Bezoekers evenementen vastleggen in bestemmingsplan

Bezoekers evenementen vastleggen in bestemmingsplanbezoekers evenementen

Het bestemmingsplan maakt het mogelijk dat er aan de noordwestkant van de grote plas een horecabedrijf wordt gerealiseerd. Verder wordt een evenemententerrein waar drie keer per jaar een evenement kan worden gehouden.

Appellant vreest onder meer geluidsoverlast ten gevolge van de toegestane activiteiten.

Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (…) ligt het op de weg van de planwetgever om te beoordelen of een bestemming die evenementen op een bepaalde locatie toestaat vanuit ruimtelijk oogpunt acceptabel is. Ook dient de raad over het toegestane aantal evenementen per jaar, de soorten evenementen en de maximale bezoekersaantallen regels te stellen voor zover dit uit het oogpunt van ruimtelijke aanvaardbaarheid op een locatie van belang is. Deze beoordeling is een andere dan die op grond waarvan, in een concreet geval, voor een evenement al dan niet een vergunning wordt verleend.

In artikel 10 (…) van de planregels, reguleert de raad het aantal evenementen per jaar, de maximale tijdsduur en het type evenement dat wordt toegestaan, zijnde A-evenementen en C-evenementen. De planregels geven blijk van een aantal randvoorwaarden voor het houden van evenementen. De definitie van A-evenementen en C-evenementen ontbreekt echter. Hoewel deze definities in de Nota evenementenbeleid 2016 staan, zijn hierdoor de contouren van wat er op basis van de planregels precies op het evenemententerrein is toegestaan niet duidelijk. Het plan in zoverre in strijd met de rechtszekerheid.

(…) De Afdeling concludeert op grond van het vorenstaande dat zowel A- als C evenementen een aanzienlijk risico op overlast inhouden. Niet gebleken is dat de raad de eventuele gevolgen van evenementen voor omwonenden heeft onderzocht en afgewogen. De raad heeft hierdoor niet inzichtelijk gemaakt of omwonenden geen onevenredige hinder in de vorm van geluid- en parkeeroverlast zullen ondervinden van de te houden evenementen. Het bestreden besluit is in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Awb. [maximum aantal bezoekers evenementen)

Zie verder uitspraak ABRS 30 januari 2019, no. 201709895/1/R3.

Vragen over de planologische borging van geluid in het bestemmingsplan? Bel 010 – 268 0689 of mail.

 

Geluidwerende voorzieningen woning uitgesloten

Geluidwerende voorzieningen woning uitgeslotengeluidwerende voorzieningen

Het college van B&W heeft een woning binnen de gemeente uitgesloten voor het aanbrengen van geluidwerende voorzieningen. Appellant heeft hier tegen bezwaar gemaakt en vervolgens beroep ingesteld.

De gevel van de woning wordt belast door het wegverkeerslawaai. Door het college is onderzocht of de woning in aanmerking komt voor geluidwerende voorzieningen. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat in de woning de daarvoor geldende geluidnorm uit de Wet geluidhinder van 43 dB niet wordt overschreden. Appellant stelt dat er zonder voorzieningen niet aan de vereiste binnenwaarde van 43 dB kan worden voldaan.

Het onderzoeksbureau heeft voor iedere beschouwde ruimte in de woning een geluidbijdrage aan het totale binnenniveau berekend voor de kieren en de naden. Daarbij is een kierdichtingskwaliteit/kierdichtingsterm van 24,3 dB per strekkende meter gehanteerd. Overeenkomstig de Handreiking gevelisolatie en saneringssubsidie (…) dient een kierdichtingsterm van bijv. 25 of 30 dB te worden aangehouden indien in de bestaande constructie geen kierdichting is aan te brengen. Vastgesteld is dat er geen kierdichting aanwezig is op de aanslag en bij de dorpel van de stolpdeuren in slaapkamer 2. Kierdichting is hier volgens het deskundigenbericht echter wel aan te brengen. Omdat voor de stolpdeuren in de gevel van slaapkamer 2 kierdichting is aan te brengen, waardoor volgens de Handreiking in ieder geval een kierdichtingsterm hoger dan 25 dB kan worden aangehouden, is de door het bureau gehanteerde kierdichtingsterm van 24,3 dB niet onderschat.

