inwaartse zonering op industrieterrein en woningen

Inwaartse zonering industrieterrein in verband met woningeninwaartse zonering

Het bestemmingsplan in kwestie biedt een juridisch-planologisch kader voor een situatie die al lang geleden is ontstaan. Het gaat hier om woningen rondom een fabriek. Met het plan wordt tevens de bestaande geluidzone voor het industrieterrein aangepast.

In een deel van het plangebied is ruimte gemaakt voor logistieke bedrijven. Appellanten betogen in beroep dat ten onrechte niet is voorzien in inwaartse zonering op dit deel van het plangebied. In het voorziene planologische regime kunnen bedrijven volgens appellanten zware milieubelastende activiteiten uitoefenen tot de plangrens.

De raad geeft aan dat het vergunde gebruik het uitganspunt is geweest bij dit bestemmingsplan.

Wat is inwaartse zonering?

Volgens de VNG-brochure worden bij inwaartse zonering beschermende bufferzones rondom de milieugevoelige functie gecreëerd. Op het naburige bedrijventerrein zijn op korte afstand van de gevoelige functie slechts weinig belastende activiteiten toelaatbaar. Hoe groter de afstand tot de woonbebouwing, hoe groter de toelaatbare hinder zal zijn. (zie p. 26 VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering).

De Afdeling overweegt als volgt: “(…) De raad stelt in dit verband terecht dat bestaande rechten in beginsel als zodanig dienen te worden bestemd. Voorts acht de Afdeling het bieden van enige planologische flexibiliteit (…) bij de herinrichting van haar terrein in beginsel niet onredelijk. Naar het oordeel van de Afdeling had het in de voorliggende situatie, gezien de betrokken belangen van omwonenden, echter op de weg van de raad gelegen om te onderzoeken in hoeverre binnen het planologisch regime voor het terrein (…) kan worden voorzien in zogenoemde inwaartse milieuzonering nu [het bedrijf] voornemens is haar terrein (gedeeltelijk) opnieuw in te richten en daartoe concrete ontwikkelplannen heeft. In zoverre heeft de raad het bestemmingsplan niet met de vereiste zorgvuldigheid vastgesteld.” Lees meer in uitspraak ABRS 11 september 2019, no. 201804279/1/R1.

Vragen? Advies nodig? Bel de specialist in milieuzonering 010-268 0689 of mail.

 

 

Geluid voetbalvelden acceptabel?

Geluid voetbalvelden acceptabel?geluid voetbalvelden

  • maatwerkvoorschrift voor maximaal bronvermogen scheidsrechtersfluitjes (geluid voetbalvelden).

Het bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van een nieuw voetbalcomplex met 5 velden aansluitend op de bebouwde kom. Appellanten vrezen in beroep voor geluidsoverlast van het voetbalcomplex. Behalve van de bezoekers ook van scheidsrechtersfluitjes. Hij betoogt onder meer dat niet is gegarandeerd dat scheidsrechtersfluitjes met een maximaal bronvermogen van 116 dB(A) mogen worden gebruikt. Er staat volgens hem niet vast dat fluitjes met een laag bronvermogen zullen worden gebruikt omdat scheidsrechters doorgaans hun eigen fluitjes meenemen.

De raad heeft voor de door hem aanvaardbaar geachte geluidbelasting aangesloten bij de in de VNG-brochure aanbevolen geluidniveaus voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau van 50 dB(A) voor een gemengd gebied en 45 dB(A) voor een buitengebied. Voor piekgeluiden is een geluidbelasting van 65 dB(A) aanbevolen. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat bij deze geluidbelasting niet voor onaanvaardbare geluidhinder behoeft te worden gevreesd.

