Ambtshalve aanpassingen bestemmingsplan n.a.v. niet tijdig ingediende zienswijze
Deze uitspraak laat m.i. zien dat het in bepaalde gevallen zin kan hebben om ook buiten de termijn van terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan een zienswijze in te dienen, om de raad er bijvoorbeeld op te attenderen dat de aanduiding op de verbeelding onjuist is of te wijzen op andere onvolkomenheden die simpel hersteld kunnen worden.
De appellant richt zich tegen de gewijzigde vaststelling van de verbeelding, waarbij de aanduiding ‘detailhandel’ ter plaatse van het perceel uit een deel van het bouwvlak is verwijderd. Hij betoogt dat de raad dit niet ambtshalve naar aanleiding van een niet tijdig ingediende zienswijze had mogen doen. De Afdeling overweegt in uitspraak ABRS 23 november 2011, no. 20101204/1/R1, dat “ingevolge artikel 3.8 van de Wro, gelezen in samenhang met artikel 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht, de raad niet tijdig ingediende zienswijzen in beginsel buiten beschouwing dient te laten. Uit de aard van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan vloeit echter voort dat de raad alsnog acht kan slaan op niet tijdig ingediende zienswijzen, zij het ambtshalve. De Wro noch de Algemene wet bestuursrecht staat hieraan in de weg. Gelet hierop mocht de raad de inhoud van de te laat ingediende zienswijze ambtshalve bij de voorbereiding van het besluit betrekken.”