Bedrijfswoningen op bedrijventerreinen zijn onwenselijk

Bedrijfswoningen op bedrijventerreinen zijn onwenselijkbedrijfswoningen

De laatste jaren is het een trend om van (voormalige) bedrijventerreinen gemengde gebieden te maken, zoals wonen combineren met bedrijven. De bedrijven worden zo de stad uitgejaagd. Door het tekort aan woningen wordt op allerlei manieren creatief geprobeerd om waar dan ook wonen mogelijk te maken. Hoewel bij de lichtere vormen van bedrijvigheid wonen prima kan samenvallen, geldt in het algemeen dat bij bedrijven die wat meer geluiduitstoot produceren of verkeer aantrekken de combinatie niet gelukkig is. Persoonlijk vind ik dat gemeenten hier onvoldoende bij stilstaan. Met name in de situatie als ‘wonen’ op alles voorrang heeft. Naar de belangen van de zittende bedrijven wordt onvoldoende gekeken, met alle vervelende gevolgen vandien. Dit geldt eveneens voor bedrijfswoningen. Dit zijn woningen die vroeger bij een bedrijf behoorden en waar de ondernemer zelf woonde. De praktijk is meestal dat de woningen apart worden verkocht aan een derde die niet verbonden is met het bedrijf. Ook dit is een onwenselijke situatie voor de bestaande bedrijvigheid.

In een uitspraak van de Raad van State van 12 september 2018 geeft een gemeente wel het goede voorbeeld en wordt de gevraagde vergunning geweigerd. Wat was er aan de hand?

De initiatiefnemer heeft een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend voor het wijzigen van gebruik van een bedrijfswoning naar wonen (burgerwoning). De gemeente heeft die vergunning geweigerd. De Afdeling overweegt als volgt:

Het college is bij het besluit om de vergunning te weigeren (…) aangesloten bij de uitgangspunten van het geldende bestemmingsplan ‘Bedrijventerreinen’. Daar wordt voorop gesteld dat de bedrijfsfunctie de belangrijkste functie is in het plangebied en dat hoofduitgangspunt is dat de huidige ruimtelijk-functionele structuur wordt gehandhaafd en waar mogelijk wordt versterkt en opgewaardeerd. (…) Weliswaar is in beginsel juist dat beide soorten woningen niet tegen geluid worden beschermd indien zij zich op een gezoneerd bedrijventerrein bevinden, echter dit maakt niet dat het college de omgevingsvergunning voor het gebruiken van de bedrijfswoning als burgerwoning niet heeft mogen weigeren. Het college heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat het verlenen van de vergunning zowel ongewenst is omdat ter plaatse van de woning van appellant geen goed woon- en leefklimaat is gegarandeerd, als omdat dit de mogelijkheden van de op het bedrijventerrein aanwezige bedrijven beperkt. Lees meer in r.o. 4.1 van uitspraak ABRS 12 september, no. 201701695/1/A1

 

Geluid dakterras accepteren of niet?

Geluid dakterras accepteren of niet?geluid dakterras

In de binnenstad kan op zomerse dagen allerlei geluid ontstaan dat niet voor iedereen wenselijk is. Vaak is dat muziek of menselijk stemgeluid. Iedereen ervaart dit anders. Voor de een is dat gezelligheid en de ander ervaart het als storend. In veel bestemmingsplannen voor binnensteden is een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid opgenomen om op daken van woningen dakterrassen aan te leggen. Indien aan de voorwaarden wordt voldaan verleent de gemeente in principe de omgevingsvergunning. Het vervelende is dat de buren vaak niet worden ingelicht en dat de onderlinge verhoudingen zo ernstig verstoord worden.

Eén van de voorwaarden is vaak dat er geen onevenredige geluidsoverlast mag optreden. Wat is ‘onevenredige geluidsoverlast’? Dit is een zeer breed begrip waar van alles onder kan vallen: stemgeluid, muziek, etc. In een uitspraak van de Raad van State van 12 september 2018 ging het ook over deze problematiek. De casus speelt zich af in de gemeente Amsterdam.

