geluid evenementen bij water en woon- en leefklimaat

Geluid evenementen bij water en aanvaardbaar woon en leefklimaat

  • geluid evenementen bij water
  • bestemmingsplan
  • uitgaan van worstcase-scenario

geluid evenementen

De raad van de gemeente Almere heeft het bestemmingsplan “Almere centrum Weerwater-Floriade vastgesteld”. Het plangebied bestaat voor een groot deel uit water en omvat twee ontwikkelingen aan het Weerwater, op de twee eilanden daarin en op de gronden langs de A6. Het plan maakt onder meer de Floriade 2022 mogelijk.

Het bestemmingsplan is een experimenteel plan als bedoeld in artikel 2.4 van de Crisis- en herstelwet in samenhang met artikel 7c van het Besluit Chw. Appellanten wonen op korte afstand ten oosten van het plangebied in een flatgebouw aan de rand van het Weerwater. Volgens appellanten zullen de evenementen een te hoge geluidbelasting veroorzaken. Zo zijn 14 evenementen toegestaan met een bronvermogen van 120 dB(A) en meer evenementen met een bronvermogen daar net onder. Volgens hen is ten onrechte geen rekening gehouden met de geluidbelasting van de A6, het recreërend publiek en horeca nabij hun woningen. Ook is geen rekening gehouden met de geluidversterkende effecten van de eigenschappen van de omgeving, te weten weerkaatsing op het water en de omstandigheid dat de bomen zullen worden gekapt.

Uitgaan van worstcase-scenario – Ter zitting heeft de geluiddeskundige van de raad toegelicht dat rekening is gehouden met het kaatsende effect van wateroppervlakten omdat wateroppervlakten in de berekeningen zijn ingevoerd als hard oppervlak. Daarnaast is volgens de deskundige de geluidwerende invloed van bomen niet meegenomen en is uitgegaan van een volledig kaal gebied. In het akoestisch onderzoek is uitgegaan van het worstcase-scenario, omdat nog niet duidelijk was hoe het terrein precies zal worden ingedeeld. Daarbij is rekening gehouden met een evenement aan de uiterste zijden van het plangebied. Lees meer in r.o. 9.1 van uitspraak ABRS 9 mei 2018, no. 201707427/1/R6. (geluid evenementen).

Vragen over geluid en bestemmingsplan? Bel De Omgevingsjurist: 010 – 268 0689 of lees meer

Geluid bewoners woonzorgcomplex en omwonenden

Geluid bewoners woonzorgcomplex en omwonendengeluid bewoners woonzorgcomplex

  • geluid bewoners woonzorgcomplex
  • geluidwaarden rustige woonwijk
  • planologisch nieuwe situatie of bestaande situatie en toepassing VNG-brochure

Het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning hebben betrekking op een deel van een woonzorgcomplex. Eén van de omwonenden vreest onaanvaardbare geluidhinder als gevolg van het plan. Zij wijst erop dat de bewoners van het zorgcomplex hard en ongecontroleerd kunnen schreeuwen en krijsen. De woning van appellant bevindt zich op een afstand van ongeveer 20 meter vanaf de in het plan voorziene dierenweide.

In het geluidrapport is de omgeving aangemerkt als omgevingstype rustige woonwijk. Daarvoor gelden toetswaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (Lar,LT) van 45 dB(A), en voor het maximale geluidniveau (LAmax) van 65 dB(A) gedurende de dagperiode. In het geluidrapport is onderkend dat de bewoners van het woonzorgcomplex kunnen schreeuwen. Voor het schreeuwen is in het geluidrapport een bronvermogen Lwr gehanteerd van 80 dB(A) en een maximaa geluidsniveau LwA max van 95 dB(A). Deze waarde kan volgens het geluidrapport voorkomen op het gehele terrein van de kinderboerderij.

Planologisch nieuwe situatie? Volgens appellant mag de raad niet de VNG-brochure toepassen omdat deze slechts van toepassing is op planologisch nieuwe situaties en niet op een bestaande situatie waarbij sprake is van een herordening van activiteiten. Volgens de Afdeling gaat het om een planherziening, zodat de Afdeling geen aanleiding ziet voor het oordeel dat de raad voor de beoordeling van de geluidsituatie ter plaatse van de woning van appellant geen gebruik heeft mogen maken van de VNG-brochure. De Afdeling neemt daarbij in aanmerking dat de bedoelde brochure, als handreiking weliswaar bedoeld is voor nieuwe situaties, maar ook in bestaande situaties en daardoor tevens in geval van een ruimtelijke herontwikkeling, een indicatie kan geven van de aanvaardbaarheid van het plan uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening.

