Geluidszone industrieterrein en akoestisch onderzoek bedrijven

Geluidszone industrieterrein en akoestisch onderzoek bedrijvengeluidszone industrieterrein

Het bestemmingsplan in kwestie voorziet in een actualisering van de bestemmingsplannen voor de bestaande industrieterreinen binnen de gemeente, en in de gewijzigde vaststelling van de geluidszone rondom deze terreinen als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder (Wgh).

Appellanten betogen dat er ten onrechte goedkeuring is verleend aan de gewijzigde vastgestelde geluidszone industrieterrein rondom het industrieterrein. Zij voeren onder meer aan dat het plan voorziet in een toename van de geluidhinder voor omwonenden en dat de burgerwoningen binnen de geluidszone niet mogen worden uitgebreid. Het college heeft aan de goedkeuring van de geluidszone ten grondslag gelegd dat slechts het westelijke deel van de geluidszone rondom het industrieterrein is gewijzigd en dat voor 3 woningen rond dat industrieterrein hogere grenswaarden in de zin van de Wet geluidhinder zijn vastgesteld.

Uit het uitgevoerde akoestisch onderzoek blijkt dat ook bedrijven die zijn gelegen op gronden waarop de vestiging van Wgh-inrichtingen niet is toegestaan in het akoestisch onderzoek zijn betrokken. De Afdeling overweegt: “Het college en de raad hebben daarmee een onjuist uitgangspunt gehanteerd bij het bepalen van de ligging van de geluidszonegrens van 50 dB(A). Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (…) zijn in dit kader uitsluitend relevant de gronden waarop op basis van het plan inrichtingen kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken in de zin van de Wgh. Slechts de cumulatieve geluidsbelasting vanwege de bedrijven op die gronden dient op de zonegrens niet boven de 50 dB(A) te komen. Voor de aanwezige en eventuele nieuwe bedrijven op de overige gronden heeft de ligging ervan binnen een zone als bedoeld in artikel 40 van de Wgh derhalve geen betekenis. De aanduidingen ‘geluidszone’ en ‘grens van het plan’ betreffen de binnen- en buitengrenzen van de geluidszone op blad 2 van de plankaarten (…) zijn derhalve in strijd met artikel 40 van de Wgh vastgesteld.”

Zie uitspraak ABRS 20 mei 2009, no. 200708171/1/R1  

Vragen over akoestisch onderzoek en een goede ruimtelijke ordening?

omgevingsjurist

Laagfrequent geluid bij treinen onderzoeken

Laagfrequent geluid bij treinen onderzoeken – aanvaardbaar woon- en leefklimaatlaagfrequent geluid

Het bestemmingsplan in kwestie heeft betrekking op de spoorlijn Roodeschool – Eemshaven. De bestaande spoorlijn wordt geschikt gemaakt voor personenvervoer, de spoorlijn wordt verlengd en er komt een nieuw treinstation.  Een tweetal agrariërs vrezen als gevolg van deze ontwikkelingen ernstige geluidsoverlast bij hun bedrijfswoningen.

Aangevoerd wordt dat onder meer de geluidbelasting als gevolg van de nieuwe halte niet is onderzocht. Op dit nieuwe station zullen treinen halteren. Het geluid afkomstig van deze halterende treinen zal leiden tot ernstige geluidhinder bij de bedrijfswoningen. Hierbij wordt erop gewezen dat de afstand tussen de bedrijfswoning en de halte slechts 60 meter bedraagt, in plaats van de 100 meter richtafstand ingevolge de VNG-brochure. Gelet hierop had volgens appellant akoestisch onderzoek moeten worden uitgevoerd. Verder wordt verwezen naar de hinder als gevolg van laagfrequent geluid als gevolg van halterende treinen.