Het geschil spitst zich toe op de vraag of in het aan het bestreden besluit ten grondslag gelegde rapport van een kierdichting in slaapkamer 2 mocht worden uitgegaan. Appellant stelt dat dit niet mogelijk is en dat daarom bij de berekening van de binnenwaarde een lagere kierdichtingsterm van 20 dB had moeten worden aangehouden.

Volgens het deskundigenbericht is in de constructie zoals aangetroffen kierdichting aan te brengen. Daarmee is voldaan aan de voorwaarde uit de Handreiking voor het aanhouden van een hogere kierdichtingsterm dan 25 dB voldaan. Dat het aanbrengen van een duurzame kierdichting voor een particulier niet mogelijk is, volgt naar het oordeel van de Afdeling niet uit het deskundigenbericht en heeft ook het contra-advies niet aannemelijk gemaakt. Lees meer in r.o. 4.2 van uitspraak ABRS 30 mei 2018, no. 201704713/1/R2.

Akoestisch onderzoek nodig? Of een 2nd opinion? Bel 010-2680689 voor meer informatie of mail.

Impulstoeslag tennisbaan meenemen in akoestisch onderzoek

Impulstoeslag tennisbaan meenemen in akoestisch onderzoekimpulstoeslag tennisbaan

In een bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het mogelijk maken van een tennisbaan. Het perceel van appellant grenst direct aan het wijzigingsgebied en zijn woning ligt op zo’n 4 meter afstand tot de grens van het aanduidingsvlak. Hij stelt dat het opnemen van deze wijzigingsbevoegdheid in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De toepassing ervan zal leiden tot een aantasting van zijn woon- en leefklimaat vanwege lichthinder en geluidshinder.

Volgens hem is in het akoestisch onderzoek ten onrechte geen rekening gehouden met een straffactor van 5 dB(A) voor impulsgeluid veroorzaakt door het slaan tegen een tennisbal. Bij de berekening van de geluidimmissies is een correctie van 5 dB(A) buiten beschouwing gelaten. In het akoestisch onderzoek staat dat het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en het maximale geluidniveau ter plaatse van de woning van appellant voldoet aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. De grenswaarden die volgens het onderzoek moeten worden gehanteerd uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en het maximale geluidniveau, worden ter plaatse van de woning echter overschreden. Daarbij is ook het stemgeluid van bezoekers in aanmerking genomen. In geval van een oprichting van een gesloten scherm ter afscherming van het geluid met een hoogte van 2,5 m (…) kan aan de grenswaarden uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening worden voldaan. Indien gerekend wordt met een impulscorrectie van 5 dB(A) (impulstoeslag tennisbaan), wordt bij de beoordeling in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook na afscherming de grenswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde met 1-2 dB(A) overschreden bij de woning van appellant.

Maatregelen treffenNaar het oordeel van de Afdeling stelt appellant terecht dat uit de rapporten (…) kan worden afgeleid dat om een aanvaardbaar akoestisch (…) klimaat ter plaatse van het perceel van appellant te kunnen waarborgen maatregelen ter afscherming van het geluid zullen moeten worden getroffen. Lees meer in r.o. 4.4 van uitspraak ABRS 16 januari 2019, no. 201803367/1/R1. [impulstoeslag tennisbaan].

Laat een akoestisch onderzoek uitvoeren of checken. Lees meer…

Belanghebbende geluid van festival

Belanghebbende geluid van festivalbelanghebbende geluid

Het college van B&W heeft een evenementenvergunning verleend voor het organiseren van een muziekfestival (hardcore). De rechtbank had het ingestelde beroep niet ontvankelijk verklaard.

