actualisatie bestemmingsplan actief informatie inwinnen over ingediende verzoeken

Actualisatie bestemmingsplan – Gemeente moet actief informatie inwinnen over ingediende verzoeken

Het lijkt inmiddels vaste jurisprudentie te worden. Ook bij actualisatie van bestemmingsplannen van veelal conserverende bestemmingsplannen dient de gemeente een actieve rol in te nemen met betrekking tot ingediende verzoeken om wijzigingen van het bestemmingsplan. Vaak schuift de gemeente een dergelijk verzoek door en geeft richting initiatiefnemer aan dat er een apart bestemmingsplan moet worden opgesteld voor het betreffende initiatief. De gemeente komt hier niet langer mee weg. Deze situatie komt ook in een uitspraak van de Afdeling van 17 juli 2013, no. 201109366/1/R2 aan de orde.

De gemeente heeft een nieuw bestemmingsplan opgesteld voor het buitengebied; een zogeheten ‘actualisatieplan’. De raad had het verzoek niet meegenomen in het plan omdat het werd aangemerkt als een nieuwe ontwikkeling.

De Afdeling overweegt: “Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is naar voren gekomen dat de beoordeling van het verzoek nog gaande is. Door de raad is ter zitting toegelicht dat recent bedrijfsgegevens zijn overgelegd welke ten tijde van het nemen van het bestreden besluit niet bekend waren. De Afdeling overweegt dat de raad bij het opstellen van het plan de relevante feiten dient vast te stellen en de nodige kennis dient te vergaren over de af te wegen belangen. Dit betekent dat de raad zich op de hoogte dient te stellen van de aard en omvang van bestaande gebruik en tevens of dit gebruik legaal of illegaal is, zodat een keuze gemaakt kan worden of een, en zo ja welke, regeling met betrekking tot het gebruik in het plan wordt opgenomen. Gelet op de zienswijze van appellant waarin is vermeld dat het agrarisch gebruik op het perceel al sinds 1994 een omvang heeft van 13 SBE en gelet op het actualiseringsproject, had het op de weg van de raad gelegen om de voor de beoordeling van het plan (…) benodigde informatie te verkrijgen. Dit is niet gebeurd. Het opnieuw doorschuiven van de beoordeling van de gewenste aanduiding acht de Afdeling niet aanvaardbaar. Gelet hierop is het plan in zoverre niet voldoende zorgvuldig voorbereid.”

 

concrete aanvraag omgevingsvergunning ook meenemen in besluitvorming conserverend bestemmingsplan

concrete aanvraag om omgevingsvergunning ook meenemen in besluitvorming van conserverend bestemmingsplan

Een situatie die vaak voorkomt in de praktijk is dat de gemeente tegen een aanvrager om een vergunning of principeverzoek aangeeft dat zijn of haar verzoek niet wordt meegenomen in het bestemmingsplan, omdat het een actualisatieplan betreft of een conserverend plan waar geen nieuwe ontwikkelingen worden meegenomen. De initiatiefnemer moet maar via een apart bestemmingsplan het initiatief mogelijk maken.

Al meerdere keren heeft de Afdeling deze werkwijze afgestraft in uitspraken. De uitspraak van 3 juli 2013, no. 201206694/1/R2 is er weer een uit deze categorie.

Appellant is het er niet mee eens dat de gemeente geen bouwvlak heeft opgenomen voor zijn perceel, terwijl in het vorige bestemmingsplan wel een bouwvlak was opgenomen. Voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan heeft appellant een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend en na de vaststelling heeft appellant de omgevingsvergunning gekregen. Toch heeft de gemeente geen bouwvlak opgenomen voor dit perceel in het nieuwe bestemmingsplan. Tijdens de zienswijze procedure heeft appellant de gemeente hierop attent gemaakt.

De raad stelt dat hij in overeenstemming heeft gehandeld met de gemeentelijke beleidsregel die aangeeft dat latente plancapaciteit voor woningbouw niet wordt opgenomen in te actualiseren bestemmingsplannen.  Met dit beleid beoogt de raad te voldoen aan de woningbouwopgave die voortvloeit uit de regionale woonvisie. Verder stelt de raad dat het bouwplan niet uitgevoerd zal gaan worden omdat het plan niet financieel uitvoerbaar is.

