Natuurinclusieve landbouw regel spuitvrije zones in bestemmingsplan

Natuurinclusieve landbouw, regel spuitvrije zones in bestemmingsplannatuurinclusieve landbouw

In juni 2017 is er een publicatie verschenen over duurzame landbouw. In het interessante rapport wordt een overzicht gegeven van maatregelen voor duurzame landbouw. Wat is natuurinclusieve landbouw? Volgens voornoemd rapport gaat het om het volgende: “een vorm van duurzame landbouw die optimaal gebruik maakt van de natuurlijke processen en deze integreert in de bedrijfsvoering“.

In het rapport zijn een aantal aanbevelingen opgenomen die boeren kunnen doorvoeren op hun bedrijf om duurzame landbouw in brede zin te bevorderen. Dit zijn maatregelen die in de praktijk uitvoerig zijn getest door allerlei partijen, zoals boeren en onderzoeksinstituten. De maatregelen richten zich vooral op de aspecten biodiversiteit, milieu en klimaat. In het rapport is onderscheid gemaakt tussen akkerbouw en de melkveehouderij omdat er in de praktijk verschillende maatregelen voor de twee sectoren zijn. De effecten zijn vergelijkbaar voor andere grondgebonden sectoren (zoals de vollegronds groenteteelt, bollenteelt en de fruitteelt).

Voor wat betreft het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen geeft het rapport samengevat op p. 24 het volgende aan: “Binnen het project Een bloeiend bedrijf (www.bloeiendbedrijf.nl) is 3 jaar lang met ongeveer 600 boeren gewerkt aan akkerranden voor geïntegreerde gewasbescherming via kennisuitwisseling en ervaring. De uitkomsten van dit project lieten zien dat 75% van de deelnemers de middelen voor gewasbescherming heeft verminderd. Duidelijk is dat akkerranden, mits goed aangelegd en onderhouden, een zeer positief effect hebben op bufferfuncties, verminderd gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, bestuiving en landschapsbeleving.” 

Naast positieve effecten op de biodiversiteit kan een alternatief gebruik van de akkerranden ook effecten hebben op de hoeveelheid drift van gewasbeschermingsmiddelen voor de omgeving. Afhankelijk van het gebied en de functie van de bodem kan het zinvol zijn om in het bestemmingsplan te regelen dat binnen een bepaalde afstand vanaf de grens van het agrarische perceel geen chemische gewasbeschermingsmiddelen mogen worden gebruikt. Een dergelijke regeling ondersteunt het streven naar duurzaamheid. In de meeste bestemmingsplannen voor het buitengebied wordt hier echter niet bij stilgestaan. Met name in een gebied waar van oudsher woningen in de nabijheid voorkomen kan dit van belang zijn. Ik vertel u er graag meer over!

omgevingsjurist

 

Stemgeluid seizoenarbeiders betrekken bij woon- en leefklimaat

Stemgeluid seizoenarbeiders betrekken bij woon- en leefklimaatstemgeluid seizoenarbeiders

De gemeente heeft een omgevingsvergunning verleend voor het verbouwen van een loods ten behoeve van het tijdelijk huisvesten van 96 tijdelijke seizoenarbeiders voor een aarbeienkwekerij. De werknemers verblijven er gemiddeld 6 maanden per jaar. Gebouw 2 op het terrein is al in gebruik voor voornoemde huisvesting en gebouw 1 wordt gesloopt. In gebouw 2 wordt een ontspanningsruimte gecreëerd. Ten noorden van gebouw 3 ligt een gazon waar kan worden gesport en gerecreëerd.

Appellanten wonen aan de zuidzijde grenzende perceel. Zij stellen in hoger beroep dat hun woon- en leefklimaat door de huisvesting van in totaal 120 tijdelijke seizoenarbeiders ernstig wordt aangetast. Ze vrezen overlast van de tijdelijke werknemers die op en rond het terrein verblijven en lawaai maken.

De gemeente heeft een akoestisch rapport laten opstellen waarin voor de invulling van het criterium een goede ruimtelijke ordening aansluiting is gezocht bij de geluidnormen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. Volgens dit onderzoek is het woon- en leefklimaat als matig te beschouwen en zal de toename van het aantal werknemers niet leiden tot nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat in de omgeving.