Het festival vindt jaarlijks in augustus plaats van vrijdag tot en met zondag. Hierbij worden in de buitenlucht door middel van versterkende apparatuur hardcore, etc. gedraaid. In de vergunning is bepaald dat het geluidsniveau niet meer mag bedragen dan 75 dB(A) en 95 dB(C) op de dichtstbijzijnde geluidsgevoelige gevels in de omgeving.

Appellant betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij hinder van enige betekenis ondervindt en daardoor geen belanghebbende is.

Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (…) geldt als uitgangspunt dat degene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die een besluit toestaat, in beginsel belanghebbende is bij dat besluit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ dient als correctie op dit uitgangspunt. Als gevolgen van enige betekenis ontbreken wordt geen belanghebbendheid aangenomen. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor woon-, leef- of bedrijfssituatie van de betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Daarbij wordt acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (onder andere geur, geluid, licht, trilling, emissie en risico) van de activiteit die het besluit toestaat, waarbij die factoren zonodig in onderlinge samenhang worden bezien. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.

Appellant woont ongeveer op een afstand van 7 km van het festivalterrein. Uit het meetverslag blijkt dat een geluidsniveau is gemeten van 49 dB(A) en 73,5 dB(C) en hierbij de opmerking is genoteerd: muziek goed hoorbaar, dreun ook. (…) Gelet op de hoogte van het geluidsniveau en de tijden waarop de muziek wordt afgespeeld, is naar het oordeel van de Afdeling aannemelijk dat appellant als gevolg van het festival gevolgen van enige betekenis ondervindt. Hij kan worden aangemerkt als belanghebbende (…).

Zie verder r.o. 2 e.v. van uitspraak 27 december 2018, no. 201707909/1/A3. (belanghebbende geluid)

Huisvesting arbeidsmigranten op bedrijventerrein is mogelijk

Huisvesting arbeidsmigranten op bedrijventerrein is mogelijkhuisvesting arbeidsmigranten

Het college van B&W heeft een omgevingsvergunning verleend voor de tijdelijke huisvesting van maximaal 252 arbeidsmigranten op een bedrijventerrein. Dit voor een periode van 10 jaar. Het perceel ligt op een gezoneerd bedrijventerrein.

Volgens appellant zal de huisvesting van arbeidsmigranten hem belemmeren in de bedrijfsvoering.

De Afdeling overweegt als volgt: “Het bedrijventerrein is krachtens de Wet geluidhinder gezoneerd, wat betekent dat er op grond van artikel 2.17 eerste, derde, vierde, vijfde en zesde lid van het Activiteitenbesluit milieubeheer geen geluidgrenswaarden gelden voor woningen op dat bedrijventerrein. Dit neemt niet weg dat artikel 2.12, eerste lid van de Wabo bepaalt dat het college de omgevingsvergunning niet mag verlenen als dat in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, waaronder begrepen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat op het perceel. 

(…) Omdat er geen richtafstanden zijn voor woningen op een (gezoneerd) bedrijventerrein, heeft het college bij de beantwoording van de vraag of op het perceel sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en of bedrijven op het bedrijventerrein hun bedrijfsactiviteiten kunnen uitvoeren binnen aanvaardbare voorwaarden naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid aansluiting kunnen zoeken bij de in de VNG-handreiking opgenomen richtafstanden die dienen te worden aangehouden tussen een bepaald omgevingstype en een bedrijf van een bepaalde milieucategorie. Vaststaat dat de directe omgeving van het perceel niet kan worden aangeduid als omgevingstype ‘rustige woonwijk’ als bedoeld in de VNG-handreiking. Het college heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat het gebied direct om het perceel heen wel aansluit bij het omgevingstype ‘gemengd gebied’ uit de VNG-handreiking. Het college heeft daarbij kunnen betrekken dat sprake is van enige mate van functiemenging als bedoeld in die handreiking, omdat het perceel is gelegen aan een hoofdontsluiting en nabij snelweg A59 en ter plaatse verder ook kleine bedrijfjes (…) aanwezig zijn. Dat voor de beoordeling van het woon- en leefklimaat op het perceel is aangesloten bij het omgevingstype ‘gemengd gebied’ uit de VNG-handreiking maakt niet dat het college het bedrijventerrein daadwerkelijk als een omgevingstype ‘gemengd gebied’ in de zin van de beleidsregel of de VNG-handreiking heeft aangemerkt. De aard van het bedrijventerrein is immers niet veranderd. Lees verder in r.o. 4.6 van uitspraak ABRS 12 december 2018, no. 201710138/1/A1.   [huisvesting arbeidsmigranten]