De Afdeling overweegt: “In de beleidsregel (…) worden aangevraagde bouwvergunningen onderscheiden van latente plancapaciteit voor woningbouw, zodat hetgeen in de beleidsregel is bepaald ten aanzien van latente plancapaciteit voor woningbouw niet zonder meer van toepassing is op in procedure zijnde aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen van woningen, zoals die van appellant. De enkele verwijzing naar de beleidsregel (…) vormt dan ook geen deugdelijke motivering voor het afzien van het opnemen van een bouwvlak ten behoeve van het bouwplan van appellant. Dat appellant lang geen gebruikt heeft gemaakt van de mogelijkheid van woningbouw die het vorige bestemmingsplan bood, vormt in het licht van zijn concrete bouwplan daartoe evenmin een deugdelijke motivering. Daarbij komt ook dat het bouwplan niet in strijd is met het vorige bestemmingsplan, zodat daarin geen weigeringsgrond  kon zijn gelegen voor de daarvoor aangevraagde omgevingsvergunning voor het bouwen en zich ook geen aanhoudingsgrond voordeed voor de beslissing op de bouwaanvraag. Het betoog slaagt.”

 

 

geluidscontour bedrijventerrein kan worden teruggelegd in geval van een verzoek om een burgerwoning nabij een bedrijventerrein

geluidscontour bedrijventerrein kan worden teruggelegd in geval van verzoek om burgerwoning nabij het bedrijventerrein

Persoonlijk vind ik dit een zeer vergaande uitspraak van de Afdeling. Wat is er aan de hand? De gemeente heeft een actualisatieplan opgesteld voor een bestaande woonwijk. Appellant wil graag een woning bouwen op zijn perceel en kan zich niet vinden in de bestemming ‘Tuin’ met de aanduiding ‘geluidzone – industrie’. Het standpunt van de raad dat dat niet kan worden toegestaan omdat het perceel in een geluidzone ligt, snijdt volgens hem geen hout, omdat mogelijke geluidhinder met eenvoudige maatregelen kan worden voorkomen. Daarnaast heeft de raad, aldus appellant, woningbouw op percelen in de nabije omgeving, die ook in de geluidzone liggen, in het verleden wel toegestaan.

De raad stelt zich op het standpunt dat woningbouw op het perceel van appellant niet kan worden toegestaan, omdat het perceel in een geluidzone ligt vanwege het nabijgelegen bedrijventerrein. Volgens de raad kan het desbetreffende deel van de geluidzone niet worden verschoven in de richting van het bedrijventerrein, omdat ter plaatse reeds sprake is van een gesaneerde zone industrielawaai. De geluidruimte binnen de geluidzone van 50 dB(A) en 55 dB(A) wordt voor het overgrote deel volledig benut door de bedrijven op het bedrijventerrein. Om de kunnen voldoen aan die gesaneerde zone hebben deze bedrijven reeds vergaande maatregelen moeten treffen en de raad acht het niet reëel in zoverre nog meer investeringen van de bedrijven te verlangen.

De Afdeling overweegt: “In de plantoelichting staat dat in het hiervoor geldende bestemmingsplan (…) uit 2009 de grens van de geluidscontour is teruggelegd in de richting van het bedrijventerrein (…), zodat meer ruimte kon worden gecreëerd voor woningbouw (…). Dit was mogelijk door het door het college van GS vastgestelde saneringsprogramma, waarbij de bedrijven op het bedrijventerrein (…) maatregelen hebben getroffen om de geluidsemissie in de gesaneerde zone te beperken. De raad heeft in de stukken noch ter zitting kunnen toelichten waarom het niet redelijk zou zijn opnieuw van die bedrijven te verlangen dat zij maatregelen treffen om woningbouw op het perceel van appellant mogelijk te maken. De Afdeling acht in dat verband van belang dat ter zitting is gebleken dat de raad niet heeft onderzocht welke maatregelen dat zouden moeten zijn. Bovendien heeft de raad niet onderzocht welke  maatregelen aan de woning van appellant zelf, bijvoorbeeld door de aanleg van een dove gevel zoals (…) ook is gerealiseerd bij de woning op het perceel (locatie B), een aanvaardbaar geluidniveau kan worden bereikt. Voorts is van andere redenen waarom de raad een woning niet mogelijk wil maken, niet gebleken.”

