen en aan de daarbij behorende tuinen geen zelfstandige bescherming toekomt, doet daaraan niet af, nu dat een ander toetsingskader dan toepassing van een APV betreft. Het college beschikt echter beleidsvrijheid bij het bepalen van de mate van bescherming die op basis van de APV aan een tuin toekomt en deze behoeft niet dezelfde te zijn al die aan een woning toekomt. Gelet hierop heeft de rechtbank niet onderkend dat het college niet heeft kunnen volstaan met het meten van het geluidniveau op de gevel van de woning, maar ook de geluidimmissie in de tuin van appellante had moeten meten”. 

Zie uitspraak ABRS 13 maart 2013, no. 201200478/1/A4.

omgevingsjurist

Evenementen bestemmingsplan en onderzoek geluid

Evenementen bestemmingsplan – Bij opnemen van afwijkingsregels in bestemmingsplan voor toestaan van evenementen op voorhand onderzoek doen naar geluidsoverlastevenementen bestemmingsplan

In de afwijkingsregels van een nieuw bestemmingsplan heeft de gemeente mogelijkheden opgenomen voor het toestaan van evenementen. De gemeente stelt zich op het standpunt dat de aan de afwijkingsbevoegdheden verbonden voorwaarden in voldoende mate waarborgen dat sprake zal zijn van een goede ruimtelijke ordening. Daarnaast heeft de raad erop gewezen dat in het kader van de toepassing van de afwijkingsbevoegdheden onder meer zal worden gekeken naar het aspect geluid.

De Afdeling overweegtdat dit echter onverlet laat dat de raad bij de vaststelling van het plan moet hebben afgewogen of de situaties die kunnen ontstaan door de toepassing van de bevoegdheden planologisch aanvaardbaar zijn. Wat betreft het ter zitting door de raad naar voren gebrachte dat geen akoestisch onderzoek is verricht omdat het kleinschalige activiteiten betreft, wordt overwogen dat gelet op de aard van de activiteiten niet op voorhand kan worden uitgesloten dat deze activiteiten geen geluidgevolgen met zich zullen brengen. Daarbij acht de Afdeling mede van belang dat het maximum aantal evenementen per jaar niet in de planregels is vastgesteld. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad onvoldoende inzichtelijk gemaakt welke geluidgevolgen de bestreden afwijkingsregels hebben voor de omgeving. Het betoog slaagt.”

Zie ABRS 27 februari 2013, no. 201210134/1/R2.

omgevingsjurist

30 km-zone en goede ruimtelijke ordening

30 km-zone en goede ruimtelijke ordening – Indien sprake is van een 30 km-zone wil dit nog niet zeggen dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening30 km-zone en goede ruimtelijke ordening

Het blijft oppassen bij bestemmingsplannen waarin een 30 km-zone weg en woningen mogelijk worden gemaakt. Hierbij wordt vaak gedacht dat er geen akoestisch onderzoek nodig is, omdat op een dergelijke weg de Wet geluidhinder niet van toepassing is, en dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Uit de uitspraak van 13 februari 2013 van de Afdeling blijkt dat er wel degelijk onderzoek nodig kan zijn voor 30 km-wegen.

De Afdeling overweegt: “Dat hoewel de Wet geluidhinder daartoe niet verplicht, ook in het geval een 30 km-zone is ingesteld, moet worden nagegaan of de geluidbelasting in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Daargelaten of voor de Van Poelgeestlaan en Vronkenlaan reeds een verkeersbesluit is genomen om de wegen als 30 km-zone in te richten, is de Afdeling van oordeel dat de raad zich, gelet op de uitkomsten van het akoestisch onderzoek, niet zonder meer op het standpunt heeft kunnen stellen dat de geluidbelasting als gevolg van het wegverkeer op voornoemde wegen bij een rijsnelheid van 30 km/uur tot een zodanige afname van de geluidbelasting zal leiden op de nieuwbouw (…) dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet zal worden overschreden, dan wel in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening kan worden geacht. Dat de geluidbelasting blijft onder de maximale ontheffingswaarde op grond van de Wet geluidhinder, doet hier niet aan af.”

