Gemeente moet concrete bouwaanvraag behandelen
De gemeente heeft een nieuw bestemmingsplan voor het buitengebied ter inzage gelegd. Appellant heeft gedurende de ontwerpfase van het bestemmingsplan een verzoek ingediend (voor een bouwaanvraag) voor een woonbestemming met de mogelijkheid ter plaatse 3 woningen te bouwen. Volgens appellant heeft de gemeente onzorgvuldig gehandeld door bij de voorbereiding van het plan geen rekening te houden met zijn verzoek om planologische medewerking voor woningbouw. Volgens hem was de raad bekend met zijn bouwplan, zodat de raad het verzoek had kunnen betrekken bij de voorbereiding van het plan.
De Afdeling overweegt als volgt: “In het stelsel van de Wro is een bestemmingsplan het ruimtelijk instrument waarin de wenselijke toekomstige ontwikkeling van een gebied wordt neergelegd. De raad dient bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met een particulier initiatief betreffende ruimtelijke ontwikkelingen, voor zover dat initiatief voldoende concreet is, tijdig kenbaar is gemaakt en ten tijde van de vaststelling van het plan op basis van de op dat moment bekende gegevens de ruimtelijke aanvaardbaarheid ervan kan worden beoordeeld. (…)
Het staat vast dat appellant zijn aanvraag om omgevingsvergunning heeft ingediend bij het college van b&w. Een aantal dagen later is het ontwerpplan ter inzage gelegd. De raad heeft ter zitting bevestigd dat hij tijdig op de hoogte is geweest van de wensen van appellant om op hun gronden woningen op te richten. Ook waren de bouwplannen volgens de raad voldoende concreet.(…). Zie verder r.o. 3.1 van uitspraak ABRS 9 maart 2016, no. 201504187/1/R1.