Stemgeluid seizoenarbeiders – Volgens het akoestisch rapport is het stemgeluid van de werknemers in het onderzoek betrokken. Als representatieve bedrijfssituatie is in het rapport echter alleen aangemerkt het recreëren in de buitenlucht op het recreatieterrein ten noorden van gebouw 3. Volgens de Afdeling is echter onterecht geen rekening gehouden met de aanwezigheid van mensen op het terrein tussen de gebouwen 1 en 2 enerzijds en gebouw 3 anderzijds: “Weliswaar is in de vergunning voorgeschreven dat buitenverblijf, ontspanning en recreatie alleen mogen plaatsvinden op het terrein ten noorden van gebouw 3, maar dit laat onverlet dat het hiervoor bedoelde terrein tussen de gebouwen 1, 2 en 3 wordt gebruikt als onderdeel van de huisvesting van werknemers en als akoestisch relevant moet worden aangemerkt. Daarbij is onder meer van belang dat een aantal logiesverblijven buitendeuren heeft die toegang bieden tot dat terrein. Nu het gebruik van dit terrein niet in het onderzoek is betrokken, kan het college (…) zich niet baseren op het akoestisch rapport (…)”. Lees meer in r.o. 6.2 van uitspraak ABRS 5 juli 2017, no. 201604398/1/A1.

Vragen over geluid en een goede ruimtelijke ordening?

omgevingsjurist

Artikel 3.14a derde lid Activiteitenbesluit geen mogelijkheid voor andere eenheid geluid

Artikel 3.14a derde lid Activiteitenbesluit biedt geen mogelijkheid voor een andere eenheid geluid dan Lden, dB of dB Lnightartikel 3.14a derde lid Activiteitenbesluit

Het college van B&W heeft met toepassing van artikel 3.14a derde lid Activiteitenbesluit twee maatwerkvoorschriften vastgesteld voor een windturbinepark. Het park bestaat uit 8 windturbines.

Appellanten stellen dat de windturbines geluidsoverlast veroorzaken ter plaatse van hun woningen. De maatwerkvoorschriften zijn gesteld om de geluidhinder van de windturbines te beperken. De voorschriften luiden:

  1. In aanvulling op de in artikel 3.14a eerste lid Activiteitenbesluit genoemde norm van 41 dB Lnight mag, wanneer in die periode tussen 22.50 uur en 06.50 uur de per 10 minuten vectorgemiddelde windrichting tussen 90° en 310° is, afhankelijk van de in deze 10 minuten vectorgemiddelde windsnelheid, het equivalente geluidsniveau (exclusief de meteocorrectieterm) over de direct daarop volgende 10 minuten (LAeq [10 minuten]) op de gevel van gevoelige gebouwen en bij gevoelige terrein op de grens van het terrein, niet meer bedragen dan de waarden die zijn aangegeven in de tabel“.
  2. (…).

Appellant betoogt in hoger beroep dat artikel 3.14a derde lid Activiteitenbesluit niet de mogelijkheid biedt om bij maatwerkvoorschrift een grenswaarde vast te stellen in een andere eenheid dan de eenheden in het eerste lid van dat artikel.

De Raad van State overweegt als volgt: “Er bestaat (…) geen grond om aan te nemen dat de in artikel 3.14a, derde lid van het Activiteitenbesluit geboden mogelijkheid om bij maatwerkvoorschrift ‘normen met een andere waarde’ vast te stellen mede de mogelijkheid omvat om waarden in een andere eenheid dan dB, dB Lnight of Lden vast te stellen. Het ligt tekstueel en systematisch gezien niet voor de hand om ‘normen met een andere waarde’ in het derde lid zo uit te leggen dat het mede kan gaan om geluidnorm in een andere eenheid dan de eenheden van het eerste lid. Artikel 3.14a, noch enig ander artikel van het Activiteitenbesluit (…), lees meer in r.o. 5.3 van uitspraak ABRS 28 juni 2017, no. 201603378/1/A1.

Vragen?

omgevingsjurist

 

Gebruik gewasbeschermingsmiddelen niet regelen via overeenkomst

Gebruik gewasbeschermingsmiddelen niet regelen via overeenkomstgebruik gewasbeschermingsmiddelen

Gebruik gewasbeschermingsmiddelen regelen? In de praktijk gebeurt het regelmatig dat vanwege de nabije ligging van woningen bij boomgaarden of boomkwekerij via overeenkomsten het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen wordt geregeld tussen bewoners en boomkweker of fruitteler. Gemeenten vinden dit vaak prima. Op zich is daar niets mis mee. Het is immers prettig als partijen er onderling uitkomen. Dit scheelt conflicten en beroepsprocedures. Kortom: prima voor de onderlinge verstandhouding en prettig dat het zo kan worden opgelost.

