Persoonsgebonden overgangsrecht bestemmingsplan
In een bestemmingsplan had de gemeente persoonsgebonden overgangsrecht opgenomen voor bewoners van recreatiewoningen.
De volgende rechtsoverweging in de uitspraak van de Afdeling van 13 juni 2012, LJN: BW8171 is hierbij interessant:
“Indien de raad bij het vaststellen van een bestemmingsplan het bestaande gebruik niet als zodanig bestemt, maar een andere bestemming in het belang van een goede ruimtelijke ordening aanwezig acht, hij dient te kiezen voor een bestemming waarvan aannemelijk is dat deze binnen de planperiode van in beginsel 10 jaar wordt gerealiseerd. De raad heeft evenwel niet inzichtelijk gemaakt dat het gebruik van de recreatiewoningen voor permanente bewoning binnen de planperiode zal worden beëindigd. Het plan is dan ook in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel.
De Afdeling begrijpt het door de raad toegevoegde artikel 17.3 zo dat de raad heeft beoogd het gebruik van de recreatiewoningen voor permanente bewoning onder persoonsgebonden overgangsrecht alleen is toegestaan in gevallen waarin het gebruik reeds in strijd was met het voorgaande plan. Nu daarvan geen sprake is, aangezien het gebruik van de woningen voor permanente bewoning in het voorgaande plan als zodanig was bestemd, is het plan tevens in strijd met die bepaling. De Afdeling oordeelt dat het plan is vastgesteld met het rechtszekerheidsbeginsel en met artikel 3.2.3 van het Bro.”