De gemeente heeft een omgevingsvergunning verleend voor het intern wijzigen van de zolderverdieping tot een woongedeelte en een dakterras. De Afdeling geeft het volgende aan (omgevingsvergunning geluid dakterras):

Bij een dergelijke beslissing moet het algemeen bestuur alle betrokken belangen tegen elkaar afwegen in dit geval ligt ter toetsing de vraag voor of in dit geval het algemeen bestuur in redelijkheid meer gewicht heeft kunnen toekennen aan de belangen die zijn gebaat bij het verlenen van de vergunningen dan aan de belangen die zijn gebaat bij de weigering daarvan. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling (…) volgt dat aan het wonen in een verstedelijkte omgeving enige mate van geluidhinder en een zekere mate van inbreuk van privacy inherent is (…). Dit laat onverlet dat het bevoegd gezag per geval zal moeten beoordelen of er geen onvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat plaatsvindt. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het algemeen bestuur zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de afname van privacy van appellant en anderen door de realisatie van de dakterrassen relatief beperkt is. (…) Het belang van scheppen van buitenruimte voor bewoners in een stedelijke omgeving weegt daarbij zwaar. “Lees meer in r.o. 3.2. 

Met zinsnedes als ‘in redelijkheid’, ‘enige mate van geluidhinder’ en ‘relatief beperkt’ kan de praktijk niet veel. Het kan alle kanten opgaan. Naar mijn opvatting zouden gemeenten moeten vaststellen wat een acceptabel geluidniveau is in een binnenstad. Voor iedereen is dan duidelijk welke grenzen de gemeente hanteert. Nu is het voor buren vrijwel onmogelijk succesvol geluidsoverlast te bestrijden. Nog afgezien van het feit dat het bespreekbaar maken van geluidsoverlast tussen buren onderling nog altijd het beste is.

Gezondheidsverkenning omwonenden landbouwpercelen RIVM

Gezondheidsverkenning omwonenden landbouwpercelen RIVM: weinig nieuws onder de zon

De laatste tijd staat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen op open teelten in een grote publieke belangstelling. Er is ongerustheid over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en de effecten hiervan op de gezondheid van met name omwonenden. Via social media en krantenberichten worden paniekerige berichten geplaatst die zorgen voor de onnodige onrust. Ook lokale politici laten zich leiden door dergelijke berichten zonder eens goed de onderliggende publicaties te lezen. Eén van de publicaties die in juli 2018 is verschenen is een publicatie van het RIVM ‘Gezondheidsverkenning omwonenden van landbouwpercelen’. gezondheidsverkenning omwonenden

Hoewel ik een zeer groot voorstander ben van (uitgebreid) onderzoek naar de effecten van deze middelen op de gezondheid is het naar mijn mening net zo belangrijk om ook eens naar de oorzaken te kijken waarom mensen hiervan hinder zeggen te ondervinden. In onze adviespraktijk gebeurt het regelmatig dat er particulieren aankloppen die graag een voormalige agrarische bedrijfswoning willen kopen op het platteland. Ik adviseer vrijwel altijd de locatie niet te kopen en informeer hen over de risico’s. De woning is relatief goedkoop en is om die reden aantrekkelijk voor veel mensen. Enthousist als ze zijn wordt er meestal niet verder gekeken dan hun neus lang is en gaan ze vervolgens dichtbij bijv. fruitteeltlocaties wonen. Naar mijn mening moeten gemeenten hier niet langer aan meewerken. Dat wil zeggen dat er eerst eens goed wordt gekeken naar de afstand van de tuin van de woning tot de grens van het agrarische perceel. Het uitoefenen van agrarische activiteiten – behalve het bespuiten van open teelten, geldt dit evenzeer voor oogsten, ploegen, etc. – staat meestal op gespannen voet met een goed of aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het begint hier! Bepaal vooraf eens wat een acceptabele afstand is. Besef dat agrariërs in het buitengebied ervoor zorgen dat er voldoende voedsel is en dat de voedselvoorziening in de supermarkt niet zo maar tot stand komt. De verwende consument wil nu eenmaal geen appels die er niet glimmend uitzien of die plekjes vertonen. Dit geldt evenzeer voor de aardappelteelt of andere open teelten.