De wereld van bestemmingsplannen is echter een andere werkelijkheid. Het bestemmingsplan regelt het gebruik van gronden en bouwwerken. Als het bestemmingsplan echter het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen toelaat – in vrijwel alle bestemmingsplannen is dat het geval – kan de betreffende agrariër gewoon doorgaan met onbeperkt gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Hierbij laat ik het Activiteitenbesluit milieubeheer even buiten beschouwing. In onderstaande uitspraak komt iets dergelijks aan de orde.

Tussen de gemeente, NFO en LTO is een convenant gesloten: ‘convenant driftreductie – beperken van hinder door spuitdrift in bestaande boomgaarden’. Hierin is overeengekomen dat alle huidige boomgaarden, dus ook die zonder vergunning, als bestaande boomgaarden worden gezien. De Afdeling overweegt als volgt:

Een overeenkomst kan niet leiden tot een verplichting van de raad aan gronden een bestemming te geven die de raad niet in overeenstemming met een goede ruimelijke ordening acht. Het uiteindelijke besluit over de vaststelling van het bestemmingsplan kan mede afhankelijk van alle in de loop van de procedure naar voren gebrachte feiten en belangen, waaronder ook de belangen van derden, anders uitvallen dan bij het sluiten van de overeenkomst is ingeschat. Zodanige overeenkomst is wel een omstandigheid die de raad bij de vaststelling van zijn plan in zijn overwegingen dient te betrekken. Daargelaten dat het tussen NFO en LTO en het gemeentebestuur gesloten convenant geen overeenkomst tussen appellant en de raad betreft bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad in dit geval doorslaggevend gewicht aan het convenant had moeten toekennen.”

Zie uitspraak ABRS 21 juni 2017, no. 20150769/3/R2

Betekent deze uitspraak nu dat afspraken die zijn gemaakt over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en diverse partijen nu altijd moeten worden vertaald naar een bestemmingsplan? Nee, niet altijd. Het is vooral van belang om in te schatten of er bijv. tegen een ontwerpbestemmingsplan zienswijzen worden ingediend. Met andere woorden: kom je in een juridische procedure terecht. Wordt dit verwacht dan is het beter om het wel te regelen in het bestemmingsplan. Zo niet, dan kan een overeenkomst voldoende zijn. Laten we niet alles juridisch dichttimmeren!

Voor vragen over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en bestemmingsplan:

omgevingsjurist

jurisprudentie geluid en goed woon- en leefklimaat

Jurisprudentie geluid en goed woon- en leefklimaatjurisprudentie geluid

Bij de vaststelling van ruimtelijke besluiten, zoals een bestemmingsplan of het verlenen van een omgevingsvergunning, moet de gemeente in het kader van een goede ruimtelijke ordening onder meer beoordelen of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Afhankelijk van de omgeving kan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ook acceptabel zijn. In een drukke stedelijke omgeving kan dat bijvoorbeeld het geval zijn. De beoordeling of er al dan niet sprake is van een goed woon- en leefklimaat staat los de bescherming van gevoelige objecten ingevolge de Wet geluidhinder. De beoordeling in het kader van een goede ruimtelijke ordening is veel ruimer.

Wat dient nu beoordeeld te worden bij geluidbelasting in het kader van een goede ruimtelijke ordening? De Afdeling zegt er het volgende over:

In het kader van een goede ruimtelijke ordening komt bij het beoordelen van het woon- en leefklimaat vanwege de geluidbelasting ter plaatse van een woning betekenis toe aan alle relevante geluidsbronnen.(r.o. 19)”

Wat is een goed woon- en leefklimaat in relatie tot geluid?Alle relevante geluidsbronnen‘ is nogal ruim en in de praktijk wordt om die reden veel over het hoofd gezien. Allereerst is het van belang om in beeld te brengen wat een goed woon- en leefklimaat in relatie tot geluid is. Helaas bestaat er geen duidelijk criterium voor. Geluidbeleving verschilt van persoon tot persoon. De een is gevoeliger voor geluid dan de ander. Met name geluid dat wordt veroorzaakt door anderen en op momenten dat we dat niet willen horen wordt als onprettig ervaren. Het optreden en de ervaring van geluidhinder kan als een teken worden gezien dat het woon- en leefklimaat wordt aangetast. Van belang is ook om naar de omgeving te kijken. In een drukke binnenstad zal men over het algemeen meer geluid dienen te aanvaarden dan in een buitengebied.

