VNG-brochure mantelzorgwoning en wijze van meten

VNG-brochure mantelzorgwoning en wijze van meten

De VNG-brochure wordt nog steeds vaak toegepast als richtsnoer bij het bepalen van afstanden tussen woningen en bedrijvigheid. Inmiddels is ook de opvolger hiervan bekend en dat is de VNG-uitgave ‘Milieuzonering Nieuwe Stijl.

VNG-brochure mantelzorgwoning

De gemeente West Betuwe heeft een bestemmingsplan vastgesteld voor de bouw van 10 woningen en een brede school. De woning van appellant is op zo’n 14 meter gesitueerd van de te bouwen brede school. Er wordt volgens appellant niet voldaan aan de richtafstand van tenminste 10 meter zoals is opgenomen in de VNG-brochure.

Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen “gelden de richtafstanden volgens de VNG-brochure tussen enerzijds de grens van de bestemming die milieubelastende en milieugevoelige functies toelaat, in dit geval de brede school, en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningvrij bouwen mogelij is.

Ter zitting heeft appellant zijn verdere betoog toegespitst op de mogelijkheden om vergunningvrij een mantelzorgwoning in zijn achtertuin te bouwen enerzijds en de mogelijkheden om op basis van het bestemmingsplan (…) een bijgebouw in zijn achtertuin te realiseren anderzijds. (…) Ten aanzien van de vergunningvrije bouwmogelijkheden stelt de Afdeling vast dat appellant de mogelijkheid heeft om in het achtererfgebied van zijn perceel (…) op grond van de Bor ook een mantelzorgwoning te bouwen, zonder dat daarvoor een omgevingsvergunning is vereist. Op grond van (…) het Bor is het toegestaan dat dit bouwwerk maximaal 50 m2 bedraagt.

De uiterste situering van de gevel van een mantelzorgwoning of een bijgebouw zal zowel in het geval van de bouwmogelijkheden op basis van de functieaanduiding ‘achtertuin’ (…) als op basis van de vergunningvrije bouwmogelijkheden als bepaald in (…) het Bor, dichter bij de brede school liggen dan de richtafstand van 10 m (…). Bij het afwijken van de richtafstanden die in de VNG-brochure zijn opgenomen, dient in beginsel rekening te worden gehouden met de maximale planologische en vergunningvrije bouwmogelijkheden ten behoeve van een woonfunctie op een perceel. Dat appellant ten tijde van het bestreden besluit geen concrete plannen had voor de bouw van een mantelzorgwoning of een bijgebouw op zijn perceel, maakt dit niet anders. Naar het oordeel van de Afdeling is de raad bij de beoordeling van de akoestische gevolgen van de voorziene ontwikkeling ten onrechte niet uitgegaan van de uiterste situering van de gevel van een mantelzorgwoning of bijgebouw (…).”

Lees meer in r.o. 12.7 van uitspraak ABRS 8 april 2020, no. 201809125/1/R1. (VNG-brochure mantelzorgwoning)

Bel voor advies over milieuzonering naar 010 – 268 0689 of mail.

Steigers woningen geen jachthaven Besluit mer

Steigers woningen geen jachthaven ingevolge Besluit mer

Het college van B&W heeft een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van woningen en appartementen en ligplaatsen voor 40 boten.

Appellanten betogen dat deze ligplaatsen aangemerkt dienen te worden als een jachthaven in de zin van het Besluit m.e.r. Er bestond derhalve een m.e.r.-(beoordelings)plicht. De raad stelt dat het bestemmingsplan een waterkom mogelijk maakt met 40 steigers en dat er geen sprake is van een jachthaven in voornoemde zin.