Als mensen eenmaal in de plattelandswoning wonen gaan ze klagen over de bespuitingen over de gewassen of over stof dat in de tuin terechtkomt. Deze aspecten worden vaak onderschat bij gemeenten. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning of het vaststellen van een bestemmingsplan voor een nieuwe gevoelige functie nabij open teelten kunnen deze aspecten worden meegewogen in de besluitvorming in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Op deze manier kan voorkomen worden dat nieuwe bewoners te dichtbij agrarische percelen gaan wonen.

De voorlopige conclusie van het RIVM is trouwens dat er over het algemeen geen duidelijke verbanden bestaan tussen gezondheid en de nabijheid van landbouwpercelen. Wel verdienen sommige aspecten nader onderzoek. Lees het onderzoek naar de gezondheidsverkenning omwonenden hier.

Kamerverhuur studenten en woon- en leefklimaat omwonenden

Kamerverhuur studenten en woon- en leefklimaat omwonendenkamerverhuur studenten

De gemeente heeft een omgevingsvergunning verleend voor een ander gebruik voor 4 panden, te weten kamerverhuur aan studenten. Het gaat daarbij om de verhuur van 14 kamers met gedeelde voorzieningen. De achterbuurman heeft bezwaar tegen de verlening van de omgevingsvergunning omdat hij vreest voor overlast van kamerverhuur aan studenten. Het leidt volgens hem tot een aantasting van het karakter van de wijk vanwege een andere verhouding tussen gezinnen en kamerbewoners.

Het college van B&W voert aan dat in dit geval kon worden volstaan met een inventarisatie van de bestaande en de te verwachten concentratie van kamerverhuur in een straal van 50 meter rond de panden.

De Afdeling overweegt als volgt: Verandering karakter wijk door kamerverhuur studenten?Naar het oordeel van de Afdeling heeft de rechtbank de uitgevoerde inventarisatie in dit geval onvoldoende inzichtelijk en te beperkt geacht. (…) De Afdeling acht op dit punt verder van belang dat partij in de procedure over het verlenen van de omgevingsvergunning heeft aangevoerd dat zijn woon- en leefklimaat wordt aangetast door overlast van kamerbewoners in de omgeving van zijn woning. Hiervoor heeft het college een inventarisatie in een straal van 50 meter rond de panden in beginsel voldoende kunnen achten. Partij heeft echter ook aangevoerd dat sprake is van een oververtegenwoordiging van kamerbewoners in de wijk, waardoor ter plaatse een onevenredige toename van bepaalde leeftijdsgroepen. Dit laatste betoog heeft niet alleen betrekking op de directe overlast die partij stelt te ondervinden als gevolg van de verlening van de omgevingsvergunning, maar heeft eveneens betrekking op een volgens hem ongewenste verandering van het karakter van de wijk, (…). Gelet hierop heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het college bij het maken van zijn inventarisatie en bij de vraag of de gevraagde omgevingsvergunning kon worden verleend niet had mogen voorbij gaan aan de door partij gegeven opsomming van panden in deze straten waar volgens hem reeds sprake is van kamerverhuur. Het betoog van het college faalt. 

Ruimtelijk relevant verschil tussen huishouden en studenten, ondanks zelfde aantal bewoners Zoals het college terecht heeft aangevoerd hoeft het bij kamerbewoning niet zonder meer te gaan om een groter aantal bewoners per pand dan in de situatie waarin een pand wordt bewoond door een gezin. (..) Dit neemt echter niet weg dat er een ruimtelijk relevant verschil bestaat tussen het gebruik van een pand voor kamerverhuur en de bewoning van een pand door één huishouden, omdat dit van invloed kan zijn op het woon- en leefklimaat van de omgeving. Lees meer in r.o. 11.1 van uitspraak ABRS 18 juli 2018, no. 201701425/ 1/A1.