De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat om te voorkomen dat bij de dichtstbijgelegen woningen de maximale piekgeluidbelasting wordt overschreden, de scheidsrechtersfluitjes een bronvermogen van maximaal 116 dB(A) mogen hebben. Om dit te borgen (…) wordt in het kader van het Activiteitenbesluit milieubeheer een maatwerkvoorschrift opgelegd waarin dat maximale bronvermogen is voorgeschreven. Dit maatwerkvoorschrift is door de gemeente te controleren en zo nodig kan handhavend worden opgetreden. (…) Verder is de gemeente eigenaar van de gronden en kan zij aldus ook nog via privaatrechtelijke weg afdwingen dat fluitjes met een bronvermogen van maximaal 116 dB(A) worden gebruikt. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de maximale piekgeluidbelasting vanwege scheidsrechtersfluitjes niet zal worden geborgd. Lees meer in uitspraak ABRS 11 september 2019, no. 201801829/1/R1.

Vragen over de borging van geluid in bestemmingsplannen? Bel 010 – 268 0689 voor een oplossing!

 

Grondwateroverlast via bestemmingsplan oplossen?

Grondwateroverlast via bestemmingsplan oplossen?grondwateroverlast

Het bestemmingsplan maakt maximaal 160 woningen mogelijk met daarnaast enkele maatschappelijke voorzieningen. Appellanten vrezen een toename van de bestaande wateroverlast. De oorzaak van deze wateroverlast is volgens hen dat de bestaande woningen op een te laag peil zijn gebouwd ten opzichte van de grondwaterstand. De kleilaag laat slecht water door. De overlast is verergerd volgens hen omdat de gemeente een zogeheten DIT-riool heeft aangelegd. Dat is een riool waarbij afvalwater en regenwater gescheiden worden afgevoerd. Het regenwater wordt via drainage afgevoerd naar het oppervlaktewater of wordt geïnfiltreerd in de bodem.

Appellanten vrezen dat de toename aan verharding in het plangebied niet voldoende zal worden gecompenseerd. Weliswaar zijn in het bestemmingsplan voorwaardelijke verplichtingen opgenomen, maar deze zijn volgens hen onvoldoende om de grondwateroverlast op te lossen.

De Afdeling overweegtdat de raad heeft toegelicht dat in veel wijken (…) sprake is van grondwateroverlast, vanwege een hoge grondwaterstand en een in de bodem aanwezige kleilaag die water slecht doorlaat. Die overlast ontstaat als het langdurig regent. (…) De raad heeft daarbij onderkent dat het bestaande (…) riool niet goed werkt. Het plan hoeft niet te voorzien in een oplossing voor de bestaande grondwateroverlast. Ook hoeft in het plan niet de inrichting van het rioleringssysteem te worden geregeld. Het staat echter vast dat het plan effecten zal hebben op de grondwatersituatie ter plaatse. (…) Gelet hierop en op de bestaande wateroverlast lag het op de weg van de raad om zich bij de vaststelling van het plan zich ervan te verzekeren dat het plan niet zal leiden tot een onaanvaardbare toename van de wateroverlast voor naburige percelen. (…). Lees meer in r.o. 4.3 en 4.4 van uitspraak ABRS 4 september 2019, no. 201805956/1/R1.

Vragen over de juridische borging van water in een bestemmingsplan? Bel 010-268 0689 of mail.

 

Evenemententerrein bestemmingsplan geen inrichting Wm

Evenemententerrein bestemmingsplan is geen inrichting ingevolge Wet milieubeheerevenemententerrein bestemmingsplan

Het nieuwe bestemmingsplan voorziet onder meer in een regeling voor evenementen in het centrum. Het plan maakt mogelijk dat er op locaties met de aanduiding ‘overige zone – evenementenzone’ in het centrum per kalenderjaar 25 evenementen mogen plaatsvinden. Voor deze evenementen geldt een maximale geluidbelasting van 60 dB(A). In het bestemmingsplan zijn nog een aantal zones opgenomen waar tevens evenementen mogen plaatsvinden onder de daar gestelde voorwaarden.

Appellant vreest voor onder meer geluidsoverlast als gevolg van de toegestande evenementen.