steigers woningen

De Afdeling ziet zich voor de vraag gesteld of vanwege de bestemmingsomschrijving in (…) het bestemmingsplan sprake is van een jachthaven in voornoemde zin: “Het gaat in dit geval om 40 woningen, waarbij per woning de mogelijkheid bestaat één steigerplaats te realiseren voor het afmeren van een boot. Er worden bij de steigerplaatsen geen verdere voorzieningen getroffen, zoals een havengebouw. Op grond van (….) de planregels mogen anderen dan gebruikers van de woning geen gebruik maken van de steigerplaatsen. Verder zijn de steigerplaatsen die het plan mogelijk maakt niet openbaar toegankelijk. De steigerplaatsen behoren toe tot particulieren die er enkel in de privésfeer gebruik van maken. Voorts kunnen er aan de steigerplaatsen geen boten (van derden) tegen betaling worden aangemeerd. Aldus is van een bedrijfsmatige activiteit geen sprake. Onder deze omstandigheden is naar het oordeel van de Afdeling geen sprake van een jachthaven als bedoeld in het Besluit m.e.r. en heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de milieugevolgen van de steigerplaatsen beperkt zijn. De raad hoefde dus geen aanleiding te zien door middel van een milieu-effectrapport of in een m.e.r.-beoordeling rekening te houden met de milieu-effecten van de aanleg van een jachthaven. Het betoog faalt.” Lees meer in uitspraak 8 april 2020, no. 20190672/1/R3. (steigers woningen)

Vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig? Bel of mail De Omgevingsjurist!

Geluidzone bedrijventerrein niet verplicht

Geluidzone bedrijventerrein is niet verplicht

De raad heeft ter actualisering van het planologisch regime voor de bedrijventerreinen in de gemeente een nieuw bestemmingsplan vastgesteld. In het bestemmingsplan is rondom het bedrijventerrein een geluidzone opgenomen. Ook is een zogeheten geluidruimteverdeelplan opgenomen in het bestemmingsplan.

geluidzone bedrijventerrein

In deze uitspraak komt onder meer de noodzaak voor een geluidzone in het bestemmingsplan aan de orde. Appellant betoogt dat er geen noodzaak meer is voor een geluidzone rondom het bedrijventerrein, omdat er op het terrein geen grote lawaaimakers meer worden toegestaan. Dit zijn inrichtingen die in onderdeel D van bijlage I van het Bor zijn aangewezen als inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken. Appellant wijst er daarbij op dat op het grootste gedeelte van het bedrijventerrein alleen bedrijven tot en met categorie 3.2 zijn toegestaan.

De raad stelt zich op het standpunt dat er een verplichting is om een geluidzone rondom een bedrijventerrein op te nemen, zodra een bestemming voor grote lawaaimakers aan het terrein wordt toegekend of de vestiging van grote lawaaimakers niet uitdrukkelijk is uitgesloten. (…)

De Afdeling is van oordeel dat de raad het bestemmingsplan niet met de juiste zorgvuldigheid heeft vastgesteld voor wat betreft de geluidzone. De raad is er volgens de Afdeling ten onrechte vanuit gegaan dat hij verplicht was de geluidzone rondom het bedrijventerrein te handhaven. Op grond van de Wet geluidhinder is een raad verplicht om een bestaande geluidzone rondom een bedrijventerrein te handhaven, indien de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de vestiging van grote lawaaimakers insluit. De term ‘insluit‘ betekent dat een grote lawaaimaker planologisch mogelijk moet zijn. (…) Het bestemmingsplan maakt op het bedrijventerrein geen grote lawaaimakers mogelijk. Lees meer in r.o. 27.5 en verder van uitspraak ABRS 1 april 2020.

Bel voor oplossingen voor gezoneerde bedrijventerreinen 010-268 0689 of mail.

Gezondheid geitenhouderij en uitbreiding bouwvlak

Gezondheid geitenhouderij en uitbreiding bouwvlak

Het college van B&W heeft geweigerd mee te werken aan een wijziging van het bestemmingsplan voor een uitbreiding van een geitenhouderij. Het gaat in dit geval om een wijziging van het bestaande bouwvlak met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid in het geldende bestemmingsplan. Het gaat om 3 bestaande sleufsilo’s die in het verleden illegaal zijn geplaatst.

Het college heeft aan de weigering ten grondslag gelegd dat zolang gezondheidsrisico’s van geitenhouderijen niet kunnen worden ingeschat, niet kan worden gesteld dat de gevraagde wijziging van het bouwvlak niet leidt tot een onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige functies en waarden en/of belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden. Dit laatste is een van de wijzigingsvoorwaarden zoals opgenomen in de wijzigingsbevoegdheid. Daarbij heeft het college ook het uitgangspunt in acht genomen van de Omgevingsverordening Gelderland om de legale en feitelijke situatie bij geitenhouderij te bevriezen. De stelling van appellant dat de opslag van ruwvoer op zich niet leidt tot gezondheidsrisico’s doet hieraan volgens het college niet af.

