Stedelijk ontwikkelingsproject MER – Woningbouwprojecten staan sinds 1 april 2011 niet langer in lijst C van de bijlagen van het Besluit m.e.r. Ze zijn verhuisd naar bijlage D, en ondergebracht in de categorie 11.2: stedelijk ontwikkelingsproject.
Wanneer kan daar sprake van zijn?
- aaneengesloten gebied van 2000 of meer woningen;
- oppervlakte van 100 hectare of meer
- of een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 200.000 m²
- bioscopen, theaters, sportcentra, kantoorgebouwen, etc. of een combinatie daarvan.
In kolom 2 staat onder meer dat er bij woningen sprake moet zijn van een ‘aaneengesloten gebied’.
Volgens de Afdeling “kan onder omstandigheden ook voldaan zijn aan het daarin gestelde vereiste indien de gebieden die deel uitmaken van één woningbouwproject niet direct aaneensluiten, maar een zodanige geografische samenhang vormen dat de milieu-effecten van dit project worden gebundeld en elkaar versterken. De omstandigheid dat in verscheidene van de door appellant en andere genoemde stukken de ontwikkelingen in het plangebied en in het gebied (…) als een integrale gebiedsontwikkeling worden gezien, leidt niet tot dit oordeel. Ook als moet worden aangenomen dat de woningbouw in het plangebied en in het gebied (…) als één woningbouwproject moet worden aangemerkt, is niet aannemelijk gemaakt dat de milieu-effecten als gevolg van de ontwikkelingen in beide gebieden elkaar zullen versterken. Dat beide gebieden onder meer ontsloten zullen worden door de N50 en het station Kampen-Zuid is daarvoor niet voldoende, nu het plangebied niet alleen door de A50 wordt ontsloten, maar ook door de andere wegen (…).
Gelet op het voorgaande maken de ontwikkelingen in het plangebied en de ontwikkelingen in (…) geen deel uit van een woningbouwproject voor een aaneengesloten gebied in de zin van het Besluit m.e.r. dat voorziet in de mogelijke bouw van 2000 of meer woningen. Er is derhalve geen sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in categorie 11.2 van onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r.”.
Uit deze uitspraak blijkt weer eens dat er bij de afweging of beoordeling of er al dan niet een MER moet worden gemaakt niet de definities van integrale gebiedsontwikkeling of stadsproject van andere beleidsstukken moet worden gevolgd. Bij de beoordeling of een activiteit al dan niet effecten voor het milieu heeft moet een geheel eigen afweging worden gemaakt. Hierbij moet de milieu-effectbeoordeling voorop staan. In deze casus had de gemeente een vormvrije m.e.r.-beoordeling gemaakt en geconcludeerd dat het plan geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu had.
Zie uitspraak ABRS 24 oktober 2012, no. 201202859/1/R1