De raad hanteert als uitgangspunt dat er geen geluidhinder ten gevolge van evenementen in een woning optreedt indien de geluidniveaus ter hoogte van de gevel aan de buitenzijde van een woning lager zijn dan 60 dB(A). Dit uitgangspunt is gemeentelijk beleid. De raad hanteert voorts als uitgangspunt dat elke omwonende maximaal 12 keer per jaar geluidhinder mag ondervinden van evenementen.

Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (…) “ligt het op de weg van de raad om te beoordelen of een bestemming die evenementen op een bepaalde locatie toestaat vanuit ruimtelijk oogpunt acceptabel is. Ook dient de raad over het toegestane aantal evenementen per jaar, de soorten evenementen, en de maximale bezoekersaantallen regels te stellen voor zover dit uit het oogpunt van een goede ruimtelijke aanvaardbaarheid op een locatie van belang is. Deze beoordeling is een andere dan dan die op grond waarvan (…) voor een evenement al dan niet vergunning wordt verleend. 

Appellant betoogt dat de raad voor het bepalen van de afstand tot de gronden waarop evenementen zijn toegestaan gebruik had moeten maken van de richtafstanden uit de brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ van de VNG. Volgens appellant is voor deze gronden sprake van een evenemententerrein, en dient een evenemententerrein voor de toepassing van de VNG-brochure te worden beschouwd als een recreatiecentrum. Een recreatiecentrum is een inrichting in milieucategorie 4.2, waarvoor ten aanzien van het aspect geluid een richtafstand van 300 m geldt, aldus appellant. (…). 

De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel de evenementenzones in het plan te kwalificeren als recratiecentrum. Deze evenementenzones kunnen niet worden aangemerkt als inrichting als bedoeld in (…) de Wm en zijn daarom niet te vergelijken met een recreatiecentrum. 

Lees meer in r.o. 8.2 van uitspraak ABRS 17 juli 2019, no. 201803916/1/R3. (evenemententerrein bestemmingsplan)

Bel voor vragen en/of advies over geluid van evenementen 010 – 268 0689.

cumulatieve geluidbelasting en woon- en leefklimaat

Cumulatieve geluidbelasting in kader van (goed) woon- en leefklimaatcumulatieve geluidbelasting

In de praktijk zorgt het nogal eens voor verwarring. Geluid dat onderzocht dient te worden op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) en geluid dat onderzocht dient te worden in het kader van een goede ruimtelijke ordening, in het bijzonder een goed woon- en leefklimaat. In de meeste gevallen wordt er door akoestische adviesbureus prima onderzoek gedaan naar de geluidbelasting ingevolge de Wgh. Jammer genoeg onvoldoende naar het ‘restputje’ van geluid in het kader van een goed woon- en leefklimaat.

Het bestemmingsplan in kwestie maakt onder meer de doortrekking mogelijk van de tramlijn vanuit Amstelveen naar Uithoorn. Appellanten vrezen als gevolg hiervan geluidsoverlast. Ze hebben een second opinion uit laten voeren met betrekking tot het akoestisch onderzoek dat is uitgevoerd namens de gemeente.

In beroep stellen appellanten onder meer dat ten onrechte geen onderzoek is gedaan naar de cumulatieve effecten van het geluid als gevolg van de trambaan en het vliegverkeer van Schiphol. Zij stellen dat dit in het kader van een goede ruimtelijke ordening ten onrechte niet is uitgevoerd.

De Afdeling overweegt als volgt: “De Afdeling stelt vast dat geen akoestisch onderzoek is verricht naar de gecumuleerde geluidbelasting van het geluid van de tramlijn en het geluid van het vliegverkeer. De Afdeling stelt voorop dat in dit geval op grond van de Wgh geen verplichting bestaat tot het verrichten van een onderzoek naar de cumulatieve effecten van het geluid van de tramlijn en het geluid van het vliegverkeer. Artikel 110f van de Wgh is alleen van toepassing als voor een woning of ander geluidgevoelig object een hogere waarde wordt vastgesteld en daarnaast sprake is van meerdere geluidzones, waarbij de voorkeursgrenswaarde door minstens twee geluidbronnen wordt overschreden. Daarvan is bij de woningen van appellanten geen sprake (…). 

