huisvesting seizoensarbeiders en bestemmingsplan
Het college van b&w heeft een bouwvergunning verleend voor een logiesgebouw voor seizoensarbeiders. Enkele omwonenden hebben hiertegen bezwaar gemaakt, waarna het college de bouwvergunning alsnog heeft geweigerd. Het perceel heeft in het bestemmingsplan de bestemming ‘Horecabedrijven’. Deze bestemming maakt onder andere woon- en horecadoeleinden mogelijk. Volgens appellant is het bouwplan in strijd met deze bestemming.
Onder horecabedrijf wordt in het bestemmingsplan onder meer een hotel verstaan. In het bestemmingsplan is geen definitie opgenomen van hotel.
De Afdeling overweegt: “In de planvoorschriften is geen definitie van het begrip ‘hotelbedrijf’ opgenomen. De rechtbank heeft van doorslaggevend belang geacht dat bij de beantwoording van de vraag of de voorgenomen activiteiten onder het begrip ‘horecabedrijf’ kunnen worden geschaard, dient te worden uitgegaan van hetgeen in het normale spraakgebruik daaronder wordt verstaan. Het college is hier ook vanuit gegaan. Het heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat een hotelbedrijf, in tegenstelling tot hetgeen het geval is bij logies, in grote lijnen wordt gekenmerkt doordat het verblijf van korte duur is, het vaak recreatief van aard is, er doorgaans toezicht aanwezig is in de vorm van personeel en meestal diverse vormen van verzorging worden aangeboden, zoals schoonmaak, roomservice en de verzorging van maaltijden. De Afdeling ziet geen aanleiding dit standpunt van het college onredelijk te achten. De door de rechtbank gehanteerde definitie van het CBS acht zij, zoals appellant op zichzelf terecht heeft betoogd, niet maatgevend. (..)
Op het aanvraagformulier heeft appellant bij de omschrijving van het bouwplan ingevuld dat het bouwplan ziet op het geheel vernieuwen van een logiesverbouw voor seizoenarbeiders. Uit de bij de aanvraag behorende bouwtekeningen blijkt dat het bouwplan voorziet in de realisering van 16 kamers en 4 woonkeukens waarbij (…) 4 kamers en een woonkeuken steeds een afdeling vormen. In samenhang bezien volgt uit de gegevens op het aanvraagformulier en de tekeningen naar het oordeel van de Afdeling dat de woonkeukens, (…) volledig als keuken zijn ingericht, zijn bedoeld voor het bereiden van maaltijden door de personen die in het gebouw verblijven, en is deze opzet niet kenmerkend voor wat in het normale spraakgebruik onder hotel wordt verstaan. De stelling van appellant ter zitting dat de woonkeukens alleen zullen worden gebruikt als loungeruimte en voor het nuttigen van het ontbijt, doet niet af aan hetgeen uit de aanvraag en tekeningen volgt. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank met juistheid overwogen dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de voorgenomen activiteiten in strijd zijn met de op het perceel rustende bestemming ‘Horecabedrijven’.
Noot
De huisvesting van seizoensarbeiders is in Nederland een groot probleem. Goedkope arbeid is voor veel ondernemers en consumenten wenselijk. Er zijn tal van voorbeelden te noemen van Polen die de badkamer verbouwen voor een prikje, etc. Het huisvesten van de seizoensarbeiders is iets anders. Het is erg lastig voor een gemeente en voor uitzendbureaus om deze mensen te huisvesten. Geen plek lijkt geschikt, er komen bijna altijd bezwaren binnen bij de gemeente. Het onderhavige voorbeeld lijkt een mooie oplossing: huisvesting in een hotel. Wederom bezwaren en wederom gaat een plan ‘onderuit’. In juridisch opzicht is het te begrijpen, vanuit planologisch opzicht niet. Wat is in ruimtelijk opzicht het probleem om in plaats van hotelgasten seizoensarbeiders onderdak te bieden? Wie het weet, mag het zeggen. Zie uitspraak ABRS 20 maart 2013, no. 201207859/1/A1