Beoordeling geluidsbronnen in het kader van de beoordeling van een goed woon- en leefklimaat

Omdat er geen duidelijk criterium is, is ook de jurisprudentie over dit onderwerp (jurisprudentie geluid) nogal casuïstisch. Hierbij enkele recente uitspraken (jurisprudentie geluid en aanvaardbaar woon- en leefklimaat):

Tips voor een onderzoek naar een goed woon- en leefklimaat in relatie tot geluid

  • Breng de omgeving in beeld en kwalificeer de omgeving: ga het plangebied in en laat aan de hand van foto’s zien hoe deze eruit ziet.
  • Welke geluidbronnen zijn aanwezig en benoem deze.
  • Op welke afstand zijn de geluidbronnen gelegen ten opzichte van de woning(en).
  • Doe akoestisch onderzoek naar de geluidbronnen.
  • Onderbouw uitgebreid de afweging die is gemaakt. Is er sprake van een goed woon- en leefklimaat?

Heeft u vragen over dit onderwerp? Of wilt u een onderzoek naar een goed woon- en leefklimaat laten uitvoeren om woningen mogelijk te maken? 

omgevingsjurist

geluidhinder dakterras dulden in stedelijke omgeving

Geluidhinder dakterras dulden in stedelijke omgevinggeluidhinder dakterras

De vraag is natuurlijk hoeveel geluidhinder dient men te dulden als inwoner van een stad. Wat geluidhinder is is vrij moeilijk te definiëren omdat de een gevoeliger voor geluid is dan de ander. Het komt echter veelvuldig voor in de gemeentelijke praktijk dat er klachten worden geuit over geluidhinder: geluid van schreeuwende kinderen, kinderdagverblijven, buren, etc.

In een uitspraak van de Raad van State van 31 mei 2017 komt geluidhinder aan de orde bij het mogelijk maken van een dakterras in Amsterdam. De initiatiefnemer wil graag de bestaande serre vervangen door een uitbouw met daarop een dakterras. De gemeente heeft via een ontheffing een omgevingsvergunning verleend.

Volgens appellant moet een onderscheid worden gemaakt tussen de voor- en achtergevel. Omdat de geluidhinder aan de voorgevel al groot is, dient aan de achtergevel niet lichtvaardig te worden omgesprongen met het waarborgen van een aanvaardbaar geluidsklimaat.

De Raad van State overweegt als volgt over geluidhinder dakterras: “De rechtbank heeft terecht overwogen dat het algemeen bestuur zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat in een dicht bebouwde stedelijke omgeving als hier aan de orde enige geluidhinder niet onaanvaardbaar is. Dat de uitbouw met dakterras aan de achtergevel is gelegen, maakt dat niet anders. In een dicht bebouwde stedelijke omgeving zal ook aan de achtergevel enige geluidhinder moeten worden geduld. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat de toename van de geluidhinder zodanig groot zal zijn, dat het algemeen bestuur in redelijkheid geen ontheffing heeft kunnen verlenen. (…) Daargelaten dat artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit in deze zaak niet rechtstreeks van toepassing is, aangezien het hier niet gaat om een inrichting, kan uit die rapporten niet worden afgeleid dat de geluidhinder uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening onaanvaardbaar is. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de woonbestemming door dit bouwplan niet wordt gewijzigd, het dakterras een beperkte omvang heeft, zodat daarop slechts een beperkt aantal personen tegelijkertijd aanwezig kan zijn, in de tuin op het perceel en die omliggende percelen nu ook al personen kunnen verblijven en in grotere aantallen dan op het dakterras en dat in een dicht bebouwde stedelijke omgeving ook aan de achtergevel enige geluidhinder moet worden geduld. (…)”.

Lees meer in uitspraak ABRS 31 mei 2017, no. 201603190/1/A1

Vragen over geluid en een goede ruimtelijke ordening?

omgevingsjurist

 

Geluid schutterij en handhaving Bouwbesluit

Geluid schutterij en handhaving op basis van Bouwbesluitgeluid schutterij

Appellant heeft een verzoek om handhaving ingediend bij de gemeente. Hij wil dat er handhavend wordt opgetreden tegen een schutterij. In de tussenuitspraak van 4 november 2015 heeft de Raad van State overwogen dat dat standpunt van het college, dat in ieder geval geen sprake is van overtreding van artikel 7.22, aanhef en onder c van het Bouwbesluit indien Lknal voldoet aan de in de Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten (HLTS) gehanteerde geluidniveaus niet onredelijk is. Het college diende echter nog te motiveren waarom het door de schutterij veroorzaakte geluid niet zodanig is, dat artikel 7.22 van het Bouwbesluit daarmee wordt overschreden.