Niettemin kunnen zich ook buiten de gevallen waarin de Wgh voorschrijft onderzoek te verrichten naar de cumulatieve geluidbelasting, gevallen voordoen waarin rekening moet worden gehouden met een negatieve invloed van cumulatieve geluidbelasting op het woon- en leefklimaat ter plaatse van bepaalde woningen. Teneinde een goede afweging te maken in het kader van een goede ruimtelijke ordening bestond in het onderhavige geval aanleiding daartoe. Daarbij betrekt de Afdeling dat de woningen van appellanten binnen de zogenaamde 20 Ke-contour liggen. Voorts is van belang dat het plan verschillende functies toelaat en leidt tot een toename van verkeer. Gelet op het vorenstaande is de cumulatie ten onrechte niet onderzocht en afgewogen (…).”

Lees meer in r.o. 10 en verder van uitspraak ABRS 17 juli 2019, no. 201803709/1/R1.

Bel voor meer informatie over cumulatieve geluidbelasting in kader van woon- en leefklimaat met 010 – 268 0689 of mail naar info@omgevingsjurist.nl.

 

Vormvrije merbeoordeling in toelichting is geen merbeoordelingsbesluit

Vormvrije merbeoordeling in toelichting is geen m.e.r.-beoordelingsbesluitvormvrije merbeoordeling

Het bestemmingsplan in kwestie maakt 675 woningen mogelijk. Daarmee wordt voorzien in een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in categorie 11.2, onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r.

Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan betreft in dit geval een besluit als bedoeld in kolom 4 van categorie 11.2 (…). Indien bij een besluit als bedoeld kolom 4 van onderdeel D (…), de drempelwaarden die zijn vermeld in kolom 2 van de desbetreffende categorie worden overschreden, dan moet blijkens artikel 2, vijfde lid onder a, van het Besluit m.e.r. een m.e.r.-beoordeling worden gemaakt. (…). In dit geval worden de drempelwaarden niet overschreden. Bij het niet overschrijden van de drempelwaarden (…) dient een zogenoemde m.e.r.-beoordeling te worden gemaakt. (…)

Sinds 7 juli 2017 bevat artikel 2, vijfde lid, onder b van het Besluit m.e.r. de verplichting voor het bevoegd gezag om de artikel 7.16, 7.17 eerste tot en met vierde lid, 7.18 en 7.19 (…) van de Wet milieubeheer toe te passen. Op grond hiervan is het bevoegd gezag verplicht om een beslissing te nemen omtrent de vraag of bij de voorbereiding van het betrokken besluit voor de activiteit, vanwege de belangrijke nadelige gevolgen die zij voor het milieu kan hebben, een milieueffectrapport moet worden gemaakt. Deze beslissing wordt een m.e.r-beoordelingsbesluit genoemd. Een dergelijk besluit is sinds 7 juli 2017 dus niet alleen vereist indien sprake is van een besluit als bedoeld in kolom 4 van onderdeel D (…) en de drempelwaarden voor de desbetreffende activiteit worden overschreden, maar ook indien de drempelwaarden niet worden overschreden.

(…) In het verweerschrift stelt de raad slechts dat met de terinzagelegging van het ontwerpplan en hetgeen is vermeld in de toelichting van het bestemmingsplan impliciet is besloten om niet een MER op te stellen. Zoals de Afdeling heeft overwogen in uitspraak (…), kan een vormvrije-m.e.r.-beoordeling die is opgenomen in de plantoelichting niet worden aangemerkt als een m.e.r.-beoordelingsbesluit. Nu een m.e.r.-beoordelingsbesluit ontbreekt, moet worden geoordeeld dat niet is voldaan aan (…) van het Besluit m.e.r. neergelegde verplichting de daar genoemde artikelen uit de Wet milieubeheer toe te passen. Het betoog slaagt.

