Leef- en werkklimaat binnenstad onvoldoende onderzocht
Het college van B&W heeft twee wijzigingsplannen vastgesteld in verband met de wijziging van horecaquota in delen van de binnenstad. De wijzigingsplannen voorzien in de wijziging van de lijst met toegestane horecabedrijven per horecagebied. Appellant vreest een onaanvaardbare aantasting van de gebruiksmogelijkheden voor zijn pand en voor een vermindering van de leefbaarheid en veiligheid nabij het pand.
De Afdeling overweegt als volgt: “Op de gronden in de plangebieden zijn functies als horeca, wonen, detailhandel en bedrijven op korte afstand van elkaar gesitueerd. Gelet hierop is naar het oordeel van de Afdeling sprake van ‘gebieden met functiemenging’ zodat de beoordelingssystematiek voor functiemenging van toepassing is. (…) In de toelichting bij de wijzigingsplannen staat dat de milieuzoneringssystematiek, die is gebaseerd op de begrenzing van de bestemming, niet verandert. Wel kan door de toenemende aantallen horecabedrijven door cumulatie de druk op het woon- en leefklimaat groter worden, met name bij de vestiging van horecabedrijven van horecacategorieën 1 en 2 (…).
Gelet op de ontwikkelingen die de plannen mogelijk maken en de aard van die ontwikkelingen, kunnen de wijzigingsplannen evenwel in zodanige mate tot een toenemende druk op de milieusituatie leiden dat niet is uit te sluiten dat cumulatieve effecten zullen leiden tot een onaanvaardbare verslechtering van het leef- en werkklimaat en de sociale veiligheid in de plangebieden. Hoewel met de vaststelling van de wijzigingsplannen de bestemmingen en de aard van de toegestane horecabedrijven niet wijzigen, maken de wijzigingsplannen het wel mogelijk dat binnen het bestemmingsvlak ‘Centrum-Horecagebied’ (…) zich onbeperkt horecabedrijven kunnen vestigen van horecacategorieën (…). De stellingen van het college (…) dat de wijzigingsplannen in de praktijk niet zullen leiden tot het verdwijnen van alle niet-horecafuncties en dat eventuele gevolgen van een toename aan horecabedrijven per nieuwe horecavestiging zullen worden beoordeeld, kunnen daaraan niet afdoen. Het onderzoek en de beoordeling van de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de wijzigingsplannen moeten zijn gericht op de maximale planologische mogelijkheden van die plannen.”
Lees meer in uitspraak ABRS 23 oktober 2019, no. 201807232/1/R3
Bel voor advies over milieuzonering in de binnenstad met 010 – 268 0689