Het college heeft op 21 maart 2016 opnieuw op de bezwaren van appellant beslist en zich wederom op het standpunt gesteld dat het verzoek om op grond van artikel 7.22 van het Bouwbesluit handhavend op te treden, dient te worden afgewezen. Aan dit besluit ligt een akoestisch onderzoek (Geluid schutterij) ten grondslag.

Volgens dit akoestisch onderzoek is er bij de woning van appellant een achtergrondniveau gemeten van 55 dB(A). In het rapport staat dat dit niveau aansluit bij de omgevingstypologie. Verder is volgens het rapport van belang dat bij de schutterij gebruik wordt gemaakt van een geluid gedempte kogelvanger en dat de buksen zijn uitgerust met een geluiddemper. Nu er sprake is van een bestaande inrichting waarbinnen reeds geluidreducerende maatregelen zijn toegepast en gegeven de bestaande geluidbelasting vanuit de omgeving, kan volgens het rapport op grond van de HLTS worden afgeweken van de normstelling tot 80 dB(A). Het gemeten Lknal niveau ter plaatse varieert van 72,4 dB(A) tot 78,7 dB(A). De gemeten gemiddelde waarde voor Lknal bedraagt 75 dB(A) (…). Lees meer in r.o. 4.8 van uitspraak ABRS 10 mei 2017, no. 201601556/1/A1.

Vragen over geluid en het bestemmingsplan?

omgevingsjurist

Waterberging opnemen in bestemmingsplan

Waterberging opnemen in bestemmingsplan

Het bestemmingsplan in kwestie voorziet in de bouw van maximaal 11 woningen. Volgens de waterparagraaf in de toelichting van het bestemmingsplan dienen nieuwe bestemmingsplannen volgens het gemeentelijk beleid te voldoen aan het principe van Hydrologisch Neutraal ontwikkelen. Dit houdt in dat de hydraulogische situatie minimaal gelijk moet blijven aan de oorspronkelijke situatie. Als hergebruik en infiltratie niet mogelijk zijn, dan kan worden gekozen voor berging van water.

Appellant stelt in beroep dat de door de raad genoemde waterberging niet in het bestemmingsplan is gewaarborgd. De gemeente verwijst naar een artikel in de planregels dat de voorwaarde bevat dat bouwplannen dienen te voldoen aan een door de gemeente goedgekeurde watertoets en aan een goedgekeurd inrichtingsplan. In de planregels is echter niet gespecificeerd om welk inrichtingsplan en welke watertoets het gaat.

De Raad van State overweegt het volgende over de planregel inzake de waterberging: “Voor zover is beoogd te verwijzen naar de waterparagraaf wijst de Afdeling erop dat deze veelal algemene uitgangspunten en verschillende opties bevat. In dat geval creëert artikel (..) van de planregels een nader afwegingsmoment hetgeen in strijd is met het limitatief-imperatieve stelsel voor omgevingsvergunningen voor bouwen zoals neergelegd in artikel 2.10 van de Wabo. Gezien het vorenstaande is, anders dan de raad betoogd, de aanleg en instandhouding van de waterberging niet in het onderhavige plan verzekerd. Niet is gebleken dat de aanleg en instandhouding van de waterberging anderszins publiekrechtelijk is gewaarborgd, noch dat de gemeente het zelf in zijn macht heeft om de waterberging aan te leggen en in stand te houden. Gelet hierop is het plan in zoverre in strijd met artikel 3.1 van de Wro.”.

Zie r.o. 3 in uitspraak ABRS 10 mei 2017, no. 201602245/1/R2.

omgevingsjurist

Geluidwal borgen in regels bestemmingsplan

Geluidwal borgen in regels bestemmingsplan aarden geluidwal

De Raad van State heeft in een eerdere tussenuitspraak over het aspect geluid overwogen dat de raad niet heeft beoordeeld of in het kader van een goede ruimtelijke ordening de cumulatieve geluidhinder voor het woon- en leefklimaat van appellant aanvaardbaar wordt geacht. Verder heeft de raad volgens de Raad van State geen voorwaardelijke verplichting in de planregels opgenomen voor de aarden geluidwallen die wel zijn beoogd.