Lees meer in uitspraak ABRS 18 april 2018, no. 201701010/1/R3.

 

Gemengd gebied of afstand tot woningen?

Gemengd gebied of afstand tot woningen?gemengd gebied

Functies in steden worden steeds meer vermengd met elkaar vanwege het streven naar verdichting, meer woningen en gemengde gebieden. Bijv. bij de transformatie van een bedrijventerrein tot een gemengde woonomgeving. Bij kleinschalige bedrijvigheid kan dit prachtige nieuwe woonomgevingen opleveren met karakter. Gemengd gebied is dan ook erg gewild.

Wonen, wonen en nog eens wonen

De praktijk is echter weerbarstig. Door de nadruk op nieuwe woningen te leggen worden vaak zittende bedrijven, zoals bedrijven met een hogere geluidbelasting dan wenselijk bij wonen, benadeeld in hun bedrijfsvoering. Zoals bijv. bedrijven die buiten slijpwerkzaamheden uitvoeren, ook al is het incidenteel. Of bij het laden en lossen. Nieuwe bewoners gaan er vaak over klagen bij de gemeente. Ook kan het woon- en leefklimaat van de bewoners behoorlijk in de knel komen door bedrijvigheid die eigenlijk niet past bij woningen. Een aspect dat naar mijn mening onvoldoende aandacht krijgt in de praktijk omdat nieuwe woningen nu eenmaal meer priorteit hebben bij bestuurders. Gemeenten moeten echter ook voor zittende bedrijven opkomen!

Geluid ook bij kruimelgevallen afwegen – Bij de vaststelling van bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen die gemengde gebieden mogelijk maken, moeten de aspecten ‘een goed of aanvaardbaar woon- en leefklimaat’ en de ‘bedrijfsvoering van zittende bedrijven’ uitvoerig aandacht krijgen. Het onderdeel geluid moet ook afgewogen worden bij kruimelafwijkingen en kan niet door gemeentelijk kruimelgevallenbeleid opzij worden gezet, zie hiervoor de volgende uitspraak van ABRS 28 februari 2018

Omdat de nadruk vaak op het bouwen van woningen ligt, dreigen voorgaande aspecten in de verdrukking te komen. Ook voor de gezondheid van de toekomstige  bewoners, is het niet goed om te dicht bij bedrijven te wonen die geluid veroorzaken. De afweging die in het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden gemaakt, biedt daar juist mogelijkheden voor. Vaak kunnen hier aspecten aan de orde komen die bijv. niet afgedekt worden in formele wetgeving, zoals de Wet geluidhinder of het Activiteitenbesluit milieubeheer. De uitspraak van 21 maart 2018 van de Afdeling is hier een goed voorbeeld van.

Zoals ik al aangaf kunnen woningen in gemengde gebieden hele mooie woongebieden opgeleveren met karakter. Denk daarbij echter wel aan de belangen van de zittende bedrijven!

Woningen mogelijk maken op voormalige bedrijventerreinen?

Bel ons voor:

  • quick scans, onderbouwingen en adviezen inzake juridische en technische aspecten van geluid, zoals akoestisch onderzoek;
  • quicks scans, onderbouwingen en adviezen inzake milieuzonering (welke afstand tussen woningen en bedrijven is haalbaar?)
  • bestemmingsplannen voor gemengde gebieden

Bel 010 – 268 0689 voor meer informatie.

 

Geluid café en aanvaardbaar woon- en leefklimaat

Geluid café en aanvaardbaar woon- en leefklimaatgeluid café

De gemeente heeft een omgevingsvergunning verleend voor de planologische omzetting van een garagebedrijf naar een café. Omwonenden vrezen dat het café zodanige geluid- en parkeeroverlast veroorzaakt dat er sprake is van een onevenredige aantasting van hun woon- en leefklimaat.

Geluid café en Activiteitenbesluit – De gemeente voert aan dat voor het café de geluidgrenswaarden uit het Activiteitenbesluit milieubeheer gelden en dat ervan mag worden uitgegaan dat daarmee wat geluid betreft, een goed woon- en leefklimaat in de omgeving is gewaarborgd. Of het café daadwerkelijk voldoet aan de geluidgrenswaarden uit het Activiteitenbesluit, is volgens de gemeente uitsluitend een kwestie van handhaving van die grenswaarden. Bij verlening van een omgevingsvergunning kan volgens de gemeente niet als eis gelden dat met een akoestisch onderzoek aannemelijk wordt gemaakt dat aan die grenswaarden kan worden voldaan.