Goed woon- en leefklimaat nabij gezondheidscentrum?

Goed woon- en leefklimaat nabij gezondheidscentrum?goed woon- en leefklimaat

De gemeente Heerlen heeft een omgevingsvergunning verleend voor de uitbreiding van een gezondheidscentrum. Hierin zijn onder meer een huisartsenpraktijk en een apotheek gevestigd.

Appellanten betogen dat vanwege het parkeerterrein er geen goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd bij hun woningen. Ze vrezen geluidsoverlast vanwege dichtslaande portieren, draaiende motoren en stemgeluid van bezoekers aan het gezondheidscentrum.

De Afdeling overweegt als volgt: “Niet in geschil is dat de inrichting die met de vergunning wordt uitgebreid een type A inrichting is als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Dit betekent dat voor de inrichting, waartoe ook het parkeerterrein behoort, de geluidsgrenswaarden uit het Activiteitenbesluit gelden. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (…) geldt ook bij toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2º van de Wabo, dat slechts omgevingsvergunning kan worden verleend als het aangevraagde project niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Die strijd doet zich onder meer voor als een goed woon- en leefklimaat als gevolg van het project niet is gewaarborgd of als op voorhand reden bestaat om aan het nemen dat het project niet uitvoerbaar is. Of het gezondheidscentrum met de bijbehorende parkeerplaats kan voldoen aan de geluidgrenswaarden uit het Activiteitenbesluit is zowel van belang voor de vraag of het project uitvoerbaar is als voor de vraag of een goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd. Bij die laatste vraag kan overigens niet worden volstaan met een toets aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit. Ook geluid waarop die grenswaarden geen betrekking hebben, zoals het stemgeluid van bezoekers van het bij de inrichting behorende parkeerterrein, dient betrokken te worden bij de vraag of een goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd. Voorafgaand aan het nemen van het besluit (…) diende dan ook voldoende inzicht te bestaan in het door het gezondheidscentrum veroorzaakte geluidsniveau. Zowel wat de geluidbronnen betreft waarop de geluidwaarden uit het Activiteitenbesluit betrekking hebben als andere geluidbronnen.”

Lees meer in r.o. 5.4 van uitspraak ABRS 18 juli 2018, no. 201701258/1/A1.

Vragen over geluid en een goed woon- en leefklimaat? Bel de specialist over dit onderwerp! Bel 010 – 268 0689 of mail uw vraag naar info@omgevingsjurist.nl.

Geluid warmtepompen zorgt voor aanpassing Bouwbesluit 2012

Geluid warmtepompen zorgt voor aanpassing Bouwbesluit 2012geluid warmtepompen

Warmtepompen schijnen een hinderlijk geluid te kunnen veroorzaken bij omwonenden. Of er hinder wordt ervaren hangt natuurlijk af van de gevoeligheid van de bewoners zelf, maar ook van de afstand van de waterpompinstallatie tot het perceel van de omwonenden, het geluidsvermogensniveau van de installatie, etc.

Volgens de brief van minister Ollongren van 4 juli 2018 varieert het geluidvermogensniveau van warmtepompen van 38 dB tot 70 dB. Eén van de kamervragen is of er nationale regels komen die omwonenden tegen geluidsoverlast van warmtepompinstallaties zullen beschermen. De minister antwoordt onder meer dat er geen regels gelden in het Bouwbesluit 2012 om omwonenden te beschermen, maar dat ze wel voornemens is om die op te nemen in het Bouwbesluit 2012. In de tussentijd kunnen gemeenten volgens de minister al wel regels opnemen in de APV.

Of de oplossing in meer regels zit, valt sterk te betwijfelen. Een meer praktische oplossing lijkt een omhulsel dat het geluid dempt, een soort omkasting. Verder is het ook raadzaam goed te kijken waar de kast wordt geplaatst; bij voorkeur zo ver mogelijk van het perceel van de buren af. Het is van belang om hiermee rekening te houden.