Meer weten over huisvesting van arbeidsmigranten op een bedrijventerrein in uw gemeente? Bel 010 – 268 0689.

 

beroep gezondheidsrisico antennemast zinloos

Beroep gezondheidsrisico antennemast is zinloosberoep antennemast

Een niet echt bemoedigende titel! Toch geeft dit op dit moment wel de juridische realiteit weer over (hoger) beroep inzake gezondheidsrisico’s van de plaatsing van antennemasten. U zult dus met iets beters moeten komen voor een geslaagd (hoger) beroep!

Wat was er aan de hand? 

Het college van B&W had een omgevingsvergunning verleend voor onder meer de plaatsing van een antennemast voor mobiele telefonie. De betreffende antennemast is een vrijstaande stalen vakwerkconstructie met een hoogte van 39,90 m. Het bouwwerk is in strijd met het geldende bestemmingsplan.

Appellanten betogen onder meer dat het college uit voorzorg had moeten afzien van de verlening van de omgevingsvergunning vanwege gezondheidsrisico’s. Zij verwijzen daarbij naar de EU-resolutie van 2 april 2009 (…) waaruit volgt dat nog veel onduidelijkheid bestaat over de gezondheidsrisico’s en de veiligheid met betrekking tot blootstelling van mensen aan elektromagnetische velden.

De Afdeling overweegtDe rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college niet gehouden was  de gevraagde omgevingsvergunning uit voorzorg te weigeren vanwege het onvoldoende bestaan van inzicht in de gezondheidsrisico’s. De rechtbank heeft daarbij terecht gewezen naar de uitspraken van (…), waarin de Afdeling heeft overwogen dat de Gezondheidsraad in het rapport ‘Elektromagnetische velden, jaarbericht 2008’ van maart 2009 heeft vermeld dat volgens de Commissie Elektromagnetische velden er geen aanwijzingen zijn dat blootstelling aan radiofrequente velden in de woonomgeving leidt tot gezondheidsproblemen. 

In de uitspraak (…) is voorts een door de Stichting (…) opgesteld deskundigenbericht genoemd. In dat deskundigenbericht is vermeld dat uit wereldwijde onderzoeken naar de effecten van radiofrequente elektromagnetische velden blijkt dat radiofrequente elektromagnetische velden een nadelig gezondheidseffect kunnen hebben. Lees verder in r.o. 14.1 van uitspraak ABRS 5 december 2018, no. 201801062/1/A1.  [beroep gezondheidsrisico]

VNG-brochure is niet verplicht bij woon- en leefklimaat

VNG-brochure is niet verplicht bij bepalen afstanden woon- en leefklimaatVNG-brochure

De VNG-brochure is een handreiking voor maatwerk. In de praktijk worden de genoemde afstanden echter vaak als ‘waarheid’ gezien en niet als hulpmiddel. In de brochure is het uitgangspunt: gemotiveerd toepassen. In feite is er veel mogelijk, mits goed onderbouwd. Vaak wordt ook gedacht dat de toepassing van de VNG-brochure verplicht is bij het onderbouwen van afstanden tussen bijv. woningen en bedrijven. Dat is echter niet zo. In onderstaande uitspraak komt onder meer dit aan de orde.