De Afdeling zegt hier het volgende over: “Het algemeen bestuur gaat er ten onrechte van uit dat bij verlening van een omgevingsvergunning met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wabo niet als eis kan gelden dat met een akoestisch onderzoek aannemelijk wordt gemaakt dat aan de geluidgrenswaarden uit het Activiteitenbesluit kan worden voldaan. Ook met toepassing van artikel 2.12 (…) Wabo geldt dat slechts omgevingsvergunning kan worden verleend als het aangevraagde project niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Die strijd doet zich onder meer voor als een goed woon- en leefklimaat als gevolg van het project niet is gewaarborgd of als op voorhand reden bestaat om aan te nemen dat het project niet uitvoerbaar is. Of het eetcafé kan voldoen aan de geluidgrenswaarden uit het Activiteitenbesluit is zowel van belang voor de vraag of het project uitvoerbaar is als de vraag of een goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd. Bij die laatste vraag kan overigens niet worden volstaan met een toets aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit. Ook geluid waarop die grenswaarden geen betrekking hebben, zoals het stemgeluid van bezoekers op de openbare weg voor het eetcafé, dient betrokken te worden bij de vraag of een goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd. (…). Lees meer in r.o. 2.1 van uitspraak ABRS 21 maart 2018, no. 201609758/1/A1.

Bel voor meer informatie 010 – 268 0689 of lees meer over geluid

bedrijfswoning bedrijventerrein gevoelig object geluid

Bedrijfswoning bedrijventerrein gevoelig object geluidbedrijfswoning bedrijventerrein

De gemeente heeft een bestemmingsplan voor een bestaand bedrijventerrein vastgesteld. Aan een aantal woningen die zijn gesitueerd op het bedrijventerrein is de bestemming ‘Bedrijf’ met de aanduidingen ‘bedrijfswoning’ en ‘wonen’ toegekend. Een Stichting die de bedrijven vertegenwoordigt, vreest dat de bedrijven in het plangebied in hun bedrijfsactiviteiten zullen worden beperkt door het mogelijk maken van burgerwoningen op het bedrijventerrein.

De Afdeling overweegt als volgt: “Vast staat dat de uitsterfregeling een tijdelijk karakter heeft. Er is geen woonbestemming toegekend. De woningen worden al lange tijd als woning gebruikt zonder dat er een bijbehorend bedrijf is gevestigd en de bewoners wensen dat gebruik voort te zetten. (…) Er zijn geen klachten van bewoners van de woningen bekend. Ter zitting is gebleken dat de grootste vrees van de Stichting voor beperkingen van de bedrijven is gelegen in geluidsoverlast die zij voor de omgeving veroorzaken. De Wet geluidhinder kent gelet op de definitie in artikel 1 geen onderscheid tussen bedrijfswoning en burgerwoning. In het Activiteitenbesluit is voor de definities aangesloten bij de Wet geluidhinder. Derhalve vormt zowel een bedrijfswoning als een woning die voor burgerwoning wordt gebruikt een gevoelige object ingevolge deze wetten. In zoverre baat het schrappen van de aanduiding ‘wonen’ de bedrijven niet. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de Afdeling niet gebleken dat de uitsterfregeling leidt tot een zodanige belemmering van de activiteiten van de omliggende bedrijven dat de raad in redelijkheid niet tot deze regeling heeft kunnen komen. Het betoog faalt.” [bedrijfswoning bedrijventerrein]

Lees meer in uitspraak ABRS 2 augustus 2017, no. 201606046/1/R2

Vragen over geluid en de doorwerking in het bestemmingsplan? Bel 010 – 268 0689 voor meer informatie!