De Afdeling overweegt als volgt: “De Afdeling overweegt dat het college onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt waarom het meent dat gezondheidsrisico’s als gevolg van de bouw van 3 silo’s op het perceel op voorhand niet kunnen worden uitgesloten. Appellant stelt terecht dat het college niet kan volstaan met een verwijzing naar het standpunt van de raad (…) als weergegeven in uitspraak (…) over een ander plan/project. Reden hiervoor is dat de onzekere gezondheidsrisico’s voor omwonenden in die uitspraak door de raad werden gekoppeld aan de vestiging van, de uitbreiding van, dan wel de omschakeling naar en een toename van de oppervlakte van dierenverblijven van geitenhouderijen. (…) In dit geval is de wens om het bouwvlak te wijzigen echter uitsluitend ingegeven door de wens 3 bestaande silo’s te legaliseren. Met de bouw van silo’s vindt de facto geen uitbreiding/wijziging van het oppervlak van een dierenverblijf bij een geitenhouderij plaats. (…). Lees meer in uitspraak ABRS 1 april 2020, no. 2019033/1/R1. (gezondheid geitenhouderij)

gezondheid geitenhouderij

Meer weten over gezondheid in het bestemmingsplan?

Bel 010 – 268 0689 of mail.

Horecaterras? Kijk verder dan de VNG-brochure!

Horecaterras? Kijk verder dan de VNG-brochure!horecaterras

De raad van de gemeente Rotterdam heeft een bestemmingsplan vastgesteld voor de woonwijk Park 16hoven en nieuwe horeca. Appellant vreest voor de aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse van zijn woning. Volgens hem is ten onrechte niet ingegaan op de geluidbelasting die het gevolg zal zijn van de horeca in het park.

De Afdeling overweegt als volgt: “Bij de beoordeling van de vraag of het voorliggende plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening dienen de gevolgen van de exploitatie van een horecavestiging met onder meer een terras en parkeervoorzieningen voor het woon- en leefklimaat voor omwonenden te worden meegewogen. Niet is gebleken dat de raad een dergelijk onderzoek voorafgaan aan de vaststelling van het plan heeft verricht. De raad lijkt voor deze beoordeling aansluiting te hebben gezocht bij de VNG-brochure. Ter zitting is gevraagd naar de precieze categorie van bedrijven uit de VNG-brochure waarbij is aangesloten en waarvan de gehanteerde richtafstand van 30 meter is afgeleid. De raad heeft echter ter zitting gesteld bij horeca-inrichtingen niet de bedrijvenlijst te hanteren, maar horeca als een zelfstandige functie te zien met een richtafstand van 30 meter. De Afdeling kan dit niet goed volgen, omdat de VNG-brochure een bedrijvenlijst kent waarin onder het kopje ‘Logies-, maaltijden en drankenverstrekking’ diverse typen horeca-inrichtingen worden genoemd waaronder restaurants. Wat hier verder ook van zij, de Afdeling stelt vast dat is voldaan aan de door de raad voor deze horecagelegenheid gehanteerde richtafstand van 30 meter. Appellant heeft naar het oordeel van de Afdeling echter aannemelijk gemaakt dat ondanks dat aan deze richtafstand wordt voldaan, niet vaststaat dat door de horecavestiging met bijbehorend terras en parkeervoorzieningen, zijn woon- en leefklimaat niet zal worden aangetast. Daarbij is van belang dat het verkeer van en naar de horecavoorziening gebruik zal maken van onder meer het (…)pad, dat vlakbij de woning van appellant overgaat in de (…)weg. Lees verder in r.o. 11.2.2 van uitspraak ABRS 18 maart 2020. (horecaterras)

Bel 010 – 268 0689 of mail voor advies en oplossingen over milieuzonering en VNG-brochure.

 

Stedelijk ontwikkelingsproject mer voor 12 woningen?

Stedelijk ontwikkelingsproject mer voor 12 woningen?stedelijk ontwikkelingsproject mer

De gemeenteraad heeft een bestemmingsplan vastgesteld voor de bouw van 12 woningen. Het plangebied is een voormalig schoolgebouw. Het is de bedoeling om de school te slopen en er 12 nieuwe woningen te bouwen.

Volgens appellant is het plan een stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van kolom I van categorie 11.2 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Er is volgens hem ten onrechte geen vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld.

