Permanent bewoonde recreatiewoning is geluidgevoelig object in de zin van de Wet geluidhinder
Het bestemmingsplan in kwestie maakt een nieuwe ontsluitingsweg mogelijk voor een villapark. Appellant – die permanent in een nabij gelegen recreatiewoning woont – stelt dat de raad ten onrechte zijn woning niet heeft aangemerkt als een geluidsgevoelig object in de zin van de Wet geluidhinder. Appellant bewoont de woning op basis van een persoonsgebonden gedoogbeschikking. Is een permanent bewoonde recreatiewoning geluidgevoelig?
De Afdeling overweegt “dat de recreatiewoning van appellant hiermee een woning en daarmee een geluidsgevoelig object is als bedoeld in de Wet geluidhinder. Daarbij verwijst de Afdeling naar haar uitspraak van 25 november 2009, in zaak no. 200807964/1/M1, waarin is overwogen dat een permanent bewoonde recreatiewoning als woning in de zin van artikel 1.1 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Barim) moet worden aangemerkt. Het begrip geluidsgevoelige ruimte als bedoeld in het Barim wordt in artikel 1.1, eerste lid, van het Barim gelijkgesteld aan een geluidsgevoelige ruimte als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder, te weten een ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon- of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van ten minste 11 m². Uit de nota van toelichting bij het Barim volgt dat met het Barim voor het begrip woning is beoogd aan te sluiten bij het begrip woning in de Wgh, dat eveneens inhoudt dat een woning een gebouw is dat voor bewoning wordt gebruikt of daartoe bestemd is. Gelet op het voorgaande is het standpunt van de raad dat de recreatiewoning van appellant niet kan worden aangemerkt als woning als bedoeld in de Wgh onjuist.”