De Raad van State overweegt als volgt: “In het deskundigenbericht staat dat het nieuwe station niet meer omvat dan een perron met een wachtvoorziening en een voorplein met enkele parkeerplaatsen en een fietsenstalling, zodat waarschijnlijk volstaan kan worden met een kleinere afstand dan de in de VNG-brochure gestelde afstand van 100 meter. Om met zekerheid te kunnen bepalen dat een afstand van 60 meter voldoende is, en het nieuwe station vanwege het aspect geluid ruimtelijk aanvaardbaar is, had een beschouwing van de geluidaspecten van het nieuwe station in de rede gelegen. Het deskundigenbericht vermeldt verder dat in de woning van appellant vanwege de halterende treinen laagfrequent geluid kan optreden waarmee in de VNG-brochure geen rekening is gehouden en dat nader onderzoek zal moeten uitwijzen in welke mate dit laagfrequent geluid in de woning van appellant optreedt. (…)”.

Zie verder r.o. 16.2 e.v. van uitspraak ABRS 19 juli 2017, no. 201600845/1/R3.

Vragen over laagfrequent geluid en een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij woningen?

omgevingsjurist

 

Stemgeluid seizoenarbeiders betrekken bij woon- en leefklimaat

Stemgeluid seizoenarbeiders betrekken bij woon- en leefklimaatstemgeluid seizoenarbeiders

De gemeente heeft een omgevingsvergunning verleend voor het verbouwen van een loods ten behoeve van het tijdelijk huisvesten van 96 tijdelijke seizoenarbeiders voor een aarbeienkwekerij. De werknemers verblijven er gemiddeld 6 maanden per jaar. Gebouw 2 op het terrein is al in gebruik voor voornoemde huisvesting en gebouw 1 wordt gesloopt. In gebouw 2 wordt een ontspanningsruimte gecreëerd. Ten noorden van gebouw 3 ligt een gazon waar kan worden gesport en gerecreëerd.

Appellanten wonen aan de zuidzijde grenzende perceel. Zij stellen in hoger beroep dat hun woon- en leefklimaat door de huisvesting van in totaal 120 tijdelijke seizoenarbeiders ernstig wordt aangetast. Ze vrezen overlast van de tijdelijke werknemers die op en rond het terrein verblijven en lawaai maken.

De gemeente heeft een akoestisch rapport laten opstellen waarin voor de invulling van het criterium een goede ruimtelijke ordening aansluiting is gezocht bij de geluidnormen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. Volgens dit onderzoek is het woon- en leefklimaat als matig te beschouwen en zal de toename van het aantal werknemers niet leiden tot nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat in de omgeving.

Stemgeluid seizoenarbeiders – Volgens het akoestisch rapport is het stemgeluid van de werknemers in het onderzoek betrokken. Als representatieve bedrijfssituatie is in het rapport echter alleen aangemerkt het recreëren in de buitenlucht op het recreatieterrein ten noorden van gebouw 3. Volgens de Afdeling is echter onterecht geen rekening gehouden met de aanwezigheid van mensen op het terrein tussen de gebouwen 1 en 2 enerzijds en gebouw 3 anderzijds: “Weliswaar is in de vergunning voorgeschreven dat buitenverblijf, ontspanning en recreatie alleen mogen plaatsvinden op het terrein ten noorden van gebouw 3, maar dit laat onverlet dat het hiervoor bedoelde terrein tussen de gebouwen 1, 2 en 3 wordt gebruikt als onderdeel van de huisvesting van werknemers en als akoestisch relevant moet worden aangemerkt. Daarbij is onder meer van belang dat een aantal logiesverblijven buitendeuren heeft die toegang bieden tot dat terrein. Nu het gebruik van dit terrein niet in het onderzoek is betrokken, kan het college (…) zich niet baseren op het akoestisch rapport (…)”. Lees meer in r.o. 6.2 van uitspraak ABRS 5 juli 2017, no. 201604398/1/A1.

Vragen over geluid en een goede ruimtelijke ordening?

omgevingsjurist

Artikel 3.14a derde lid Activiteitenbesluit geen mogelijkheid voor andere eenheid geluid

Artikel 3.14a derde lid Activiteitenbesluit biedt geen mogelijkheid voor een andere eenheid geluid dan Lden, dB of dB Lnightartikel 3.14a derde lid Activiteitenbesluit

Het college van B&W heeft met toepassing van artikel 3.14a derde lid Activiteitenbesluit twee maatwerkvoorschriften vastgesteld voor een windturbinepark. Het park bestaat uit 8 windturbines.