Kruimelgevallenregeling en geluid kamerverhuur

Kruimelgevallenregeling en geluid kamerverhuurkruimelgevallenregeling

Het college van B&W van Maastricht heeft een omgevingsvergunning verleend voor het splitsen van een woning voor kamerverhuur. Het hiertegen gemaakte bezwaar werd ongegrond verklaard. Vervolgens is beroep ingesteld bij de rechtbank. De buren vrezen geluidsoverlast en vinden dat het college het aspect geluid onvoldoende bij de belangenafweging van de omgevingsvergunning heeft betrokken en stelde beroep in. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, omdat volgens de rechtbank uit het door het college gehanteerde beleid volgt dat aan de criteria uit het beleid wordt getoetst en de eventuele geluidsoverlast bij het verlenen van de omgevingsvergunning. De gemeente heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

Rechtbank verklaart zinsnede uit kruimelgevallenregeling t.a.v. overlast en geluid overbindend

Volgens de rechtbank is toepassing van de kruimelgevallenregeling een discretionaire bevoegdheid van het college en dient het college daarbij alle ruimtelijk relevante belangen die rechtstreeks bij zijn aanvraag zijn betrokken, te wegen. De rechtbank heeft overwogen dat geluidsoverlast een belang is dat bij de aanvraag een rol kan spelen, omdat vanuit kamergewijs verhuurde woningen door een toename van het aantal leefritmes in een woning in het algemeen meer druk op de woonomgeving van anderen uitgaat in de vorm van overlast dan vanuit woningen met gezinsbewoning. Dit maakt een kameromzetting niet per definitie onaanvaardbaar, maar wel moet worden bezien of de te verwachten (geluid) overlast vanuit de betreffende woning evenredig is, waarbij aan de omgevingsvergunning desnoods meetbare voorschriften kunnen worden verbonden, aldus de rechtbank. Daarom heeft de rechtbank de zinsnede uit het beleid ‘Overige negatieve effecten voor de leefbaarheid als gevolg van splitsing en omzetting (zoals geluidsoverlast door huisfeesten, verkeer van en naar cafés en het ontbreken van een aanspreekpunt in de gesplitste/omgezette woning) worden niet getoetst bij de aanvraag onverbindend verklaard.

De Afdeling overweegt als volgt: “Het beleid houdt in dat overige negatieve effecten voor de leefbaarheid als gevolg van splitsing en omzetting (zoals geluidsoverlast door huisfeesten, verkeer van en naar cafés en het ontbreken van een aanspreekpunt in de gesplitste / omgezette woning) niet worden getoetst bij de aanvraag, omdat het bestrijden of voorkomen van overlast in eerste instantie moet zijn gericht op de veroorzaker van de overlast en niet de woningeigenaar. Hieruit volgt dat aspecten zoals geluidsoverlast niet op andere wijze bij de beoordeling van de aanvraag zullen worden betrokken. Bij de beoordeling of een aanvraag in strijd is met een goede ruimtelijke ordening dienen dergelijke aspecten echter te worden betrokken. Lees meer in r.o. 5.1 e.v. van uitspraak ABRS 28 februari 2018, 201701003/1/A1.

Vragen over geluid en een goede ruimtelijke ordening? Bel De Omgevingsjurist: 010 – 268 0689 of mail.

 

 

 

Geluid supermarkt en woon- en leefklimaat

Geluid supermarkt en woon- en leefklimaatgeluid supermarkt

Het onlangs vastgesteld bestemmingsplan en voorziet in een nieuwe locatie voor een dorpshuis met een bibliotheek, een sportaccomodatie, een dorpsplein en een uitbreiding van een supermarkt. Volgens appellant is onder meer geen rekening gehouden met geluidhinder vanwege winkelwagens en zware voertuigen (laden en lossen).

De raad stelt onder meer dat uit akoestisch onderzoek naar voren komt dat de geluidbelasting van de totale indirecte hinder ten hoogste 52 dB(A) bedraagt. Dat is ter plaatse van een woning. Weliswaar is dat meer dan de voorkeursgrenswaarde, maar die waarde is lager dan de maximaal vast te stellen grenswaarde. Gelet hierop acht de raad de akoestische situatie aanvaardbaar.

Voor de beoordeling van de geluidbelasting heeft de raad aansluiting gezocht bij de regeling in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit milieubeheer, de brochure Bedrijven en milieuzonering van de VNG en de Circulaire indirecte hinder.

