Geluidwallen juridisch afdwingen in bestemmingsplan?

Geluidwallen juridisch afdwingen in bestemmingsplan?geluidwallen

Naast een motorcrossterrein wordt via een bestemmingsplan een innovatiecentrum mogelijk gemaakt. Volgens appellanten is het akoestisch onderzoek niet volledig. De mogelijke gevolgen van de aanwezige gebouwen voor de geluidbelasting van het motorcrossterrein en daarmee voor de geluidruimte en geluidcontour zijn volgens hem niet inzichtelijk gemaakt. Daarnaast richten appellanten zich op de afwezigheid van de borging van de benodigde geluidwallen in het bestemmingsplan.

De Afdeling overweegt als volgt: “dat uit het (…) akoestisch onderzoek blijkt dat op twee beoordelingspunten de vergunde geluidwaarden van het motorcrossterrein zullen worden overschreden door geluidreflecties tegen de voorziene nieuwbouw (…). In het akoestisch onderzoek staat dat om deze overschrijdingen weg te nemen het aantal motorcrossterreinen met 7% moet worden verlaagd of geluidwallen dienen te worden aangelegd langs de lange baan van het motorcrossterrein. De raad heeft gekozen voor het treffen van overdrachtsmaatregelen in de vorm van geluidwallen (…). De raad heeft verklaard dat de aanleg van geluidwal 1 door het motorcrossterrein zelf zal plaatsvinden en dat voor de aanleg en de instandhouding van de geluidwallen 2, 3 en 4 anterieure overeenkomsten met de gemeente (…) – eigenaar van de gronden (…) – zal worden gesloten. 

De Afdeling overweegt dat deze overeenkomsten, mede gelet op de omstandigheid dat deze niet kunnen worden afgedwongen door derden – niet voldoende zekerheid bieden dat de geluidwallen daadwerkelijk worden gerealiseerd en in stand worden gehouden. Naar het oordeel van de Afdeling kan daaraan niet afdoen dat de gemeente grotendeels eigenaar is van de gronden waarop de wallen zijn voorzien. Omdat de raad de wallen 1, 2 en 3 noodzakelijk heeft geacht voor de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het voorliggende plan, heeft de raad de aanleg en in standhouding van de betreffende wallen ten onrechte niet in het plan verzekerd. De raad had daartoe een voorwaardelijke verplichting in de planregels moeten opnemen die inhoudt dat gronden in het plangebied uitsluitend mogen worden bebouwd indien en voorzover de aanleg en instandhouding van de geluidwallen die noodzakelijk zijn voor de ruimtelijke aanvaardbaarheid in het plan zijn verzekerd. De Afdeling is van oordeel dat het plan in zoverre in strijd met artikel 3.1 van de Wro is vastgesteld.” Lees meer in uitspraak ABRS 23 februari 2022, no. 201809540/1/R2.

 

Omgevingsvergunning evenementen verlenen? Let op!

Omgevingsvergunning evenementen verlenen? Let op!omgevingsvergunning evenementen

Jaarlijkse evenementen in gemeenten leveren voor de gemeente vaak veel zienswijzen of bezwaarschriften op. De gemeente verleent meestal een vergunning op grond van de APV en een omgevingsvergunning. De laatste is meestal vanwege strijd met het geldende bestemmingsplan. Zelf ook vaak genoeg meegemaakt bij gemeenten dat de APV-vergunning al was verleend en dat de omgevingsvergunning moest worden geweigerd. Dat is zowel voor omwonenden als voor de aanvrager verwarrend. De meeste bezwaren van omwonenden hebben te maken met geluid. Geluid is een onderdeel van de afweging die in het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden meegewogen.

