Wijzigingsbevoegdheid horeca in bestemmingsplan ook onderzoek doen naar ruimtelijke aanvaardbaarheid van terrassen
Appellanten vrezen voor overlast van bezoekers van de terrassen die onder meer met de wijzigingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt. De stelt stelt dat een aanvraag om een terrasvergunning dient te worden getoetst aan de APV waar volgens de raad voorwaarden zijn opgenomen ter bescherming van het woon- en leefklimaat.
De Afdeling overweegt: “Verder dienen de gevolgen van de mogelijke uitbreiding van horeca (…) voor het woon- en leefklimaat te worden meegewogen bij de vaststelling van het bestemmingsplan, waarbij mede relevant is dat het plan voorziet in de mogelijkheid om terrassen te exploiteren. De raad heeft dit ten onrechte nagelaten. De omstandigheid dat op grond van de APV dient te worden bezien of een terras leidt tot een onevenredige aantasting van de woon- en leefsituatie, alsmede de mogelijkheid om voorschriften te verbinden aan een terrasvergunning, leidt niet tot een ander oordeel. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan gaat het om de beoordeling en de afweging of een bestemming die terrassen toestaat vanuit ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar is. Deze beoordeling en afweging is een andere dan de afweging die plaatsvindt bij het beoordelen van de vraag of in een concreet geval voor een terras al dan niet een vergunning op grond van de APV kan worden verleend. Bij de beslissing omtrent het verlenen van terrasvergunning kan immers geen integrale afweging worden gemaakt van alle in het plangebied betrokken ruimtelijke relevante belangen. De beoordeling welke dient plaats te vinden in het kader van artikel 3.1 van de Wro kan dan ook niet worden vervangen door een beoordeling bij het verlenen van een vergunning op grond van de APV.”
Zie uitspraak ABRS 3 juli 2013, no. 201209663/1/R3.