Hogere waardenbesluit en belanghebbende
Appellanten hebben beroep ingesteld tegen het besluit van het college tot vaststelling van hogere waarden op grond van de Wet geluidhinder. Dit besluit is vastgesteld voor de woningen die met het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.
Op grond van artikel 1:2, eerste lid Awb wordt onder een belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
De Afdeling overweegt in deze zaak als volgt: “Zoals de Afdeling reeds eerder heeft overwogen (…) bevat afdeling 2 van hoofdstuk VI van de Wet geluidhinder een regeling volgens welke bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden die behoren tot een zone langs een weg, ter zake van de geluidbelasting vanwege de weg waarlangs die zone ligt, voor woningen gelegen binnen die zone de waarden in acht moeten worden genomen die als de ten hoogste toelaatbaar worden aangemerkt. Als beschermingsniveau geldt in beginsel de waarde die voor de betrokken woning is vastgelegd in de regeling. Indien deze waarde niet wordt gehaald, is het mogelijk om voor de betrokken woning een ander beschermingsniveau te bepalen door middel van het bij besluit vaststellen van een hogere waarde voor die woning. De regeling in artikel 83 van de Wet geluidhinder voorziet erin dat bij besluit wordt vastgesteld welke geluidbelasting – na het treffen van maatregelen – bij de te bouwen woningen vanwege de weg maximaal mag optreden. Deze regeling strekt daarmee tot bescherming van de toekomstige bewoners van de te bouwen woningen. Appellanten zijn geen eigenaar van één van de te bouwen woningen waarvoor hogere waarden zijn vastgesteld en niet is gebleken van concrete interesse in de koop en/of bewoning van een van de woningen die in het bestemmingsplan zijn voorzien. Derhalve strekt de regeling kennelijk niet tot bescherming van hun belangen (…).”
Zie uitspraak ABRS 27 maart 2019, no. 201804611/1/R1 (hogere waardenbesluit en belanghebbende)