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het evenement is het belangrijk voorwaarden op te nemen over geluid. Deze uitspraak van de rechtbank Den Haag van 1 februari 2022 geeft dat mooi weer:

Voor evenementen met een luidruchtig karakter bestaan, (…) geen landelijke geldende geluidsnormen. Wat aanvaardbaar wordt geacht, is ter beoordeling van het lokale gezag, dat belast is met het verlenen van vergunningen en ontheffingen. (…) Bij de invulling van het geluidsniveau dat voor geluidruchtige evenementen aanvaardbaar wordt geacht, richten lokale bestuursorganen zich in de praktijk veelal naar de Nota (…). De rechtbank is van oordeel dat verweerder bij het bestreden besluit niet toereikend heeft gemotiveerd dat omwonenden geen onevenredige geluidshinder ondervinden van de te houden evenementen in de categorieën 1, 2 en 3 in totaliteit en in samenhang bezien. 

(…) Voorts is relevant dat voor het woon- en leefklimaat van omwonenden niet alleen de toegestane geluidniveaus van belang zijn, maar ook hoe vaak deze geluidniveaus zich mogen voordoen. De hinder neemt toe naarmate omwonenden langer worden blootgesteld aan geluid, en voor evenementen betekent dit dat zowel de duur als frequentie waarop deze plaatsvinden bij de beoordeling dienen te worden betrokken. Lees meer in r.o. 9.3. (omgevingsvergunning evenementen)

Dove gevel of niet?

Dove gevel of niet?dove gevel

In een uitspraak van 10 december 2021 van de Rechtbank Zeeland wordt helder uiteengezet wat ook al weer een dove gevel is. Het begrip komt vaak voor in akoestische onderzoeken. In de Wet geluidhinder is een definitie opgenomen van ‘gevel’: bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak. In artikel 1b, vierde lid van de Wgh worden uitzonderingen genoemd, die ook wel ‘dove gevel’ worden genoemd. Dat zijn onder meer een constructie waar geen te openen delen aanwezig zijn of alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn.

Zorgen bijvoorbeeld opzetramen voor een woning ervoor dat een gevel doof is? Volgens de rechtbank is dat niet het geval: “(…) los van de discussie over de voorzetramen staat vast dat ook de voordeur zich in de gevel bevindt. (..) De vraag of een te openen deel direct grenst aan een geluidsgevoelige ruimte is enkel relevant bij een dove gevel als bedoeld in artikel 1b, vierde lid, aanhef en onder b van de Wet geluidhinder. Daarin is bepaald dat een gevel doof is als er sprake is van bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn. Mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte. Blijkens de memorie van toelichting (…) valt daarbij te denken aan een nooduitgang. Een voordeur kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als een ‘bij uitzondering te openen deel’.

Hoe zit dat onder de Omgevingswet? Onder de Omgevingswet wordt het begrip ‘geluidsgevoelige gevel’ gehanteerd. De dove gevel is dan een niet-geluidsgevoelige gevel. De regels zijn opgenomen in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Deze regels gaan over de emissie van geluid door activiteiten op voor geluid gevoelige gebouwen. Het geluidsniveau op geluidgevoelige gebouwen moet aanvaardbaar zijn. De gemeente moet rekening houden met het geluid door alle activiteiten samen. Behalve gewijzigde terminologie, wordt volgens Stb. 2018, 292 het bestaande stelsel voor geluid in beginsel gehandhaafd.

Wonen in plattelandswoning gezond?

Wonen in plattelandswoning gezond? Een brede afweging is noodzakelijkwonen in plattelandswoning

Over het onderwerp plattelandswoning zijn al veel uitspraken verschenen. In het verleden zijn diverse voormalige bedrijfswoningen bij agrarische bedrijven verkocht. Voor een prikje werden deze woningen gekocht door ‘stadsbewoners’ en bewoond. So far so good zou je zeggen. De praktijk is echter weerbarstig. Het wonen op het platteland en het leven op een boerenbedrijf is minder romantisch dan een tv-programma als Boer zoekt vrouw voorschotelt. Boeren maken lange dagen en zijn altijd heen en weer met vee of werken op het land met grote machines. Het is een way of life. Het past vaak niet bij het leven van een stadsbewoner met een keurige ‘9-tot-5-job’ die rust wil en geen stank op zijn vrije dagen. Daar begint vaak de wrijving. Ik ben dan ook van mening dat ook het boerenleven enige bescherming behoeft. Ik bedoel hiermee dat er gebieden moeten zijn binnen een gemeente waar agrariërs redelijkerwijs hun gang kunnen gaan en waar geboerd kan worden. Maak in die gebieden geen burgerwoningen mogelijk, het is vragen om problemen.