Zie uitspraak ABRS 19 juni 2013, no. 201209399/1/T1/R1

omgevingsjurist

bedrijfswoning op bedrijventerrein en actualisatie bestemmingsplan

Bedrijfswoning op bedrijventerrein

Bestaande bedrijfswoningen op een bedrijventerrein en actualisatie bestemmingsplan versus de provinciale verordening ruimte

In de meeste provinciale verordeningen Ruime worden geen nieuwe bedrijfswoningen meer toestaan op bedrijventerreinen. Bij de actualisatie van een dergelijk bestemmingsplan worden meestal de bestaande bedrijfswoningen aangeduid op de verbeelding (plankaart).

In de casus die speelt in een uitspraak van de Afdeling van 27 maart 2013, no. 201109106/1/T1/R3 heeft de gemeente wel de mogelijkheid opgenomen om nieuwe bedrijfswoningen te realiseren. De raad heeft naar voren gebracht dat in afwijking van het provinciaal beleid op de betreffende percelen van het bedrijventerrein per bedrijf één bedrijfswoning is toegestaan. De gemeente geeft aan zich bewust te zijn van de nadelen van bedrijfswoningen op een bedrijventerrein, maar ziet geen mogelijkheid om de bestaande rechten van de eigenaren van de bedrijfspercelen aan te tasten. Volgens de gemeente waren in het vorige bestemmingsplan bedrijfswoningen toegestaan. Het aantasten van bestaande rechten leidt mogelijk tot (ongewenste) planschadeclaims. Verder vindt de gemeente dat het nieuwe plan een actualiseringsdoelstelling heeft, waarbij de geldende bestemmingsplannen als uitgangspunt dienen.

De Afdeling is het hier niet mee eens: Met de stellingen dat in het vorige bestemmingsplan was voorzien in bouwmogelijkheden voor nieuwe bedrijfswoningen en dat mogelijk planschade kan optreden indien die bouwmogelijkheden in dit plan niet meer worden opgenomen, heeft de raad niet verantwoord dat het toestaan van nieuwe bedrijfswoningen op de betreffende gronden niet leidt tot oneigenlijk ruimtegebruik van het bedrijventerrein. De Afdeling ziet daarom aanleiding voor het oordeel dat de raad niet heeft voldaan aan de verantwoordingsplicht, die is neergelegd in (…) de Verordening ruimte”.

Les uit deze uitspraak: motiveer in de toelichting goed waarom de bestaande bedrijfswoningen en bouwmogelijkheden voor bedrijfswoningen wederom worden opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan. Weliswaar een ‘open deur’, maar uit deze uitspraak blijkt dat de motiveringsplicht zwaar weegt en dat het niet voldoende is om aan te geven dat de bestaande rechten van eigenaren bij niet opname van de bedrijfswoningen in het nieuwe bestemmingsplan worden aangetast.

actualisatie bestemmingsplan vergelijkbare bouwmogelijkheden uit oude plan niet opnemen zonder beoordeling een goede ruimtelijke ordening

Actualisatie bestemmingsplan – Neem bij de actualisatie van een bestemmingsplan de oude bouwmogelijkheden uit het plan niet op zonder onderzoek naar een goede ruimtelijke ordening

Bij de actualisatie van bestemmingsplannen worden meestal de oude bouw- en gebruiksmogelijkheden ook opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan. Dit zal meestal geen problemen opleveren. Dat het belangrijk is om vooral niet ‘zo maar’ oude wijzigingsbevoegdheden of bouwmogelijkheden direct over te nemen geeft de volgende uitspraak aan van de Afdeling van 13 maart 2013, no. 201201338/1/R4:

Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (…) kan de raad ter onderbouwing van het standpunt dat het plan niet zal leiden tot een ernstige aantasting van het woon- en leefklimaat van omwonenden, niet volstaan met de stelling dat het vorige plan voorzag in een vergelijkbare bouwmogelijkheid ter plaatse. Bij de beoordeling van de planologische aanvaardbaarheid van een beoogde ontwikkeling dient, naast de mogelijkheden in het vorige plan, tevens rekening worden gehouden met de bestaande situatie en de belangen van omwonenden”.

 

Concreet bouwplan indienen tijdens actualisatie bestemmingsplan

Concreet bouwplan indienen tijdens actualisatie bestemmingsplanconcreet bouwplan

Veel gemeenten zijn druk bezig met het actualiseren van oude bestemmingsplannen. Dit moet vóór 1 juli 2013 gebeuren. Lukt dit niet voor deze datum, dan kan de gemeente geen bouwleges meer heffen voor bouwaanvragen in het betreffende plangebied.