De Afdeling overweegt als volgt: “Onder verwijzing naar uitspraken (…) overweegt de Afdeling dat het antwoord op de vraag of sprake is van een (wijziging van) stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van het Besluit m.e.r. afhangt van de concrete omstandigheden van het geval, waarbij onder meer aspecten als de aard en de omvang van de voorziene wijziging van de stedelijke ontwikkeling een rol spelen. Uit deze uitspraken volgt eveneens dat het antwoord op de vraag of een activiteit kan worden aangemerkt als een activiteit als bedoeld in kolom I van categorie 11.2 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. niet afhankelijk is van het antwoord op de vraag of per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen ontstaan. 

Naar het oordeel van de Afdeling kan hetgeen in het plan is voorzien, gelet op de aard en omvang ervan, niet worden aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject. Weliswaar is sprake van een geringe toename van de bebouwingsmogelijkheden en weliswaar verandert het gebruik van het perceel door de realisatie van 12 woningen, maar dat betekent niet dat hetgeen waarin het plan voorziet moet worden aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject (…). Daarbij is van belang dat sprake is van bestaand gebouwd gebied en dat het ruimtebeslag van de voorziene bebouwing beperkt is (…). Dat op elk bouwperceel maximaal 75 m² aan bijbehorende bouwwerken is toegestaan, leidt niet tot een ander oordeel. Nu de voorziene ontwikkeling geen stedelijk ontwikkelingsproject vormt, behoefde er geen reguliere of vormvrije m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd.”

Lees meer in r.o. 6.1 e.v. van uitspraak ABRS 11 maart 2020, no. 201901464/1/R1. (stedelijk ontwikkelingsproject mer)

Bel voor meer informatie over vormvrije m.e.r.-beoordelingen 010 – 268 0689 of mail.

mer beoordelingsbesluit vergeten? Alsnog later nemen!

Mer beoordelingsbesluit vergeten? Alsnog later nemen!mer beoordelingsbesluit

De raad heeft een bestemmingsplan vastgesteld zonder daarvoor een mer beoordelingsbesluit te nemen. Hoewel dat formeel natuurlijk niet hoort, kan dit gebeuren. Bestemmingsplantrajecten duren lang en er gebeuren vaak allerlei ontwikkelingen in dat proces. In dit geval heeft de raad besloten vanwege een beroepszaak om alsnog een zodanig besluit te nemen. Het beroep had hier namelijk ook betrekking op.

Het bestemmingsplan “Noortveer” voorziet in de ontwikkeling van woningen in de zogeheten Duivenvoordecorridor in Voorschoten. Het is van oudsher een gebied met landgoederen en is deels nog agrarisch. In de voorbereiding van het bestemmingsplantraject zijn allerlei onderzoeken uitgevoerd, waaronder een spuitzoneringsonderzoek van De Omgevingsjurist, maar is geen mer beoordelingesbesluit genomen.

In het kader van de beroepsprocedure heeft De Omgevingsjurist een vormvrije mer beoordeling gemaakt waarin is geconcludeerd dat er geen MER nodig is. De vraag was natuurlijk hoe de Afdeling hiermee om zou gaan. Kan een bestemmingsplan in stand worden gelaten als blijkt dat er een mer beoordelingsbesluit had moeten worden genomen – en ter inzage had moeten liggen – voordat het bestemmingsplan werd vastgesteld?

De Afdeling geeft het volgende aan: “Er is alsnog een m.e.r.-beoordelingsbesluit (…) overlegd (…). In het m.e.r. beoordelingsbesluit wordt geconcludeerd dat er, gelet op de kenmerken van de projecten, de plaats van de projecten en de kenmerken van de potentiële effecten geen belangrijke nadelige milieugevolgen zullen optreden. Daarbij is van belang geacht dat het woningbouwproject relatief kleinschalig is. In de m.e.r.-beoordeling staat dat het plan leidt tot een kwaliteitsimpuls door herstel van de openheid van het landschap, tot versterking van de cultuurhistorische kwaliteit en versterking van natuurwaarden. Er is dan ook geen aanleiding gezien om een milieueffectrapportage op te stellen. (…) De Afdeling is van oordeel dat in de vormvrije m.e.r.-beoordeling geen rekening hoefde te worden gehouden met andere gronden die buiten het plangebied, maar in de Duivenvoordecorridor liggen. Lees meer in r.o. 16.11 van uitspraak ABRS 18 december 2019, no. 201900494/1/R3.