In onderstaande uitspraak werd een planologische wijziging doorgevoerd van een voormalige tweede bedrijfswoning naar plattelandswoning. Op hetzelfde adres is een melkveehouderij aanwezig. De agrariër stelt in beroep dat hij vreest dat hij in zijn bedrijfsvoering wordt belemmerd door de plattelandswoning. Volgens de raad wordt de woning al gebruikt voor burgerbewoning.

Hoewel een plattelandswoning geen bescherming geniet tegen milieuemissies van het agrarische bedrijf, moet er wel een afweging worden gemaakt in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Er moet dus wel worden afgewogen of er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Ook moet bekeken worden of het bedrijf geen problemen zal ondervinden van de planologische wijziging naar plattelandswoning.

De Afdeling overweegt als volgt: “Over het standpunt van appellant dat de raad rekening had moeten houden met het Endotoxine toetsingskader, overweegt de Afdeling als volgt. Bij de beoordeling van de ruimtelijke aanvaardbaarheid is het aan het bestuursorgaan om te bepalen op welke wijze de emissies van endotoxinen bij de besluitvorming moet worden betrokken, of er maatregelen nodig zijn, en zo ja welke, dat zijn. (…) Ook bestaat er thans geen plicht om een toetsingskader toe te passen, zoals het Endotoxine toetsingskader (…). Dit laat onverlet dat de raad het beroep van appellant op mogelijke gevolgen van endotoxinen bij de beoordeling moet betrekken. Lees meer ABRS 19 januari 2022, no. 202005306/1/R2. (wonen in plattelandswoning).

Bij spuitzones uitgaan van worstcase scenarios

Bij spuitzones uitgaan van worstcase scenariosbij spuitzones

Bij het bepalen van de afstand tussen agrarische percelen en gevoelige functies wordt meestal uitgegaan van een richtafstand van 50 meter. Dit is geen wetgeving maar is in feite gewoonterecht geworden. De Raad van State gaat er in de regel van uit. Of deze afstand acceptabel is hangt helemaal af van de soort teelt, de gebruikte gewasbeschermingsmiddelen, het gebruik van driftbeperkende maatregelen, de omgeving, de windrichting, enzovoorts. Dit is complexe materie. Van belang is om bij het bepalen van de afstand uit te gaan van worstcase scenario’s. Kijk bij agrarische percelen altijd naar wat het bestemmingsplan maximaal mogelijk maakt voor het perceel. Ga er niet zo maar vanuit dat er op het agrarische perceel dat momenteel weiland is er geen gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt. Onderzoek dat. Onderstaande uitspraak maakt dat weer duidelijk.

De Raad van State overweegt: “Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad beoordelen of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Dit geldt niet alleen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt, maar voor het plan als geheel. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (…) wordt een planologische keuze die ziet op een afstand van 50 meter tussen gevoelige objecten en agrarische bedrijvigheid waarbij gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt in het algemeen niet onredelijk worden geacht. Dit neemt niet weg dat de raad een kortere afstand in een bepaalde situatie toereikend kan achten om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te garanderen. Een kleinere afstand kan aanvaardbaar zijn indien (bijvoorbeeld) driftreducerende maatregelen worden getroffen. 