In het aanvullende geluidrapport dat later is uitgevoerd is uitgegaan van grondwallen met een hoogte van 3 meter.

Voorwaardelijke verplichting aarden geluidwal

De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat uit onderzoek is gebleken dat vanuit akoestisch oogpunt aarden geluidwallen met een hoogte van 3 meter noodzakelijk zijn en dat daarvoor thans een toereikende voorwaardelijke verplichting is opgenomen, waarbij rekening is gehouden met alle belangen. De betreffende planregel luidt:

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

het gebruik van geluidsinstallaties voor muziek of andere geluidsversterkingsinstallatie en het gebruik van gronden voor paintball, veldsporten, buitenterrassen, buggyrijden en gemotoriseerd grasmaaien in het geval dat de geluiddemping van de ter plaatse aangegeven ‘geluidwal’ niet is gegarandeerd. Hiervan is in ieder geval sprake indien de minimale hoogte van 3 m zoals genoemd in artikel 4.1 sub c niet meer aanwezig is of er openingen in de geluidwal aanwezig zijn”.

Lid 4, aanhef en onder c luidt:

De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

c. aanleg, behoud en herstel van aarden wallen met een minimale hoogte van 3 meter, ter plaatse van de aanduiding ‘geluidwal’.

De Raad van State stelt vast dat voornoemde bepalingen verplichten tot het in stand houden van geluidwallen met een minimale hoogte van 3 meter, omdat is bepaald dat de geluiddemping daarvan in ieder geval niet is gegarandeerd als de geluidwallen minder hoog zijn dan 3 meter of als er openingen in de geluidwallen aanwezig zijn. (…)”.

Lees meer in uitspraak ABRS 3 mei 2017, no. 201509137/3/R3.

Vragen over geluid borgen in het bestemmingsplan?

omgevingsjurist

Maximum aantal arbeidsmigranten regelen in bestemmingsplan?

Maximum aantal arbeidsmigranten regelen in bestemmingsplan?

*Maximum aantal arbeidsmigranten in bestemmingsplan ruimtelijk relevant?

De gemeenteraad van de gemeente Leudal heeft een bestemmingsplan vastgesteld voor de ontwikkeling van het landgoed Leudal. Het plan strekt tot reparatie van de in een eerdere uitspraak uit 2015 geconstateerde gebreken.

Appellant betoogt in beroep dat de motivering met betrekking tot de maximering in de planregels van het aantal arbeidsmigranten tot het aantal 225 ondeugdelijk is. Volgens appellant is er in het kader van de vergunningverlening voor de transformatie van het landgoed een maximum van 375 personen afgesproken. Voor dit aantal is ruimte in de huisvesting. Ook staat volgens hem de Kadernotitie huisvesting arbeidsmigranten een dergelijke omvang toe.

Volgens de raad is nooit gesproken over een aantal van 375 arbeidsmigranten. Volgens de raad bieden de vergunde chalets hiervoor geen ruimte. Bovendien zijn de vergunningen geheel gericht op recreatief en educatief gebruik. Het moet gaan om aan de hoofdfunctie ondergeschikt gebruik. Verder moet volgens de raad de huisvesting van arbeidsmigranten in redelijke verhouding staan tot het inwoneraantal van het dorp.

Regelen maximum aantal arbeidsmigranten in bestemmingsplan kan ruimtelijk relevant zijn, mits…

Volgens de eerder genoemde uitspraak uit 2015 kan de raad het aantal te huisvesten arbeidsmigranten op een recreatieterrein in het kader van een goede ruimtelijke ordening reguleren. (…) De raad heeft aan het plan ten grondslag gelegd dat het bij de huisvesting van arbeidsmigranten moet gaan om aan de recreatieve en trainingsfuncties ondergeschikt gebruik dat alleen gedurende een overbruggingsperiode tot 2026 aanvaardbaar is. De Afdeling acht dit niet onredelijk. (…) Voorts is niet gebleken van concrete afspraken over de huisvesting van het aantal te huisvesten personen. Evenmin zijn door de raad concrete gegevens overlegd die een vrees voor ontwrichting voor het woon- en leefklimaat voor de inwoners van het nabij gelegen dorp onderbouwen. (…) Het betoog slaagt.

Zie uitspraak ABRS 3 mei 2017, no. 201606901/1/R1

Vragen?

omgevingsjurist