Het bestemmingsplan in kwestie maakt de uitbreiding van een staalbedrijf mogelijk. Appellanten zijn van mening dat de gemeente ten onrechte niet de richtafstanden uit de brochure heeft toegepast. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat gezien de ligging van de bedrijfswoningen op het bedrijventerrein een lager beschermingsniveau kan worden toegepast. Daarom is aansluiting gezocht bij de geluidnormen uit het Activiteitenbesluit (tabel 2.17c). Als aan de geluidnormen voor gevoelige gebouwen op een bedrijventerrein uit het Activiteitenbesluit kan worden voldaan acht de raad het plan ruimtelijk aanvaardbaar.

Op grond van artikel 2.17, eerste en derde lid, van het Activiteitenbesluit gelden voor gevoelige objecten op een bedrijventerrein de geluidnormen die zijn opgenomen in voornoemde tabel 2.17c. De Afdeling acht de keuze van de raad (…) voor wat betreft het beschermingsniveau van de woningen, aansluiting te zoeken bij de geluidnormen van artikel 2.17c niet onredelijk. Indien vaststaat dat aan deze geluidnormen wordt voldaan, mag de raad ervan uitgaan dat in beginsel sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Dit laat onverlet dat uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening aanvullend dient te worden bezien of ter plaatse van de woningen wat betreft de geluidbelasting een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Er bestaat echter geen grond voor het oordeel dat de raad daartoe de VNG-brochure had meoten toepassen. Overigens is in de brochure aangegeven dat de daarin opgenomen richtafstanden niet zonder meer kunnen worden toegepast op een bedrijventerrein.” Zie verder uitspraak ABRS 5 december 2018, no. 201701113/1/R2.

 

 

 

Gezondheid intensieve veehouderij en juridische werkelijkheid

Gezondheid intensieve veehouderij en juridische werkelijkheidgezondheid intensieve veehouderij

In een nieuw bestemmingsplan voor het buitengebied is een mogelijkheid opgenomen om vergroting van de oppervlakte van de agrarische gebouwen. Dit is geregeld via een afwijkingsmogelijkheid in het bestemmingsplan.

Hierbij is rekening gehouden met de zogeheten ‘stalderingsregeling’ van de provincie Noord-Brabant. Deze stalderingsregeling houdt kortweg in dat binnen een in de Verordening ruimte aangeduid stalderingsgebied de toename van de oppervlakte dierenverblijf van een hokdierhouderij binnen een bouwperceel uitsluitend wordt toegestaan als elders in dat gebied de oppervlakte dierenverblijf van een hokdierhouderij is afgenomen met tenminste 110%.

Hoewel er in de uitspraak ook interessante overwegingen zijn opgenomen over de stalderingsregeling, neem ik hier alleen de overwegingen over gezondheid intensieve veehouderij en woon- en leefklimaat over. Volgens appellanten 1 en 2 leidt het plan tot een onaanvaardbare aantasting van hun woon- en leefklimaat. Het bestemmingsplan maakt namelijk de uitbreiding van een intensieve veehouderij mogelijk. Wat betreft de bouwmogelijkheden die bij recht zijn opgenomen in het bestemmingsplan, is de gemeente van mening dat deze niet leiden tot een aantasting van het woon- en leefklimaat van de bewoners. Bij de toets van de aanvraag om omgevingsvergunning voor de bouwaanvraag bleek namelijk dat aan de gestelde normen voor geur, ammoniak en fijn stof kan worden voldaan. De Afdeling volgt de gemeente hierin.

Appellanten sub 3 en 4 stellen dat het plan zal leiden tot een verdere verslechtering van het leefklimaat in de omgeving van het plangebied. Uit recente onderzoeken van het RIVM en de GGD volgt dat er een verband bestaat tussen gezondheidseffecten en woonafstanden tot intensieve veehouderijen. De GGD adviseert om binnen 250 meter van intensieve veehouderen geen nieuwbouw te realiseren en voor bouwplannen tussen de 250 en 1000 m een aanvullende risicobeoordeling uit te voeren. Eén van de appellanten kampt met ernstige luchtwegproblemen en vreest voor een verdere achteruitgang van zijn gezondheid als van de planologische ontwikkelingsmogelijkheden gebruik wordt gemaakt. Hij heeft een verklaring van zijn huisarts overgelegd.