De gronden van de maatschap die grenzen aan het plangebied kunnen op grond van de regels van het plan (…) gebruikt worden voor open teelt waarbij gebruik van bestrijdingsmiddelen mogelijk is. De raad heeft niet beoordeeld wat de gevolgen zullen zijn voor de gevoelige recreatie functies die het plan mogelijk maakt van een eventuele omschakeling door de maatschap naar open teelt waarbij bestrijdingsmiddelen worden gebruikt. Lees meer in r.o. 3.4 van uitspraak ABRS 17 november 2021, no. 202004660/1/R.

Neem voor spuitzonering in het omgevingsplan contact op, bel 010 – 307 2273 of vul onderstaand formulier in.

Let op! Wij maken sinds 1 januari 2021 geen onderbouwingen of spuitzoneringsonderzoeken meer op basis van de Wro of Wabo.

Gezondheidsrisico geitenhouderij en omgevingsvergunning

Gezondheidsrisico geitenhouderij en omgevingsvergunninggezondheidsrisico geitenhouderij

De gemeente heeft een gefaseerde omgevingsvergunning verleend voor een stal voor een geitenhouderij. De fase 1 vergunning heeft betrekking op het veranderen van de indeling van de stallen en het houden van de geiten. Het gaat hier juridisch om de verandering van een inrichting. De fase 2 vergunning blijft hier buiten beschouwing.

Eisers betogen in beroep onder meer dat de geitenhouderij ontoelaatbare gezondheidsrisico’s veroorzaakt. Ze baseren zich hierbij op een rapport van de GGD. De rechtbank geeft het volgende aan: “Uit de bevindingen die zijn neergelegd in (…) de genoemde rapporten volgt dat er gezondheidsrisico’s bestaan wanneer wordt gewoond binnen een straal van 2 km van een geitenhouderij. Volgens deze bevindingen bestaan de gezondheidsrisico’s uit een verhoogde kans op longontsteking van 30%. De enkele omstandigheid dat de wetenschap nog niet heeft kunnen beantwoorden waarom omwonenden van geitenhouderijen een verhoogde kans hebben op longontsteking, betekent nog niet dat er geen algemeen aanvaard wetenschappelijk inzicht is dat die omwonenden gevolgen ondervinden van de aanwezigheid van geitenhouderijen. Lees meer in r.o. 8.5 van uitspraak Rb Gelderland, 8 december 2021. (gezondheidsrisico geitenhouderij).

MH: Het verlenen van omgevingsvergunningen voor geitenhouderijen ligt onder een vergrootglas. Het is voor gemeente zeer lastig om er aan mee te werken. Hoewel de zorgen om gezondheid ook terecht kunnen zijn, wordt de verlening erg beïnvloed door sentiment en beeldvorming. Als initiatiefnemer is het erg belangrijk om daar rekening mee te houden bij een aanvraag. Dat geldt ook voor een gemeente.

 

Geluidsoverdracht zonnepanelen is onwaarschijnlijk

Geluidsoverdracht zonnepanelen is onwaarschijnlijkgeluidsoverdracht zonnepanelen

Klinkt wellicht vergezocht, geluidsoverdracht via weerkaatsing van geluid op zonnepanelen. Toch kwam dit ter sprake in een uitspraak van 10 november 2021 van de Afdeling. Volgens appellant hebben de zonnepanelen van het zonne-akker effect op de geluidbelasting van de N18. Het college had volgens hem akoestisch onderzoek moeten naar de gevolgen hiervan op de omgeving.

Volgens het college hoefde het geen onderzoek uit te voeren naar deze vermeende effecten. Gelet op de stand van de zonnepanelen, is het volgens het college niet mogelijk dat deze extra geluidhinder van het wegverkeerslawaai van de N18 veroorzaken. Hier baseert het college zich op een advies van de regionale omgevingsdienst. De zonnepanelen worden op het zuiden gericht met een getrapte structuur, waarbij de hoge kant van de panelen richting het noorden ligt en de lage kant richting het zuiden. De panelen staan onder een hoek, wat betekent volgens het college dat geluid van de N18 nagenoeg niet horizontaal wordt gereflecteerd en de plaatsing van de panelen niet zal leiden tot verslechtering van geluidsoverlast. Wanneer als sprake is van reflectie van geluidgolven, zal dit niet leiden tot hogere geluidbelasting bij de woning van appellanten volgens het college. Verder stelt het college dat de artikelen 74 en 76 van de Wet geluidhinder en artikel 7.22 Bouwbesluit niet van toepassing zijn.