Lees verder in uitspraak ABRS 9 juli 2019, no. 201810229/3/R3. (Vormvrije merbeoordeling)

Advies nodig over vormvrije m.e.r.-beoordelingen? Bel 010 – 268 0689 of mail naar info@omgevingsjurist.nl.

 

 

Stedelijk ontwikkelingsproject woning Besluit mer

Stedelijk ontwikkelingsproject woning Besluit merstedelijk ontwikkelingsproject woning

De raad heeft een bestemmingsplan vastgesteld dat voorziet in de bouw van twee woningen en weide voor hobbymatig agrarisch gebruik. In de voorheen geldende situatie was er sprake van agrarisch grasland. Een nabij gelegen champignonkweker kan zich niet vinden in het plan. Hij vreest voor een beperking van zijn bedrijfsvoering.

Volgens appellant had de raad een aanmeldingsnotitie moeten opstellen voor een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Het plan voorziet volgens hem in een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in kolom I, categorie 11.2 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r.

De Afdeling overweegt als volgt: “Onder verwijzing naar de uitspraken (…) overweegt de Afdeling dat het antwoord op de vraag of sprake is van een wijziging van een stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van het Besluit milieueffectrapportage, afhangt van de concrete omstandigheden van het geval, waarbij onder meer aspecten als de aard en de omvang van de voorziene wijziging van de stedelijke ontwikkeling een rol spelen. Uit deze uitspraken volgt eveneens dat het antwoord op de vraag of een activiteit kan worden aangemerkt als een activiteit als bedoeld in kolom 1, categorie 11.2 van onderdeel D van de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage, niet afhankelijk is van het antwoord op de vraag of per saldo aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen ontstaan. 

Naar het oordeel van de Afdeling kan hetgeen in  het plan is voorzien, gelet op de aard en de omvang, niet worden aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject. Weliswaar verandert het gebruik van het perceel door onder andere de realisatie van twee eengezinswoningen, maar dat betekent niet dat hetgeen waarin het plan voorziet moet worden aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in kolom 1, categorie 11.2 van onderdeel D van de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage. Daarbij is van belang dat het ruimtebeslag van de voorziene bebouwing beperkt is en dat de voorziene ontwikkeling gepaard gaat met een beperkte bebouwing op het perceel. Ten aanzien van het beroep van appellant op de uitspraak van (…) overweegt de Afdeling dat die uitspraak ziet op de situatie waarin het plan in ieder geval één van de drempelwaarden (…) overschrijdt, zodat een m.e.r.-beoordeling gemaakt moet worden. Voor zover appellanten betogen dat de memo (…) ondeugdelijk is, stelt de Afdeling voorop dat nu de voorziene ontwikkeling geen stedelijk ontwikkelingsproject vormt, geen reguliere of vormvrije m.e.r.-beoordeling behoefde te worden uitgevoerd. (…). Lees meer in r.o. 6.2 van uitspraak ABRS 12 juni 2019, no. 201807060/1/R1. (stedelijk ontwikkelingsproject woning)

Bel voor vormvrije m.e.r.-beoordelingen 010 – 268 0689 of neem contact op per mail.

Industrieel wonen ja, maar jaag bedrijven niet de stad uit

Industrieel wonen ja, maar jaag bedrijven niet de stad uit!industrieel wonen

  • Geef bedrijven de ruimte, ook in gemengd gebied

In veel steden worden bedrijventerreinen getransformeerd naar gemengde woon- en werkgebieden. Mede door het tekort aan woningen wordt er minder naar de belangen van bedrijven gekeken. Steeds meer ondernemers voelen zich beknot in hun mogelijkheden door woningbouwplannen op bedrijventerreinen.