Appellanten stellen dat de windturbines geluidsoverlast veroorzaken ter plaatse van hun woningen. De maatwerkvoorschriften zijn gesteld om de geluidhinder van de windturbines te beperken. De voorschriften luiden:

  1. In aanvulling op de in artikel 3.14a eerste lid Activiteitenbesluit genoemde norm van 41 dB Lnight mag, wanneer in die periode tussen 22.50 uur en 06.50 uur de per 10 minuten vectorgemiddelde windrichting tussen 90° en 310° is, afhankelijk van de in deze 10 minuten vectorgemiddelde windsnelheid, het equivalente geluidsniveau (exclusief de meteocorrectieterm) over de direct daarop volgende 10 minuten (LAeq [10 minuten]) op de gevel van gevoelige gebouwen en bij gevoelige terrein op de grens van het terrein, niet meer bedragen dan de waarden die zijn aangegeven in de tabel“.
  2. (…).

Appellant betoogt in hoger beroep dat artikel 3.14a derde lid Activiteitenbesluit niet de mogelijkheid biedt om bij maatwerkvoorschrift een grenswaarde vast te stellen in een andere eenheid dan de eenheden in het eerste lid van dat artikel.

De Raad van State overweegt als volgt: “Er bestaat (…) geen grond om aan te nemen dat de in artikel 3.14a, derde lid van het Activiteitenbesluit geboden mogelijkheid om bij maatwerkvoorschrift ‘normen met een andere waarde’ vast te stellen mede de mogelijkheid omvat om waarden in een andere eenheid dan dB, dB Lnight of Lden vast te stellen. Het ligt tekstueel en systematisch gezien niet voor de hand om ‘normen met een andere waarde’ in het derde lid zo uit te leggen dat het mede kan gaan om geluidnorm in een andere eenheid dan de eenheden van het eerste lid. Artikel 3.14a, noch enig ander artikel van het Activiteitenbesluit (…), lees meer in r.o. 5.3 van uitspraak ABRS 28 juni 2017, no. 201603378/1/A1.

Vragen?

omgevingsjurist

 

jurisprudentie geluid en goed woon- en leefklimaat

Jurisprudentie geluid en goed woon- en leefklimaatjurisprudentie geluid

Bij de vaststelling van ruimtelijke besluiten, zoals een bestemmingsplan of het verlenen van een omgevingsvergunning, moet de gemeente in het kader van een goede ruimtelijke ordening onder meer beoordelen of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Afhankelijk van de omgeving kan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ook acceptabel zijn. In een drukke stedelijke omgeving kan dat bijvoorbeeld het geval zijn. De beoordeling of er al dan niet sprake is van een goed woon- en leefklimaat staat los de bescherming van gevoelige objecten ingevolge de Wet geluidhinder. De beoordeling in het kader van een goede ruimtelijke ordening is veel ruimer.

Wat dient nu beoordeeld te worden bij geluidbelasting in het kader van een goede ruimtelijke ordening? De Afdeling zegt er het volgende over:

In het kader van een goede ruimtelijke ordening komt bij het beoordelen van het woon- en leefklimaat vanwege de geluidbelasting ter plaatse van een woning betekenis toe aan alle relevante geluidsbronnen.(r.o. 19)”

Wat is een goed woon- en leefklimaat in relatie tot geluid?Alle relevante geluidsbronnen‘ is nogal ruim en in de praktijk wordt om die reden veel over het hoofd gezien. Allereerst is het van belang om in beeld te brengen wat een goed woon- en leefklimaat in relatie tot geluid is. Helaas bestaat er geen duidelijk criterium voor. Geluidbeleving verschilt van persoon tot persoon. De een is gevoeliger voor geluid dan de ander. Met name geluid dat wordt veroorzaakt door anderen en op momenten dat we dat niet willen horen wordt als onprettig ervaren. Het optreden en de ervaring van geluidhinder kan als een teken worden gezien dat het woon- en leefklimaat wordt aangetast. Van belang is ook om naar de omgeving te kijken. In een drukke binnenstad zal men over het algemeen meer geluid dienen te aanvaarden dan in een buitengebied.