Woning bedrijventerrein omzetten naar wonen? Let op!

Woning bedrijventerrein omzetten naar wonen? Let op!woning bedrijventerrein

De raad van de gemeente Dordrecht heeft het Chw-bestemmingsplan Dordtse Kil vastgesteld. Het bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van een bedrijventerrein mogelijk. Verder worden enkele bestaande woningen bestemd als Wonen en Tuin. Eén van de bewoners stelt kortweg in beroep dat er geen sprake meer is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de woning. De geluidbelasting is volgens hem te hoog.

De Afdeling overweegt als volgt: “Zoals de Afdeling heeft overwogen in haar uitspraak van 27 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3542, dient de raad bij de beoordeling of een bestemmingsplan uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig is een afweging van de betrokken belangen, waaronder een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, te maken. Het feit dat wordt voldaan aan de in de Wet geluidhinder en Wet milieubeheer gestelde eisen voor de aspecten waarop die wetten betrekking hebben, indiceert dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Dit betekent echter niet zonder meer dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gegeven. De raad dient bij die belangenafweging een oordeel te geven over de gestelde verslechtering van de lucht- en geluidsituatie ter plaatse van de woning (…). Voor zover aan de orde dient die beoordeling ook te zien op in de sectorale wetten niet betrokken aspecten, zoals in dit geval de door appellant gestelde geluidbelasting op de tuin, die voor de toepassing van de Wet geluidhinder niet als geluidgevoelig object wordt aangemerkt. Een en ander ook cumulatief en (…) samen met andere voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse relevante aspecten.”

Bestemming oud bestemmingsplan versus nieuw bestemmingsplan en onderzoeken woning bedrijventerrein

(…) Zoals onder 9.3 overwogen is het feit dat wordt voldaan aan de in de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer gestelde eisen voor de aspecten waarop die wetten betrekking hebben, weliswaar een indicatie dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, maar staat daarmee niet zonder meer vast dat er een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is. (…) In de bestaande situatie is de geluidbelasting op de woning al zeer hoog. Ter zitting is gebleken dat aan het voorheen geldende bestemmingsplan uit 2013, waarin ook een woonbestemming aan het perceel was toegekend, geen akoestisch onderzoek ten grondslag is gelegd waarin de geluidssituatie voor dit perceel specifiek is onderzocht. De Afdeling gaat er daarom van uit dat de raad de aanvaardbaarheid van het woon- en leefklimaat bij deze woning destijds niet volledig heeft afgewogen en beoordeeld, zodat in het kader van het thans voorliggende bestemmingsplan alsnog had moeten gebeuren. De raad kon daarom bij de vaststelling van het plan niet volstaan met de vaststelling dat de geluidsituatie niet verslechtert ten opzichte van de bestaande situatie. Verder blijkt uit de stukken (…) dat gevelisolatiemaatregelen nodig zijn om een aanvaardbare binnenwaarde in de woning te garanderen. Die maatregelen hebben echter geen invloed op de hoge geluidbelasting op de tuin, die volgens appellant ook onaanvaardbaar hoog is. (…) Ten slotte is bij de te verrichten afweging van belang dat appellant het handhaven van de woonbestemming zelf niet meer wenselijk acht. Hij heeft dit in zijn zienswijze over het ontwerpplan naar voren gebracht. 

Nu de raad bij zijn belangenafweging voorbij is gegaan aan de al bestaande zeer hoge geluidbelasting op de woning, de hoge geluidbelasting op de tuin en de in de zienswijze naar voren gebrachte wens van appellant om geen woonbestemming toe te kennen aan het perceel, heeft de raad bij de beoordeling van de aanvaardbaarheid van het woon- en leefklimaat bij de woning niet alle relevante factoren betrokken. De raad heeft derhalve niet de conclusie mogen trekken dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.” (woning bedrijventerrein)

Lees meer in uitspraak 27 juni 2018, no. 201706342/1/R6

Bel voor akoestisch onderzoek, een 2nd opinion of een onderbouwing voor geluid en een aanvaardbaar woon- en leefklimaat De Omgevingsjurist: 010 – 268 0689 of mail naar info@omgevingsjurist.nl. Meer lezen? 