De politieke opdracht lijkt om zoveel mogelijk woningen te bouwen ten koste van alles. Mijn advies: kijk verder dan alleen de juridische werkelijkheid! Dit is een papieren werkelijkheid, maar niet altijd een goede ruimtelijke ordening of een goede en gezonde fysieke leefomgeving. Met gezond verstand kan vaak hinder worden voorkomen. Uit een recente uitspraak van de Afdeling wordt dit nog eens benadrukt.

Een voorbeeld van een papieren werkelijkheid is te vinden in uitspraak ABRS 30 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1398. Het Chw-plan is gemaakt voor een periode van 20 jaar en biedt ruimte aan een geleidelijke herontwikkeling van het voormalige defensieterrein Hembrug tot een gemengd woon- en werkgebied. Een ondernemer uit het gebied vreest te worden belemmerd in de bedrijfsvoering van zijn fritesfabriek. Volgens de ondernemer heeft de raad onvoldoende onderzoek gedaan naar de geuremissie van de fritesfabriek. Het bedrijf kan mogelijk niet voldoen aan de geurcontour zoals genoemd in de planregels. Volgens de ondernemer had de raad de VNG-brochure moeten toepassen en had zij moeten uitgaan van een afstand tussen de 50 en 300 meter.

De raad stelt zich op het standpunt dat de ruimte om woningen te realiseren op korte afstand van de fritesfabriek wordt beperkt door de emissie- en immissienormen zoals opgenomen in de planregels: op 1 meter afstand uit de gevel van de fritesfabriek moet het bedrijf voldoen aan de geurcontour in de planregels. Volgens de raad wordt door deze geurcontour een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gegarandeerd en hoeft om die reden niet aan de richtafstanden uit de VNG-brochure te worden voldaan.

Verder is het plaatsen van een actief koolfilter op het dak van de fabriek en het verplichte luchtfilter voor nieuwe woningen voldoende om geurhinder ter plaatse van de nieuwe woningen te voorkomen. Onder meer ten aanzien van dit onderdeel gaat het Chw-plan ‘onderuit’. De Afdeling overweegt dat er in het onderzoek niet is uitgegaan van een worstcase bedrijfssituatie en staat niet vast dat slechts een actief koolfilter op het dak van de fritesfabriek nodig is om aan de geurcontour te voldoen.

Hoewel flexibiliteit in een plan is toe te juichen zie ik vrij vaak dat er vaak alleen wordt gekeken naar de juridische werkelijkheid. Voldoen we aan de grenswaarde? Dan kan het! Dat is echt niet genoeg. Woningen realiseren op korte afstand van een bedrijf is vaak vragen om problemen, daar hoef je geen deskundige voor te zijn. De dagelijkse weerbarstige realiteit van de bedrijfsvoering wordt hierdoor uit het oog verloren. Bedrijvigheid zorgt nu eenmaal voor (enige) overlast. Aan- en afvoer door vrachtwagens, laden en lossen, deuren die af en toe open gaan en voor geluidsoverlast kunnen zorgen, etc. Het inpandige productieproces is wellicht stiller geworden, maar de aan- en afvoer van vrachtwagens is vaak nog hetzelfde.

Het ruwe industrieel wonen is erg hip. De vraag is of de nieuwe bewoners straks als ze er wonen ook zo tolerant zijn!

Voor adviezen, onderbouwingen en vragen over milieuzonering en Chw-plan, bel 010 – 268 0689 of mail! 