De Afdeling stelt vastdat de realisatie van het zonnepark geen geluidsgevoelig gebouw is als bedoeld in artikel 73 onder c van de Wet geluidhinder, waardoor artikel 74 en 76 van de Wet geluidhinder niet van toepassing zijn. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (…) is artikel 7.22 van het Bouwbesluit (…) een restbepaling waaraan door het bevoegd gezag toepassing kan worden gegeven indien naar zijn oordeel optreden tegen het gebruik van een bouwwerk, open erf of terrein vanwege gevaarzetting, dreigende aantasting van de volksgezondheid of overmatige hinder noodzakelijk is en meer specifieke bepalingen geen soulaas bieden. Gelet op de motivering van het college is de Afdeling van oordeel dat artikel 7.22 van het Bouwbesluit niet wordt geschonden. De Afdeling stelt vast dat appellant het niet eens is met het oordeel van de rechtbank, inhoudende dat de zonnepanelen de geluidbelasting van de N18  niet zullen versterken en dat het college niet gehouden was een akoestisch onderzoek te laten uitvoeren om de omgevingsvergunning te kunnen verlenen.” Lees meer in r.o. 5 van uitspraak ABRS 10 november 2021, no. 202102044/1/R4.

 

Geluid motorcross en akoestisch onderzoek

Geluid motorcross en akoestisch onderzoekgeluid motorcross

Het geluid van crossmotoren kan erg veel geluidhinder opleveren voor omwonenden. Het is daarom belangrijk om regels te stellen over crosstijden en maximale geluidbelasting. De gemeente heeft een bestemmingsplan vastgesteld voor een bestaand motorcrossterrein. Er vinden zowel trainingen als wedstrijden plaats. Aan de trainingen en wedstrijden zijn maxima gesteld in de planregels van het bestemmingsplan. Verder maakt het bestemmingsplan activiteiten mogelijk die gerelateerd zijn aan motorcross.

Appellant woont op zo’n 150 meter van het terrein. Hij ervaart met name geluidsoverlast. Voor de beoordeling van de geluidbelasting heeft de gemeente gebruik gemaakt van het stappenplan uit de VNG-brochure. Het plan voldoet namelijk niet aan de richtafstand van 700 meter. In het algemeen geldt, hoe groter de afwijking hoe beter de onderbouwing om af te wijken dient te zijn. Er is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. In het akoestisch onderzoek is onderscheid gemaakt tussen de geluidssituatie tijdens trainingen en tijdens wedstrijden. Binnen de wedstrijden is onderscheid gemaakt tussen A-wedstrijden en B-wedstrijden. Dit is een onderscheid volgens het geluidreglement noppensport van de KNMV.

Volgens appellant wordt ten onrechte uitgegaan van een rekenmodel in plaats van geluidmetingen. Lees meer in r.o. 24 van uitspraak ABRS 15 december 2021, no. 201908108/1/R3. (geluid motorcross).

 

Afstand glastuinbouwbedrijf en woningen VNG-brochure

Afstand glastuinbouwbedrijf en woningen VNG-brochureafstand glastuinbouwbedrijf

Het positieve van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering is dat het richtafstanden aangeeft tussen de gevel van woningen en bedrijfspercelen. In één oogopslag wordt duidelijk wat de aanbevolen afstanden zijn. Handig voor de praktijk. Het nadeel is dat de gebruikers niet meer logisch nadenken en zich te veel focussen op de aangegeven afstand. Die afstand wordt als ‘harde waarheid’ gezien. De VNG-brochure is indicatief en slechts een hulpmiddel. Onderzoek als gemeente altijd waar de bedrijfsvoering uit bestaat. Vraag dat na bij de ondernemer. Is er veel vrachtverkeer? Zo ja, op welke tijden van de dag? Hoe vaak? Is er in de avond en nacht overmatig licht bij het bedrijf? Besef dat bedrijfsvoering vrijwel altijd enige overlast veroorzaakt voor bewoners van woningen. Plan dus woningen niet te dicht bij bedrijfspercelen. Het is vragen om problemen.