De Afdeling overweegt het volgende [geluid supermarkt]: “In het akoestisch onderzoek is de geluidbelasting op de zuidwestelijke gevel van appellant aanvaardbaar geoordeeld. (…) Appellant heeft aannemelijk gemaakt dat zich ter plaatse van de zuidoostelijke gevel van zijn woning een zodanige geluidbelasting zal voordoen dat de raad gehouden was hier onderzoek naar te verrichten. De Afdeling stelt vast dat de raad dit heeft nagelaten. Het gaat in het bijzonder om de gevel die op dan wel nagenoeg op de perceelsgrens is gelegen. De aan die gevel aansluitende gronden zijn bestemd voor de ontsluiting van het achter het bouwvlak van de Lidl voorziene parkeerterrein, parkeren, alsmede laad- en losactiviteiten. Tevens moet worden geconstateerd niet is uitgesloten dat van die route gebruik wordt gemaakt door winkelend publiek met winkelwagentjes. Weliswaar is de ingang van de Lidl gedacht aan de achterzijde van het voorziene gebouw, maar het plan maakt ook een ingang aan de voorzijde mogelijk. Ook maakt het plan het mogelijk dat niet alleen inpandig, maar ook buiten wordt geladen en gelost. Nu de raad de geluidbelasting ter plaatse van de zuidoostelijke gevel van de woning van appellant onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt, is het plan in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Awb. 

Met het oog op nadere besluitvorming van de raad wijst de Afdeling erop dat bij ongewijzigde vaststelling van het plan rekening moet worden gehouden met de maximale planologische mogelijkheden. Dit houdt in dat er dan van moet worden uitgegaan dat de ingang van de Lidl ook aan de voorzijde kan komen en dat er buiten wordt geladen en gelost. De Afdeling tekent tevens nog aan dat voor zover piekgeluiden als gevolg van laad- en losactiviteiten bij toepassing van het Activiteitenbesluit milieubeheer buiten beschouwing blijven, daarover in het kader van een goede ruimtelijke ordening een standpunt dient te worden bepaald.” Lees meer in uitspraak ABRS 7 februari 2018, no. 201702345/1/R1. [geluid supermarkt]

Vragen over geluid en een aanvaardbaar woon- en leefklimaat? Oplossing nodig voor uw bouwplan? Bel 010 – 268 0689 of mail naar info@omgevingsjurist.nl.

boshuis niet geluidgevoelig wel toetsing woon- en leefklimaat

Boshuis niet geluidgevoelig in gevolge Wet geluidhinder, wel woon-en leefklimaat onderzoekenboshuis niet geluidgevoelig

De gemeenteraad heeft een bestemmingsplan vastgesteld dat een verdubbeling van de bestaande weg mogelijk maakt. Appellant betoogt dat het plan leidt tot een onevenredige geluidsoverlast bij zijn boshuis en de hierbij behorende tuin. Hij vreest niet meer met open ramen te kunnen slapen.

Appellant stelt onder meer dat het boshuis ten onrechte niet in het akoestisch onderzoek is betrokken. In een eerdere uitspraak had de Afdeling al duidelijk gemaakt dat het boshuis en de tuin niet zijn aan te merken als een geluidgevoelige bestemming, en dat om die reden het akoestisch onderzoek ingevolge de Wet geluidhinder hier geen betrekking op hoefde te hebben.

De raad erkent op de zitting dat het boshuis qua geluidbelasting in een verslechterde posititie komt te zitten, maar dat er hogere grenswaarden zijn vastgesteld. Voorts wijst de raad erop dat aanvullend onderzoek naar de gevelwering van verblijfsruimten, zoals slaapkamers zal worden uitgevoerd volgens de voorschriften van het Bouwbesluit is er volgens de raad ter plaatse van de woning dan ook geen sprake van een onaanvaardbare situatie. Volgens de raad zorgen de grenswaarden van de Wet geluidhinder voor bescherming van het woonklimaat in ruime zin. De tuin en het boshuis worden niet beschermd, omdat het geen geluidgevoelige objecten zijn als bedoeld in de Wet geluidhinder [boshuis niet geluidgevoelig]. Met de geobjectiveerde norm in de Wet geluidhinder is volgens de raad gegeven dat geen onaanvaardbaar woon- en leefklimaat ontstaat.

De Afdeling overweegt als volgt: “De raad dient bij de beoordeling of een bestemmingsplan uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig is een afweging van de betrokken belangen, waaronder een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, te maken. Het feit dat wordt voldaan aan de in de Wgh (…) gestelde eisen (…), indiceert dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Dit betekent echter (…) niet zonder meer dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gegeven. De raad dient bij die belangenafweging een oordeel te geven over de gestelde verslechtering van de geluidsituatie ter plaatse van de woning van appellant. Voor zover aan de orde dient die beoordeling tevens te zien op de in de sectorale wetten niet betrokken aspecten, zoals in dit geval de door appellant gestelde geluidbelasting op de voor de toepassing van de Wgh niet als geluidgevoelig aangemerkte objecten de tuin en het boshuis. Een en ander ook cumulatief (…) en samen met andere voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse relevante aspecten. De raad heeft dit niet onderkend (…).” Zie verder r.o. 13.2 van uitspraak 27 december 2017, no. 201608688/1/R3. [boshuis niet geluidgevoelig]