Beoordeling geluidsbronnen in het kader van de beoordeling van een goed woon- en leefklimaat

Omdat er geen duidelijk criterium is, is ook de jurisprudentie over dit onderwerp (jurisprudentie geluid) nogal casuïstisch. Hierbij enkele recente uitspraken (jurisprudentie geluid en aanvaardbaar woon- en leefklimaat):

Tips voor een onderzoek naar een goed woon- en leefklimaat in relatie tot geluid

  • Breng de omgeving in beeld en kwalificeer de omgeving: ga het plangebied in en laat aan de hand van foto’s zien hoe deze eruit ziet.
  • Welke geluidbronnen zijn aanwezig en benoem deze.
  • Op welke afstand zijn de geluidbronnen gelegen ten opzichte van de woning(en).
  • Doe akoestisch onderzoek naar de geluidbronnen.
  • Onderbouw uitgebreid de afweging die is gemaakt. Is er sprake van een goed woon- en leefklimaat?

Heeft u vragen over dit onderwerp? Of wilt u een onderzoek naar een goed woon- en leefklimaat laten uitvoeren om woningen mogelijk te maken? 

omgevingsjurist

geluidhinder dakterras dulden in stedelijke omgeving

Geluidhinder dakterras dulden in stedelijke omgevinggeluidhinder dakterras

De vraag is natuurlijk hoeveel geluidhinder dient men te dulden als inwoner van een stad. Wat geluidhinder is is vrij moeilijk te definiëren omdat de een gevoeliger voor geluid is dan de ander. Het komt echter veelvuldig voor in de gemeentelijke praktijk dat er klachten worden geuit over geluidhinder: geluid van schreeuwende kinderen, kinderdagverblijven, buren, etc.

In een uitspraak van de Raad van State van 31 mei 2017 komt geluidhinder aan de orde bij het mogelijk maken van een dakterras in Amsterdam. De initiatiefnemer wil graag de bestaande serre vervangen door een uitbouw met daarop een dakterras. De gemeente heeft via een ontheffing een omgevingsvergunning verleend.

Volgens appellant moet een onderscheid worden gemaakt tussen de voor- en achtergevel. Omdat de geluidhinder aan de voorgevel al groot is, dient aan de achtergevel niet lichtvaardig te worden omgesprongen met het waarborgen van een aanvaardbaar geluidsklimaat.

De Raad van State overweegt als volgt over geluidhinder dakterras: “De rechtbank heeft terecht overwogen dat het algemeen bestuur zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat in een dicht bebouwde stedelijke omgeving als hier aan de orde enige geluidhinder niet onaanvaardbaar is. Dat de uitbouw met dakterras aan de achtergevel is gelegen, maakt dat niet anders. In een dicht bebouwde stedelijke omgeving zal ook aan de achtergevel enige geluidhinder moeten worden geduld. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat de toename van de geluidhinder zodanig groot zal zijn, dat het algemeen bestuur in redelijkheid geen ontheffing heeft kunnen verlenen. (…) Daargelaten dat artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit in deze zaak niet rechtstreeks van toepassing is, aangezien het hier niet gaat om een inrichting, kan uit die rapporten niet worden afgeleid dat de geluidhinder uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening onaanvaardbaar is. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de woonbestemming door dit bouwplan niet wordt gewijzigd, het dakterras een beperkte omvang heeft, zodat daarop slechts een beperkt aantal personen tegelijkertijd aanwezig kan zijn, in de tuin op het perceel en die omliggende percelen nu ook al personen kunnen verblijven en in grotere aantallen dan op het dakterras en dat in een dicht bebouwde stedelijke omgeving ook aan de achtergevel enige geluidhinder moet worden geduld. (…)”.

Lees meer in uitspraak ABRS 31 mei 2017, no. 201603190/1/A1

Vragen over geluid en een goede ruimtelijke ordening?

omgevingsjurist

 

Geluid schutterij en handhaving Bouwbesluit

Geluid schutterij en handhaving op basis van Bouwbesluitgeluid schutterij

Appellant heeft een verzoek om handhaving ingediend bij de gemeente. Hij wil dat er handhavend wordt opgetreden tegen een schutterij. In de tussenuitspraak van 4 november 2015 heeft de Raad van State overwogen dat dat standpunt van het college, dat in ieder geval geen sprake is van overtreding van artikel 7.22, aanhef en onder c van het Bouwbesluit indien Lknal voldoet aan de in de Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten (HLTS) gehanteerde geluidniveaus niet onredelijk is. Het college diende echter nog te motiveren waarom het door de schutterij veroorzaakte geluid niet zodanig is, dat artikel 7.22 van het Bouwbesluit daarmee wordt overschreden.

