Plattelandswoning jurisprudentie
Inmiddels zijn we een aantal uitspraken verder over bovengenoemd onderwerp. Hieruit blijkt dat er veel meer onderzoek nodig is dan in eerste instantie bij de introductie van de Wet plattelandswoningen werd aangenomen. Hieronder een handig overzicht van de meest recente uitspraken (datum: publicatie 1 augustus 2015):
- ABRS 22 juli 2015, no. 201403289/1/R4 – burgerbewoning van bedrijfswoning bij glastuinbouwbedrijf;
- ABRS 15 juli 2015, no. 201407471/1/R2 – gebruik van gewasbeschermingsmiddelen onderzoeken (spuitzones);
- ABRS 6 mei 2015, no. 201406460/1/R4 – de plattelandswoning en het relativiteitsvereiste;
- ABRS 29 april 2015, no. 201401570/1/R1 – algemeen toestaan plattelandswoning in bestemmingsplan in strijd met een goede ruimtelijke ordening.
Op basis van de tot dusverre verschenen jurisprudentie kunnen de volgende 4 lessen worden gehaald:
- Gezondheid: check bij een beoogde plattelandswoning nabij een intensieve veehouderij welke effecten deze heeft op de gezondheid van de bewoners van de plattelandswoning;
- Geluid: breng de geluidbronnen in beeld van het naastgelegen bedrijf en de omgeving en voer een akoestisch onderzoek uit;
- Luchtkwaliteit: voor een luchtkwaliteitsonderzoek uit vanwege het naastgelegen agrarische bedrijf;
- Maatwerk plattelandswoning: stel per plattelandswoning een onderzoek uit naar een goede ruimtelijke ordening ter plaatse. Dit laatste criterium uit de Wet ruimtelijke ordening blijft altijd als een zwaard van Damocles boven elke plattelandswoning ‘hangen’. Besteed hier dus aandacht aan in de ruimtelijke onderbouwing.
Het fenomeen plattelandswoning is een fictief juridisch instrument dat in de praktijk niet goed werkt. In juridische zin wel, maar niet in praktische zin. In het algemeen is het niet raadzaam dat bewoners die niet behoren bij het agrarische bedrijf, te dicht bij een agrarisch bedrijf wonen. Een agrarisch bedrijf runnen is ‘a way of life’ en gaat altijd door, zeker bij levende have. Dat stopt niet na kantoortijden. Dit ritme past niet goed bij het ritme van de gemiddelde kantoormens. Die wil rust bij thuiskomst en in het weekend. Dit is geen hogere wiskunde maar vergt logisch nadenken. Kijk dus verder dan de juridische werkelijkheid.