Tijdens de actualisatie neemt de gemeente meestal geen nieuwe bouwinitiatieven of concrete bouwplannen mee in het nieuwe bestemmingsplan. De gemeente neemt vaak de huidige situatie van bouwwerken en gronden over in het plangebied. Omdat de planologische situatie nagenoeg hetzelfde blijft, hoeven er ook geen uitgebreide (milieu)onderzoeken plaats te vinden. Dit scheelt tijd en geld voor de gemeente en zo kan 1 juli 2013 gehaald worden. Vanuit het belang van de gemeente bezien is dat te begrijpen.

Voor nieuwe, concrete (bouw)plannen in een gebied waar de gemeente bezig is met de actualisatie van het bestemmingsplan, worden meestal aparte planologische procedures gevoerd. Bijv. door middel van een ‘postzegelplan’ (klein bestemmingsplan) of via een omgevingsvergunning. Dit is voor veel mensen teleurstellend en onbegrijpelijk. Immers, waarom moet er nu een aparte procedure worden gevoerd, terwijl er al een bestemmingsplanprocedure bezig is voor het gebied waar het project in valt.

De Raad van State kijkt de laatste tijd kritisch naar deze praktijk. De gemeente heeft veel beleidsvrijheid bij het al dan niet vaststellen van bestemmingsplannen en welke bestemmingen ze al dan niet opneemt. Als de gemeente bij de rechter laat zien dat er diverse belangen zijn afgewogen en het ook goed heeft gemotiveerd, dan legt de initiatiefnemer het meestal af tegen de gemeente en heeft het nakijken. Toch is dat niet in alle gevallen zo:

  • de besluitvorming over het (bouw)project hoeft niet te zijn afgerond: eist de gemeente dit, dan moet je hiermee niet akkoord gaan.
  • het (bouw)project hoeft niet (altijd) te worden vergezeld door een ruimtelijke onderbouwing. Dit hangt uiteraard af van het soort project. Voor een project dat naar verwachting grote milieugevolgen zal hebben, zal extra onderzoek moeten plaatsvinden. Voor plannen met weinig planologisch impact zal dit niet het geval zijn.
Concreet bouwplan: conclusie voor de praktijk
Uit de jurisprudentie blijkt dat de gemeente besluitvorming voer niet-concrete plannen tijdens de actualisatie van een bestemmingsplan, kan doorschuiven naar een later tijdstip. Concrete (bouw)initiatieven kan de gemeente tijdens de actualisatie van een bestemmingsplan echter niet zo maar opzij leggen en moet de gemeente meenemen in de besluitvorming. Ik verwijs hierbij naar onderstaande uitspraken.

Op gemeente berust onderzoeksplicht van bouwplan

De Raad van State heeft al meerdere keren aangegeven in uitspraken dat bij nieuwe bestemmingsplannen (actualisatieplannen) de onderzoeksplicht berust bij de gemeente en niet bij de initiatiefnemer van een concreet bouwplan. Dit komt omdat de gemeente zelf het initiatief neemt voor het nieuwe bestemmingsplan in verband met de actualisatieplicht, en de vaststelling ervan een zogenaamd ambtshalve genomen besluit betreft:
Nu de vaststelling van het bestemmingsplan in dit geval een ambtshalve genomen besluit betreft, berust de onderzoeksplicht ingevolge artikel 3:2 van de Awb primair op het gemeentebestuur”.
Ga dus niet zo maar akkoord met een ‘nee’ van de gemeente of de drempels die de gemeente opwerpt in verband met aan te leveren onderzoek.

Op verzoek van gemeente wel concrete gegevens aanleveren

Toch wil dit niet zeggen, dat u als initiatiefnemer van het (bouw)project achterover kunt leunen. In een uitspraak van 22 augustus 2012, no. 201012316/1/R4 maakt de Afdeling nog eens duidelijk dat weliswaar op de gemeente primair de onderzoeksplicht berust bij ambtshalve genomen besluiten, maar dat in dit geval aan de initiatiefnemer (een professionele partij) evenwel mocht worden verlangd dat zij concrete gegevens voor de door haar gewenste invulling zou aandragen naar aanleiding waarvan de benodigde onderzoeken konden worden verricht.
omgevingsjurist