Het college heeft op 21 maart 2016 opnieuw op de bezwaren van appellant beslist en zich wederom op het standpunt gesteld dat het verzoek om op grond van artikel 7.22 van het Bouwbesluit handhavend op te treden, dient te worden afgewezen. Aan dit besluit ligt een akoestisch onderzoek (Geluid schutterij) ten grondslag.

Volgens dit akoestisch onderzoek is er bij de woning van appellant een achtergrondniveau gemeten van 55 dB(A). In het rapport staat dat dit niveau aansluit bij de omgevingstypologie. Verder is volgens het rapport van belang dat bij de schutterij gebruik wordt gemaakt van een geluid gedempte kogelvanger en dat de buksen zijn uitgerust met een geluiddemper. Nu er sprake is van een bestaande inrichting waarbinnen reeds geluidreducerende maatregelen zijn toegepast en gegeven de bestaande geluidbelasting vanuit de omgeving, kan volgens het rapport op grond van de HLTS worden afgeweken van de normstelling tot 80 dB(A). Het gemeten Lknal niveau ter plaatse varieert van 72,4 dB(A) tot 78,7 dB(A). De gemeten gemiddelde waarde voor Lknal bedraagt 75 dB(A) (…). Lees meer in r.o. 4.8 van uitspraak ABRS 10 mei 2017, no. 201601556/1/A1.

Vragen over geluid en het bestemmingsplan?

omgevingsjurist

Geluidwal borgen in regels bestemmingsplan

Geluidwal borgen in regels bestemmingsplan aarden geluidwal

De Raad van State heeft in een eerdere tussenuitspraak over het aspect geluid overwogen dat de raad niet heeft beoordeeld of in het kader van een goede ruimtelijke ordening de cumulatieve geluidhinder voor het woon- en leefklimaat van appellant aanvaardbaar wordt geacht. Verder heeft de raad volgens de Raad van State geen voorwaardelijke verplichting in de planregels opgenomen voor de aarden geluidwallen die wel zijn beoogd.

In het aanvullende geluidrapport dat later is uitgevoerd is uitgegaan van grondwallen met een hoogte van 3 meter.

Voorwaardelijke verplichting aarden geluidwal

De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat uit onderzoek is gebleken dat vanuit akoestisch oogpunt aarden geluidwallen met een hoogte van 3 meter noodzakelijk zijn en dat daarvoor thans een toereikende voorwaardelijke verplichting is opgenomen, waarbij rekening is gehouden met alle belangen. De betreffende planregel luidt:

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

het gebruik van geluidsinstallaties voor muziek of andere geluidsversterkingsinstallatie en het gebruik van gronden voor paintball, veldsporten, buitenterrassen, buggyrijden en gemotoriseerd grasmaaien in het geval dat de geluiddemping van de ter plaatse aangegeven ‘geluidwal’ niet is gegarandeerd. Hiervan is in ieder geval sprake indien de minimale hoogte van 3 m zoals genoemd in artikel 4.1 sub c niet meer aanwezig is of er openingen in de geluidwal aanwezig zijn”.

Lid 4, aanhef en onder c luidt:

De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

c. aanleg, behoud en herstel van aarden wallen met een minimale hoogte van 3 meter, ter plaatse van de aanduiding ‘geluidwal’.

De Raad van State stelt vast dat voornoemde bepalingen verplichten tot het in stand houden van geluidwallen met een minimale hoogte van 3 meter, omdat is bepaald dat de geluiddemping daarvan in ieder geval niet is gegarandeerd als de geluidwallen minder hoog zijn dan 3 meter of als er openingen in de geluidwallen aanwezig zijn. (…)”.

Lees meer in uitspraak ABRS 3 mei 2017, no. 201509137/3/R3.