Terras horeca specifiek regelen in bestemmingsplan

Terras horeca specifiek regelen in bestemmingsplanterras horeca

  • terras horeca specifiek aanduiden
  • akoestisch onderzoek

Op een voormalig bedrijventerrein ligt een accommodatie voor sociale, culturele en recreatieve doeleinden voor kinderen, gehandicapten, ouderen en volwassenen. Het bestemmingsplan maakt onder meer uitbreiding van horeca mogelijk.

Appellanten wonen in de directe omgeving van het plangebied en vrezen nadelige gevolgen voor hun woon- en leefklimaat. Ze vrezen met name geluidsoverlast. Het gaat hen met name om het geluid dat wordt geproduceerd in de zalen en het stemgeluid van bezoekers van de zalen, ook wanneer deze buiten verblijven. Volgens de raad is het niet nodig onderzoek te doen naar het geluid van een terras en/of buitenruimte, omdat het vorige bestemmingsplan dit ook al mogelijk maakte. Verder is volgens de raad een tuin geen geluidgevoelig object en hoefde dat niet in het akoestisch onderzoek te worden betrokken.

De Afdeling zegt er het volgende over: “Uitgangspunt is dat de raad bij de vaststelling van een plan steeds opnieuw moet beoordelen of sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De raad kan daarbij niet slechts verwijzen naar de omstandigheid dat het vorige plan een bepaalde ontwikkeling ook mogelijk maakte. (…) Appellanten voeren terecht aan dat in het kader van de beoordeling of sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat het stemgeluid op het terrein ook had moeten worden onderzocht. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de evenementen en de reguliere activiteiten ook overal op het buitenterrein mogen plaatsvinden. Zodra de raad ter zitting heeft toegelicht is ook een terras in principe overal mogelijk. Een specifieke aanduiding daarvoor in het plan ontbreekt. Te verwachten valt dat ook terrassen tijdens evenementen door meer mensen zullen worden gebruikt, zodat ook daarom onderzoek naar het geluid van het gebruik van terrassen niet achterwege had mogen blijven.” (terras horeca).

Lees meer in r.o. 8.1 e.v. van uitspraak ABRS 27 juni 2018, no. 201706335/1/R1

 

Geluid terras horeca: hoe goed te regelen?

Geluid terras horeca: hoe goed te regelen?geluid terras horeca

Deze uitspraak van de Raad van State van 13 juni 2018 is opgenomen omdat het een goed voorbeeld geeft van hoe het akoestisch onderzoek is opgesteld en de maatregelen die zijn opgenomen in de planregels van het bestemmingsplan. Uiteraard is iedere situatie weer anders.

Een buurtbewoner stelt in beroep dat hij overlast zal ervaren van het terras bij de horecagelegenheid dat met het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt. Hij stelt dat hij in zijn woongenot zal worden aangetast vanwege het stemgeluid van de bezoekers van het terras. Het terras zal volgens hem leiden tot ernstige geluidsoverlast bij zijn woning.

De gemeente heeft een akoestisch onderzoek uit laten voeren naar de geluidbelasting ter plaatse. In het akoestisch onderzoek is het café onderzocht, het terras en de kleine zaal aan de achterzijde van het café met het daarbij behorende muziek- en stemgeluid van de bezoekers. Volgens de gemeente is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning. De raad heeft zich hierbij aangesloten bij de normen over geluid uit het Activiteitenbesluit milieubeheer.