Voor vragen over een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en geluid:

omgevingsjurist

 

 

jurisprudentie evenementen en geluid

jurisprudentie evenementen en geluidjurisprudentie evenementen

Het bestemmingsplan in kwestie heeft betrekking op een centrum voor multifunctioneel gebruik. Het gebouw heeft een aantal publieke functies zoals een museum, kinderboerderij en een café-restaurant. Het bestemmingsplan bevat tevens een nadere regeling voor evenementen en geluid. Appellanten wonen in de directe omgeving en vrezen voor overlast van onder meer geluid.

Appellanten stellen onder meer dat het binnenterrein van het complex deel uit maakt van een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, die wordt gevormd door de gezamenlijke activiteiten. dan wel dat het binnenterrein zelf een inrichting is. De Afdeling overweegt onder meer als volgt: “(…) Nu de op het binnenterrein ingevolge het plan toegelaten evenementen los van elkaar door eenieder kunnen worden georganiseerd, kunnen zij ook niet in samenhang worden beschouwd voor de vraag of het binnenterrein zelf als inrichting heeft te gelden. Omdat de op het binnenterrein ingevolge het plan toegelaten evenementen bovendien elk op zichzelf ook te kortdurend zijn om aangemerkt te kunnen worden als een bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Wet milieubeheer, is het binnenterrein geen inrichting als bedoeld in deze wet. Dit betekent dat de geluidwaarden uit 2.17 van het Activiteitenbesluit milieubeheer niet van toepassing zijn op het binnenterrein (…).”

Geluid evenementen en een goede ruimtelijke ordening – “(…) Dat neemt niet weg dat aan de in de planregels opgenomen geluidniveaus uit het Activiteitenbesluit milieubeheer, uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening een deugdelijke motivering ten grondslag moet liggen. In het deskundigenbericht staat dat gedurende maximaal 37 dagen per jaar sprake is van een aanzienlijk hogere geluidbelasting op de gevels (47 dB(A) of meer) dan de geluidbelasting in een gemiddelde zeer rustige woonwijk van 40-45 dB(A) die representatief is voor de woonomgeving (…). Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad onvoldoende gemotiveerd waarom de gekozen geluidniveaus van 47 dB(A) of hoger tijdens 37 dagen per jaar voor het woon- en leefklimaat van de appellanten aanvaardbaar zijn. Lees meer in r.o. 6.5.1 e.v. van uitspraak ABRS 13 december 2017, no. 201606346/1/R2.

Advies nodig over akoestisch onderzoek en een aanvaardbaar woon- en leefklimaat? Of jurisprudentie evenementen en geluid?

omgevingsjurist

 

Geluidhinder voegovergangen van brug

Geluidhinder voegovergangen brug en goede ruimtelijke ordeninggeluidhinder voegovergangen

Het bestemmingsplan in kwestie voorziet onder meer in de aanleg van twee rotondes. Appellanten wonen in de omgeving van de twee rotondes en betogen dat het plan leidt tot een aantasting van het woon- en leefklimaat door onder meer geluidhinder. Ze betogen onder meer dat er in de akoestische onderzoeken niet is onderzocht wat het effect is van de voegovergangen in de brug. Dat betreft de effecten van het rijden van een voertuig over een voeg in de weg.

De Afdeling overweegt het volgende: “(…) Het vorenstaande betekent echter niet dat de raad bij de planvaststelling helemaal geen rekening hoefde te houden met het geluid van de voegovergangen van de brug (…). Daartoe wijst de Afdeling erop dat in het tweede deskundigenbericht is vermeld dat het voegen- en brugdekgeluid als een aparte laagfrequente geluidsbron kan worden beschouwd, los van de beoordeling van het normale wegdek-band geluid op basis van de Wet geluidhinder. Dit betrekt een aparte beoordeling in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Naar het oordeel van de Afdeling was de raad in het kader van een zorgvuldige voorbereiding van het bestreden besluit.  Lees meer in r.o. 32.2 van uitspraak ABRS 6 december 2017, no. 201602264/1/R3.

Meer weten over geluid en een goede ruimtelijke ordening? Bel, mail of lees meer…

omgevingsjurist