Vragen over geluid borgen in het bestemmingsplan?

omgevingsjurist

Geluidwerende gevel woning in bestemmingsplan

Geluidwerende gevel (binnenwaarde) woning in planregel bestemmingsplan opnemen

Het bestemmingsplan voorziet in de mogelijkheid om 18 grondgebonden woningen te bouwen. In de omgeving van het plangebied zijn bedrijven gevestigd. Deze ondernemers vrezen dat zij door de komst van de woningen in hun toekomstige bedrijvigheid worden gehinderd. De gemeente heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd om de gevolgen inzake een goede ruimtelijke ordening te kunnen beoordelen. Uit dit onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarden die worden genoemd in het Activiteitenbesluit milieubeheer en de VNG-brochure ter plaatse van de voorziene woningen niet worden gehaald. Bij de milieuzonering is uitgegaan van een gemengd gebied ingevolge de VNG-brochure.

Volgens het uitgevoerde onderzoek naar het woon- en leefklimaat bij de beoogde woningen is er ondanks voornoemde overschrijdingen sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de beoogde woningen. Alle woningen hebben een geluidsarme buitenruimte. Verder is in de planregels van het bestemmingsplan voorgeschreven dat de gevels van alle woningen een geluidwerende werking van tenminste 30 dB(A) moeten hebben. Hierdoor wordt er onder de binnenwaarde gebleven die op grond van artikel 2.20, tweede lid Activiteitenbesluit dient te worden gehaald. Onder deze omstandigheden is de conclusie van de gemeente dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen niet onredeling, aldus de Raad van State.

Geluidwerende gevel woning (binnenwaarde)

In artikel 2.20, tweede lid geeft het volgende aan:

Het bevoegd gezag kan slechts hogere waarden vaststellen dan de waarden, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19 dan wel 2.19a, indien binnen geluidsgevoelige ruimten dan wel verblijfsruimten van gevoelige gebouwen, die zijn gelegen binnen de akoestische invloedssfeer van de inrichting, een etmaalwaarde van maximaal 35 dB(A) wordt gewaarborgd.

Deze uitspraak laat zien dat er bij de afweging of er al dan niet sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat het nuttig kan zijn in de planregels van het bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting op te nemen inzake de te bereiken binnenwaarde van die woning. In juridisch opzicht kan dit namelijk niet op een andere manier worden geborgd dan wel worden afgedwongen.

Lees meer in r.o. 3.7 in uitspraak ABRS 26 februari 2017, no. 201601745/1/R2

omgevingsjurist

 

Geluid woning en aanvaardbaar woon- en leefklimaat vanwege parkeerterrein

Geluid woning en aanvaardbaar woon- en leefklimaat vanwege parkeerterreingeluid woning

Het wijzingsplan in kwestie maakt de bestemming Verkeer mogelijk ten behoeve van extra parkeerplaatsen. Volgens appellanten is ten onrechte niet in het wijzigingsplan geborgd dat er in de nachtperiode niet geparkeerd mag worden. Uit akoestisch onderzoek blijkt namelijk dat er sprake is van een overschrijding van het maximale geluidniveau in de avond- en nachtperiode vanwege overschrijding van de geluidgrenswaarden uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. Deze overschrijding wordt veroorzaakt door het dichtslaan van autodeuren.

Op basis van de uitkomsten van het akoestisch onderzoek heeft de gemeente een verkeersbesluit genomen, waarin een parkeerverbod is opgenomen van 23.00 tot 07.00 uur. Hiermee wordt de geluidsbelasting op de gevels van de woningen op minder dan 30 meter afstand van het parkeerterrein binnen de normen van het Activiteitenbesluit milieubeheer gebracht. De afstand van 30 meter wordt gehanteerd in de VNG-brochure (tussen woningen en parkeerterreinen in een rustige woonwijk).

Volgens de Raad van State heeft de gemeente er van mogen uitgaan dat er een acceptabel geluidniveau is gewaarborgd met het instellen van het verkeersbesluit. Dat een parkeerverbod kan worden ingetrokken leidt volgens de Afdeling niet tot een andere conclusie. Verder gaat het volgens de Raad van State om zeer incidentele overschrijdingen in de avonduren. Lees meer in r.o. 3.1 van uitspraak ABRS 19 april 2017, no. 201604881/1/R2.

Vragen over geluid in relatie met een bestemmingsplan?

omgevingsjurist