Volgens de gemeente bevatten de planregels voldoende waarborgen om onaanvaardbare effecten op de volksgezondheid te voorkomen.

De Afdeling overweegt als volgt: “Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (…) is het effect dat nabij gelegen veehouderen op de volksgezondheid kunnen hebben een mee te wegen belang bij de vaststelling van een bestemmingsplan. De raad dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening te onderzoeken of een plan niet zodanige risico’s voor de volksgezondheid meebrengt dat het woon- en leefklimaat onaanvaardbaar verslechtert. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (…) vindt de bestrijding van besmettelijke dierziekten zijn regeling primair in andere regelgeving. Voorts kunnen aan omgevingsvergunningen voorschriften worden verbonden om de gevolgen voor de volksgezondheid te voorkomen dan wel te beperken. Uit het voorgaande volgt dat de Wro in dit kader een aanvullend karakter heeft. (…)

Voor zover appellanten stellen dat, gelet op de adviesafstanden van de GGD, in het plan verdergaande beperkingen moeten worden opgelegd aan de ontwikkelingsmogelijkheden van de intensieve veehouderij heeft de raad daarvoor in redelijkheid geen aanleiding hoeven te zien. Uit het door appellanten genoemde advies van de GGD (…) volgt niet dat een uitbreiding van een intensieve veehouderij vanuit het oogpunt van volksgezondheid moet worden verboden binnen een bepaalde afstand tot een woning. De keuze van de raad om bij gebreke van algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten over de gezondheidsrisico’s van intensieve veehouderijen de adviesafstand van de GGD niet over te nemen is niet onredelijk. Dat binnen de gemeente (…) een groot aantal intensieve veehouderijen is gevestigd en dat maatschappelijke onrust is ontstaan over de gevolgen daarvan op de volksgezondheid, biedt op zichzelf (…) onvoldoende grond voor een verdergaande beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van de intensieve veehouderij. (…). Zie verder uitspraak ABRS 7 november 2018, no. 201605590/2/R2.

Noot MH: Tot nu toe valt er nog weinig te halen bij de Raad van State als het gaat om gezondheid en woon- en leefklimaat bij woningen die nabij intensieve veehouderijen liggen. Nog steeds wordt dezelfde standaardoverweging aangehaald: ‘bij gebreke van algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten, etc.‘ Dit moet erg frustrerend zijn voor individuele patiënten die met klachten kampen van de luchtwegen. Dit is helaas de juridische werkelijkheid die nogal eens afwijkt van de ‘normale’ werkelijkheid. [gezondheid intensieve veehouderij]

Dakterras en schuin uitzicht van buren

Dakterras en schuin uitzicht van buren

  • artikel 5:50 BW
  • evidente privaatrechtelijke belemmering
  • omgevingsvergunning
  • uitzicht buren op terras

dakterras

Dakterrassen kunnen een bron van ergernis vormen in stedelijke gebieden. Met name het aspect privacy (uitzicht) speelt vaak een rol. Wat is wel geoorloofd en wat levert hinder op? Het zal van geval tot geval verschillen. Iedereen ervaart dit anders. In deze zaak van de Raad van State komt dit uitvoerig aan de orde. Wat was er aan de hand?

De gemeente heeft een omgevingsvergunning verleend voor het vergroten van een woning. Het bouwplan bestaat onder meer uit het wijzigen van een dakterras voor een woning in de binnenstad en het toevoegen van een loggia aan de voorzijde. Het erf van appellant grenst direct aan het perceel en gaat het om schuin uitzicht op het dakterras.