 

Afwijken Activiteitenbesluit geluid windpark mits onderbouwd!

Afwijken Activiteitenbesluit geluid windpark mag, mits onderbouwdafwijken activiteitenbesluit

De raad van een gemeente in Limburg heeft besloten de bestemmingsplannen voor een windpark niet vast te stellen. Mede naar aanleiding van een turbulente voorgeschiedenis, zoals volgens de raad onvoldoende draagvlak bij de bewoners heeft de raad daartoe besloten. Daar wordt in de uitspraak verder op ingegaan, maar wordt hier niet verder besproken. Eén van de andere redenen om geen medewerking te verlenen is volgens de raad het aspect geluid.

Volgens de raad bieden de geluidnormen in artikel 3.14a, eerste lid van het Activiteitenbesluit milieubeheer onvoldoende bescherming tegen geluidhinder. Volgens appellant is dit ten onrechte omdat uit de verrichte geluidonderzoeken blijkt dat aan de geluidnormen van 47 dB Lden en 41 db Lnight op gevoelige objecten kan worden voldaan na het treffen van geluidbeperkende maatregelen.

De raad stelt dat de omstandigheid dat het windpark kan voldoen aan de geluidnormen van artikel 3.14a van het Activiteitenbesluit, niet betekent dat de raad het gewenste bestemmingsplan in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening dient te achten, laat staan dat hij in een dergelijk geval verplicht is tot vaststelling van het bestemmingsplan over te gaan. In het weigeringsbesluit staat dat in recente wetenschappelijke publicaties wordt beschreven dat aan de hinder van windturbinegeluid wellicht meer gewicht moet worden toegekend dan in het verleden is gebeurd. (…) De steeds grotere ashoogten, grotere diameters van de wieken en het feit dat boven de 120 m de windprofielen sterk kunnen afwijken van de standaarden die men voor lagere hoogten hanteert, kunnen bijdragen aan een wellicht veranderd milieutechnisch inzicht van het beoordelen van de hinderlijkheid van het windturbinegeluid. Daarbij wordt als suggestie genoemd het mogelijk toepassen van een straffactor (plus 5 dB) voor de hinderlijkheid van het geluid. (…)

De Afdeling overweegt: “(…) Het bestuursorgaan mag andere, stengere normen hanteren, mits de keuze hiervoor deugdelijk is onderbouwd. Aan die onderbouwing moeten zwaardere eisen worden gesteld nu het gaat om een afwijking van de voor windturbines specifiek gegeven geluidnormering die in een algemeen verbindend voorschrift is vastgelegd.” (…) Lees meer in r.o. 24.3 van uitspraak ABRS 18 december 2019, no. 201805972/1/R1. (Afwijken Activiteitenbesluit mag, mits onderbouwd)

blaftijd honden in hondenpension 5% of 2,5%?

Blaftijd honden in hondenpension stellen op 2,5% of 5%?blaftijd honden

De gemeente heeft een bestemmingsplan opgesteld om een hondenpension mogelijk te maken voor ongeveer 50 honden. Op zo’n 40 meter van het plangebied woont appellant die vreest voor beperkingen in zijn woon- en leefklimaat vanwege geluid.

In het opgestelde akoestisch onderzoek is uitgegaan van 2,5% blaftijd bij een hondenpension met toezicht. Volgens hem moet er van 5% blaftijd worden uitgegaan. Hij stelt dat bij die blaftijd in de avondperiode niet aan het langtijdgemiddelde geluidniveau van 45 dB(A) uit het Activiteitenbesluit milieubeheer kan worden voldaan bij het hondenpension.

De Afdeling overweegt het volgende: “(…) dat een blaftijd van 5% gedurende de dagperiode bij een dierenpension als representatief kan worden aangemerkt. Nu de raad tevens heeft onderzocht wat de geluidbelasting is bij een blaftijd van 5%, wordt hierna uitgegaan van een situatie waarbij is gerekend met een blaftijd van 5%. In de planregels (…) is de voorwaardelijke verplichting opgenomen dat het gebruik van het hondenpension slechts is toegestaan als er een geluidscherm geplaatst wordt. De Afdeling overweegt dat de raad op basis van het advies van de ODR (…) aannemelijk heeft gemaakt dat na het plaatsen van een geluidscherm ook bij een blaftijd van 5% aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit milieubeheer kan worden voldaan.”