Gezondheid in bestemmingsplan telt niet mee

Gezondheid in bestemmingsplan telt niet meegezondheid in bestemmingsplan

Gezondheid is belangrijk voor een mens, zo niet het allerbelangrijkste. Zonder een goede gezondheid kunnen we niet goed functioneren en beleven we alles anders. Bij ruimtelijke planvorming, zoals bij een bestemmingsplan, is gezondheid echter een ondergeschoven kindje. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient het aspect gezondheid te worden meegenomen in de besluitvorming. In de praktijk verdwijnt dit belang echter naar de achtergrond. Het kan niet op boksen tegen bijvoorbeeld financiële belangen. Ook is het erg lastig om in juridische procedures aan te tonen dat het aspect gezondheid in het geding komt. In de praktijk van de ruimtelijke ordening is het voldoen aan een bepaalde grenswaarde, zoals bij geluid namelijk voldoende. Verder wordt er niet naar gekeken. In de praktijk weegt naar mijn mening het financiële belang het zwaarst. Ook de blik op de korte termijn overheerst.

In een uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2019, no. 201709213/1/R3 komt het aspect gezondheid aan de orde bij de vaststelling van een wijzigingsplan. Dit plan is opgesteld voor de bouw van een stal voor een pluimveebedrijf. Appellanten vrezen voor hun gezondheid vanwege de uitbreiding van het pluimveebedrijf. Zij wijzen op de gevolgen van fijn stof en ammoniak. Volgens hen komt de stal op ongeveer 160 meter van hun woning te staan. Ze hebben een aantal wetenschappelijke rapporten overlegd om het gezondheidsgevaar aan te tonen.

De Afdeling overweegt het volgende: “(…) het effect dat nabij gelegen veehouderijen kunnen hebben op de volksgezondheid is een mee te wegen belang bij een bestemmingsplan. De raad dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening te onderzoeken of een plan zulke risico’s voor de volksgezondheid meebrengt dat het woon- en leefklimaat daarmee onaanvaardbaar verslechtert. Zoals overwogen onder 3 wordt bij een wijzigingsplan (…) in beginsel uitgegaan van de planologische aanvaardbaarheid van de ontwikkelingen die (…). Lees meer in r.o. 10.1 van voornoemde uitspraak.

Stedelijk ontwikkelingsproject Besluit mer

Stedelijk ontwikkelingsproject Besluit m.e.r.stedelijk ontwikkelingsproject

De raad heeft een bestemmingsplan vastgesteld voor de uitbreiding van een hotel van 53 kamers naar 100 kamers, met zwembad, sauna, etc. Verder wordt het bestaande parkeerterrein uitgebreid. Omwonenden vrezen aantasting van hun woongenot door de uitbreiding.

Volgens hen is er ten onrechte geen m.e.r-beoordeling uitgevoerd. Het plan grenst volgens hen aan een waardevol natuurgebied.

De Afdeling overweegt het volgende: “Het begrip stedelijk ontwikkelingsproject zoals bedoeld in categorie 11.2 van de bijlage bij het Besluit m.e.r. laat ruimte voor interpretatie. Mede daardoor kan ook discussie ontstaan over de vraag wanneer sprake is van een wijziging of uitbreiding van een dergelijk project. De Afdeling legt artikel 2, onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r. niet zo uit dat iedere mogelijk gemaakte wijziging of uitbreiding van een stedelijke ontwikkeling, hoe ondergeschikt ook, moet worden aangemerkt als een wijziging of uitbreiding als bedoeld in kolom I, van categorie 11.2, van onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. Dat hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij spelen onder meer aspecten als de aard en de omvang van de voorziene wijziging of uitbreiding van de stedelijke ontwikkeling een rol. 

Het plan voorziet in de uitbreiding van een bestaand hotel met 53 kamers en van een bestaand parkeerterrein met een smalle strook grond. Gezien de omvang van die uitbreiding, mede afgezet tegen de oppervlakten en aantallen die worden genoemd in categorie 11.2, onderdeel D, van de bijlage bij het Besluit m.e.r., ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat met het plan wordt voorzien in uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in kolom I van categorie 11.2 (…) van het Besluit m.e.r. Het betoog faalt.”

Lees meer in r.o. 4 van uitspraak ABRS 22 mei 2019, no. 201707275/1/R2.

Vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig? Bel 010 – 268 0689 voor meer informatie.