In dit geval heeft een gemeente woningen mogelijk gemaakt dicht bij een bedrijfsperceel van een glastuinbouwbedrijf. De belangrijke rechtsoverwegingen uit de uitspraak van de Afdeling over dit onderwerp zijn:

“De Afdeling stelt voorop dat de richtafstanden van de VNG-brochure gelden tussen enerzijds de grens van de bestemming die een milieubelastende functie toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningvrij bouwen mogelijk is. (…) Ten aanzien van de gestelde geluidhinder overweegt de Afdeling als volgt. De Afdeling stelt vast dat aan de ruimtelijke onderbouwing voor de drie woningen een akoestisch onderzoek ten grondslag ligt, maar dat daarbij uitsluitend het geluid van wegverkeer is onderzocht. Niet is weersproken dat bij de bedrijfsvoering (…) gebruik wordt gemaakt van de inzet van vrachtwagens, tractoren en mechanisch aangedreven landbouwvoertuigen. In het akoestisch onderzoek is echter geen rekening gehouden met het geluid dat hiermee gepaard gaat noch met het stemgeluid van personeel. Niet is gebleken op welke afstand deze activiteiten kunnen plaatsvinden.” Lees meer in r.o. 14.11 van uitspraak ABRS 1 december 2021, no. 202001413/1/R2,(afstand glastuinbouwbedrijf)

Bebouwingscontour geur in omgevingsplan – tips

Bebouwingscontour geur in omgevingsplan – hoe te bepalen?

Voor een omgevingsplan moet in beginsel een bebouwingscontour geur worden bepaald door de gemeente, zie artikel 5.97 Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl)

De vraag is allereerst, wat is een bebouwingscontour geur?

De meeste gemeenten zullen deze contour samen met de omgevingsdienst gaan bepalen. We zijn er door praktijkervaringen bij gemeenten achter gekomen dat dit niet zo eenvoudig is als het lijkt. Waar moet je rekening mee houden? Wat zijn de grenzen? Is er relevante jurisprudentie?

In hoofdstuk 5 van het Bkl staan instructieregels opgenomen voor het omgevingsplan over geur. Deze instructieregels zijn gericht op grenswaarden voor:bebouwingscontour geur

  • zuiveringtechnische werken
  • houden van landbouwhuisdieren in een dierenverblijf
  • andere agrarische activiteiten

De instructieregels zijn erop gericht dat gemeenten in hun omgevingsplan tenminste een adequate bescherming van woningen en andere geurgevoelige gebouwen of locaties bewerkstelligen. Dit geldt in beginsel niet voor gebouwen of locaties die niet zijn toegelaten op grond van een bestemmingsplan of via een omgevingsvergunning, tijdelijke gebouwen en tijdelijke geurgevoelige locaties en bedrijfswoningen.

Een bebouwingscontour geur is volgens het Bkl een contour rond stedelijk gebied waar een hoger niveau van bescherming tegen geur geldt dan het overige gebied in de gemeente.

Als definitie hanteert het Bkl:

het in het omgevingsplan of bij afwijkactiviteit toegelaten stedenbouwkundig samenstel van bebouwing voor wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel en horeca, en de daarbij behorende openbare of sociaal-culturele voorzieningen en infrastructuur. Voor stedelijk groen aan de rand van bebouwing en voor lintbebouwing langs wegen, waterwegen of waterkeringen kan de gemeente zelf bepalen of dit wel of niet binnen de bebouwingscontour valt.” (Stb. 2018, 292, p. 371).  