Noot MH: De Afdeling houdt vast aan een blaftijd van 5% gedurende de dagperiode bij een dierenpension. Wat erg belangrijk is bij akoestische onderzoeken is te kijken naar de feitelijke activiteiten van het beoogde pension, hondentrainingscentrum of hondenuitlaatservice. Daar zitten aanzienlijke verschillen tussen. Ook de blaftijd van honden verschilt per locatie, het aantal honden en de activiteiten. Het blaffen van honden verschilt aanzienlijk per situatie waar ze zich in bevonden. Ga daar in onderbouwingen goed op in en ga dus niet zonder meer uit van 5% blaftijd.

Bel 010 – 268 0689 of mail voor meer informatie over akoestische onderzoeken en onderbouwingen over hondengeblaf.

Omgevingsvergunning bedrijfswoning terecht geweigerd

Omgevingsvergunning bedrijfswoning terecht geweigerdomgevingsvergunning bedrijfswoning

Het komt regelmatig voor dat men wil wonen in een bedrijfspand op een bedrijventerrein. Het lijkt aantrekkelijk: de prijs is lager dan een reguliere woning. Ook ondernemers zelf proberen vaak een voormalige bedrijfswoning te verkopen aan iemand die niet bij het bedrijf betrokken is. Hoewel dat uit financiële reden wel te begrijpen ben ik blij dat er gemeenten zijn die hierop handhaven of de vergunning weigeren. Op de lange termijn blijkt vaak dat de combinatie wonen op een bedrijventerrein niet werkt. De bewoners gaan meestal klagen over geluidsoverlast en de ondernemers ter plaatse (kunnen) worden beperkt in hun bedrijfsvoering. Het is de laatste paar jaar zo dat alle aandacht uit gaat naar woningen, woningen en nog eens woningen. Er moeten aantallen bijkomen omdat de vraag naar woningen zo groot is. Ik vind dit korte termijn politiek. Bedrijven hebben namelijk ruimte nodig. Ruimte voor de bedrijfsactiviteiten.

In deze casus heeft de gemeente een omgevingsvergunning geweigerd voor woningen in een bestaand bedrijfsverzamelgebouw op een bedrijventerrein. De geldende bestemming ‘Bedrijventerrein’ laat geen (bedrijfs)woningen toe. Appellanten zijn het niet eens met de weigering en stellen in hoger beroep dat de combinatie milieucategorieën 1 en 2 en woningen goed kunnen samengaan. Het bedrijventerrein is volgens hen in transformatie naar een gebied met zowel woningen als bedrijven. Volgens het college kan bij de gewenste woningen geen goed woon- en leefklimaat gerealiseerd worden en geldt niet voor alle bedrijven die op grond van het bestemmingsplan zijn toegestaan dat zij niet in hun bedrijfsvoering kunnen worden gehinderd vanwege woningen.

De Afdeling overweegt onder meer het volgende: “(…) Het Activiteitenbesluit milieubeheer bevat regels waaraan bedrijfsactiviteiten moeten voldoen. Het bevat grenswaarden voor geluid die gelden voor geluidgevoelige objecten. Zoals de rechtbank ook heeft overwogen, dienen woningen, ook als zij tot een bedrijf behoren, als een geluidgevoelig object te worden aangemerkt voor andere bedrijven dan het bedrijf waartoe de woningen behoren. De bedrijfsunits (…) grenzen aan bedrijfsunits van anderen. De rechtbank heeft terecht overwogen dat bij realisering van woningen in de directe omgeving van de bedrijfsunits, de bedrijven in de bedrijfsverzamelgebouwen beperkingen in hun bedrijfsvoering kunnen ondervinden. Het college heeft dit, mede gezien de gevolgen voor het woon- en leefklimaat bij de beoogde woningen, ongewenst kunnen achten.” 

Lees meer in uitspraak ABRS 11 december 2019, no. 201900853/1/A1. (omgevingsvergunning bedrijfswoning)

De Omgevingsjurist is tegen woningen op bedrijventerreinen en voor ruimte voor bedrijven. Bel 010 – 2680689 voor meer informatie.