Zie uitspraak ABRS 13 februari 2013, no. 201004275/1/R4.

omgevingsjurist

Beroep besluit hogere grenswaarden geluid in kader van Wet geluidhinder en relativiteitsbeginsel artikel 1.9 Crisis- en herstelwet

Beroep besluit hogere grenswaarden geluid in kader van Wet geluidhinder en relativiteitsbeginsel Crisis-en herstelwet. beroep besluit hogere grenswaarden

Het college van b&w heeft een besluit tot het vaststellen van hogere waarden genomen in verband met de vaststelling van een bestemmingsplan. Het bestemmingsplan in kwestie maakt de bouw van een appartementengebouw met 17 appartementen mogelijk.

Een omwonende betoogt in beroep dat het college ten onrechte hogere grenswaarden heeft vastgesteld voor het appartementencomplex. Het college stelt zich op het standpunt dat artikel 83, tweede lid van de Wet geluidhinder niet strekt tot de bescherming van de belangen van appellant en dat artikel 1.9 van de Crisis- en herstelwet daarom in de weg staat aan de vernietiging van het bestreden besluit.

De Afdeling overweegtDe regeling in artikel 83 van de Wgh strekt ertoe dat bij besluit wordt vastgesteld welke geluidsbelasting – na het zo mogelijk treffen van maatregelen – bij de te bouwen woningen vanwege de weg maximaal mag optreden. De regeling strekt daarmee (…) tot bescherming van de bewoners van de te bouwen woningen. Niet in geschil is dat appellant, die woont tegenover het te bouwen appartementencomplex waarvoor bij het bestreden besluit hogere waarden zijn vastgesteld, niet woonachtig zal zijn in het appartementencomplex. (…) Derhalve strekt de regeling kennelijk niet tot bescherming van de belangen van appellant. 

Zie uitspraak ABRS 20 februari 2013, no. 201208285/1/R3.

omgevingsjurist

woningen op niet gezoneerd bedrijventerrein worden in kader van milieuregelgeving minder beschermd dan woningen buiten een niet-gezoneerd bedrijventerrein

Woningen op niet gezoneerd bedrijventerrein worden in kader van milieuregelgeving minder beschermd dan woningen buiten een niet-gezoneerd bedrijventerrein

Dit onderwerp komt aan de orde in een uitspraak van de Afdeling van 30 januari 2012. De gemeente heeft een ontwerpbestemmingsplan in procedure gebracht voor het mogelijk maken van een woning op een afstand van ongeveer 30 meter van een tankstation. Naar aanleiding van een zienswijze van de exploitant van het tankstation, heeft de raad vervolgens het verzoek om herziening van het bestemmingsplan geweigerd.

De garage met het tankstation is een categorie 3 bedrijf, waarvoor in de Staat van Bedrijfsactiviteiten van het ontwerpbestemmingsplan een richtafstand van 50 meter staat genoemd. Nabij het tankstation staat een reeds bestaande bedrijfswoning. De afstand van deze bedrijfswoning tot het tankstation is ongeveer 9 meter.

De gemeente stelt dat het aannemelijk is dat een nieuwe woning op het perceel de uitbreidingsmogelijkheden van het tankstation zou kunnen beperken.

De Afdeling overweegt:De omstandigheid dat de bedrijfswoning op het perceel dichterbij dit bedrijf staat leidt niet tot een ander oordeel. Weliswaar wordt deze woning in het kader van de milieuregelgeving ook beschermd tegen geluidoverlast als gevolg van een inrichting waartoe deze niet behoort, maar de woning staat op een niet-gezoneerd bedrijventerrein. Aan woningen op een niet-gezoneerd bedrijventerrein komt in het kader van de milieuregelgeving op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer en volgens de Handreiking Industrielawaai en vergunningverlening minder bescherming toe dan aan woningen buiten een niet-gezoneerd bedrijventerrein.”

Zie uitspraak ABRS 30 januari 2013, no. 201207709/1/R1

omgevingsjurist