Deze definitie lijkt erg op die van het begrip ‘bestaand stedelijk gebied’ uit artikel 1.1.1, eerste lid onder h, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Ook hierin wordt gesproken van een stedenbouwkundig samenstel van bebouwing. We kunnen dus als hulpmiddel jurisprudentie raadplegen over dit artikel.

Bijvoorbeeld uitspraak ABRS 27 oktober 2021, no. 202005854/1/R1. In deze uitspraak wordt ook een overzichtsuitspraak genoemd die handig is. In r.o. 7.1 staat het volgende:

Bij de beantwoording van deze vraag dient volgens de jurisprudentie van de Afdeling te worden beoordeeld of het voorgaande bestemmingsplan binnen het gebied reeds een stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca mogelijk maakt, dan wel of het gebied op grond van het voorgaande plan kan worden beschouwd als bij een bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing (…).  Wanneer het voorgaande plan een zodanig samenstel van bebouwing mogelijk maakt, of het gebied als behorend bij zodanig bestaand stedenbouwkundig samenstel kan worden aangemerkt, ziet het nieuwe plan op een gebied dat als bestaand stedelijk gebied (…) van het Bro is aan te merken. Daaraan doet niet af dat de bebouwing waarin het voorgaande plan voorzag ten tijde van de vaststelling van het nieuwe plan nog niet was gerealiseerd.”

Begrip ‘bebouwde kom’ is verlaten. De bebouwingscontour geur kan er anders uitzien dan de grenzen van de bebouwde kom van een gemeente. Of een perceel of locatie binnen de bebouwde kom ligt is voor deze definitie dus niet relevant. De wetgever merkt ook uitdrukkelijk op in de MvT van het Bkl (Stb. 2018, 292, p. 371) dat ervoor gekozen is om het begrip ‘bebouwde kom’ te verlaten.

Tips uit de praktijk, voor de praktijk

Zoals hiervoor al werd aangegeven is het bepalen van de grenzen van een contour niet eenvoudig. Onze tips:

  • teken eerst los uit de pols een contour op kalkpapier (over een kaart van de gemeente), deze contour op papier is een ‘praatplaat’.
    We hebben gemerkt dat schetsen op papier erg goed werkt. De meeste mensen krijgen zoveel digitale documenten te zien, dat ze op een scherm niet meer goed kunnen beoordelen of een contour bruikbaar is. De meeste mensen zijn behoorlijk ‘digi-moe’ en vermoeid van alle digitale vergaderingen.
  • leg de schets van de contour voor aan collega’s milieu en omgevingsdienst: bij voorkeur via een fysieke afspraak. Je kunt zo beter sparren en overleggen. Een werkwandeling is ook aan te bevelen.
  • bespreek of het ook nodig is om voor alle gebieden in de getekende contour een hogere bescherming te bieden. Hier kan verschil tussen zitten. Elk gebied is anders.
  • Besef dat het een leerproces is voor iedereen en durf fouten te maken. Het belangrijkste is een start te maken.

De uitkomst kun je vervolgens digitaal delen. We hebben gemerkt dat de combinatie schetsen op papier, fysieke afspraak en daarna digitale contour goed werkt. Dus een hybride benadering in plaats van alleen digitaal. De concept-kaart vormt weer een basis voor voorschriften en het werkingsgebied. Vervolgens ga je verfijnen.

Geen tijd?

Wij ontlasten gemeenten bij de voorbereidingen en praktische uitvoering van een start-omgevingsplan. Dit doen we met een eigen praktische methode en aanpak. We denken mee, doen voorstellen en maken een start-omgevingsplan. Op maat gemaakt en vooral praktisch uitvoerbaar!

Bel voor meer informatie 010 – 307 2273 of vul onderstaand formulier in:

Neem contact op

  • Dit veld is voor validatie doeleinden en moet ongewijzigd blijven.