Voor het terras is in het onderzoek uitgegaan van 4 zitplaatsen per tafel. De gebruiksoppervlakte van het terras is 10 m². De Raad van State oordeelt als volgt: “Voor de horecagelegenheid geldt in het kader van het bestemmingsplan geen specifiek wettelijk kader op grond waarvan de geluidgevolgen moeten worden beoordeeld. Dit neemt niet weg dat de raad bij het vaststellen van het plan in het kader van een goede ruimtelijke ordening moet beoordelen of de geluidgevolgen van de in het plan voorziene ontwikkeling aanvaardbaar zijn. Bij de wijze waarop hij dat een beeld brengt komt de raad enige ruimte toe. Appellant betoogt ten onrechte dat het akoestisch onderzoek…

Lees meer in r.o. 6.2.4 e.v. van uitspraak ABRS 13 juni 2018, no. 201708934/1/R1. (geluid terras horeca)

 

Afstand manege en woningen jurisprudentie

Afstand manege en woningen jurisprudentie

  • afstand manege en woning
  • Activiteitenbesluit milieubeheer
  • VNG-brochure

afstand manege

De raad van de gemeente Terschelling heeft een bestemmingsplan vastgesteld voor een manege met bijbehorende activiteiten. Eerder was het besluit tot vaststelling op onderdelen vernietigd. De manegehouder stelt in beroep dat er milieutechnische belemmeringen bestaan om de benodigde uitbreiding van de bestaande stalruimte voor paarden te realiseren. Volgens hem is het niet mogelijk de stalruimte te realiseren buiten de in artikel 3.117 van het Activiteitenbesluit genoemde afstand tussen een dierenverblijf en een geurgevoelig object buiten de bebouwde kom: in dit geval een woning.

Daarnaast wordt volgens hem niet voldaan aan de afstand van 50 m die in de brochure Bedrijven en milieuzonering wordt aanbevolen tussen de grens van de bestemming die een manege toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning. Volgens hem is de afstand tussen de grens van het perceel met de bestemming ‘Sport – Manege’ en de woning slechts 17 meter.

Afstand manege en woning ingevolge Activiteitenbesluit – De in artikel 3.117 genoemde afstand van 50 m wordt gemeten tussen het emissiepunt van het dierenverblijf en het geurgevoelig object.

De Afdeling overweegt: “De afstand van de woning tot de grens van het perceel is ongeveer 17 m. Het perceel heeft een lengte van ongeveer 75 m en een breedte van ongeveer 70 m. De Afdeling ziet gelet op de maatvoering van het perceel geen aanleiding voor het oordeel dat de afstand tussen het emissiepunt van het gebouw waar op het perceel paarden kunnen worden gehuisvest en de woning niet kan voldoen aan de in artikel 3.117, eerste lid, onder b, van het Activiteitenbesluit voorgeschreven afstand van 50 m. De stelling van appellant dat zij hiervoor de bestaande bebouwing op haar perceel anders zal moeten indelen en de logiesruimten op haar perceel zal moeten verplaatsen naar uit landschappelijk oogpunt minder aantrekkelijk gedeelte op het perceel, vormt voor de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er voor appellant reële mogelijkheden bestaan om bij een uitbreiding van de bestaande stalruimte op haar perceel te voldoen aan de in artikel 3.117, eerste lid, onder b van het Activiteitenbesluit neergelegde afstand. 

Over de verwijzing van appellant naar de VNG-brochure, overweegt de Afdeling dat de in de VNG-brochure opgenomen indicatieve afstanden bedoeld zijn voor nieuwe situaties en niet voor de toetsing van bestaande situaties. De manege (…) is een bestaande situatie. Dit neemt niet weg dat het laten voortbestaan van een dergelijke situatie onder omstandigheden in strijd kan zijn met een goede ruimtelijke ordening. Daarvoor ziet de Afdeling in dit geval geen aanleiding, omdat op het moment dat tussen de manege en het geurgevoelige object de in het Activiteitenbesluit genoemde afstanden wordt aangehouden, in beginsel mag worden aangehouden dat bij het geurgevoelig object een aanvaardbaar woon- en leefklimaat worden gegarandeerd en dus kan worden afgeweken van de richtafstand van de VNG-brochure.”

Lees meer in uitspraak ABRS 25 april 2018, no. 201608986/1/R3, r.o. 12.