De Afdeling is van oordeel dat uit de bewoordingen van artikel 5:50 van het BW kan worden afgeleid dat er een verschil bestaat tussen rechtstreeks uitzicht, rechthoekig gemeten vanaf de opening, en schuin uitzicht. Uit de bewoordingen van artikel 5:50 BW kan naar het oordeel van de Afdeling niet zonder meer worden afgeleid dat onder het daarin verwoorde verbod ook het schuin uitzicht dient te worden begrepen. De Afdeling is dan ook van oordeel dat het schuin uitzicht zoals hier aan de orde geen evidente privaatrechtelijke belemmering oplevert. De rechtbank heeft daarom ten onrechte overwogen dat een privaatrechtelijke belemmering aan de verlening van de omgevingsvergunning in de weg staat.

Lees verder in uitspraak ABRS 31 oktober 2018, no. 201702237/1/A1

grotere milieubelasting toestaan op bedrijfswoning bedrijventerrein

Grotere milieubelasting toestaan op bedrijfswoning bedrijventerreingrotere milieubelasting

De relatie bedrijfswoning en bedrijventerrein is een ongelukkige. Meestal gaat het om situaties die lang geleden zijn ontstaan omdat in een ver verleden de ondernemer bij zijn bedrijf woonde. De ellende begint vaak als de ondernemer de betreffende woning verkoopt aan een derde die vervolgens gaat klagen over stank- of geluidsoverlast. Hoewel door de technologische ontwikkelingen al minder vaak is van geluid- of stankoverlast, zijn er vrijwel altijd factoren aanwezig die zorgen voor hinder voor omwonenden. Dat kan ook laden en lossen zijn in de vroege ochtend. Meestal wil men wel de lusten ervaren (goedkopere woning), maar niet de lasten. Men vergeet zich vaak de vraag te stellen: waarom woon ik eigenlijk op een bedrijventerrein?

In een uitspraak van de Afdeling van 19 september 2018 komt de relatie bedrijfswoning en bedrijventerrein aan de orde. Wat was er aan de hand?

De raad heeft een nieuw bestemmingsplan vastgesteld voor een bedrijventerrein. De appellant betreft een eigenaar van een bedrijfswoning op het bedrijventerrein. Op grond in de nabijheid van zijn woning worden in het nieuwe plan bedrijven toegestaan met een milieucategorie van 3.1 en 3.2 in plaats van milieucategorie 1 en 2, zoals in het voorheen geldende plan. Appellant vreest als gevolg hiervan een aantasting van zijn woon- en leefklimaat. Hij wijst erop dat niet aan de aanbevolen richtsafstand wordt voldaan zoals aangegeven in de VNG-brochure.

De Afdeling overweegt als volgt: “Aan een voorheen geldend bestemmingsplan kunnen in het algemeen geen blijvende rechten worden ontleend. De raad kan op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen andere bestemmingen en regels vaststellen. In dit geval heeft de raad ervoor gekozen om, met het oog op een aantrekkelijk vestigingsklimaat, ter plaatse van in het geding zijnde gronden, bedrijven van milieucategorie 3.2 en 3.1 toe te staan. (…)

De Afdeling stelt vast dat het aan de orde zijnde gebied gekwalificeerd kan worden als een ‘gemengd gebied’. De raad heeft vanwege de omstandigheid dat in dit geval sprake is van een bedrijfswoning op een bedrijventerrein aanleiding gezien voor de bedrijven van milieucategorie 3.2 een richtafstand van 30 meter te hanteren. De Afdeling is van oordeel dat de raad in redelijkheid  deze richtafstand heeft kunnen hanteren voor bedrijven van milieucategorie 3.2 tot de bedrijfswoning van appellant. Hierbij acht de Afdeling (…) het van belang dat voor een bedrijfswoning op een bedrijventerrein in het algemeen een grotere milieubelasting aanvaardbaar kan worden geacht dan voor een burgerwoning (…). Lees meer in r.o. 4.4 van uitspraak ABRS 19 september 2018, no. 201709944/1/R1.


Meer weten over richtafstanden, het verkorten ervan of een andere oplossing voor bedrijfswoningen op een bedrijventerrein?

de omgevingsjurist