VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering: waarom u nooit klakkeloos milieuafstanden moet overnemen!

VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering: neem nooit klakkeloos de richtafstanden overVNG-brochure bedrijven en milieuzonering

Volgens het Nationaal Programma Herbestemming is er sprake van een trendbreuk in de ruimtelijke ontwikkeling van ons land. Er staat volgens de brief maar liefst ruim 8 miljoen m² kantoorruimte, 1,8 miljoen m² winkelruimte, 300.000 woningen en ongeveer 12 miljoen m² bedrijfsruimte leeg!

Zoals jullie weten kan de VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering (2009)’ ook in bestaande situaties een hulpmiddel zijn, al moet de toetsing wat terughoudender uitgevoerd worden dan in nieuwe situaties.

Hieronder geef ik aan waarom je niet klakkeloos de richtafstanden uit de VNG-brochure moet volgen.

De toepassing van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering in bestaande situaties

Volgens vaste jurisprudentie is de VNG-brochure bedoeld voor nieuwe situaties (nieuwbouw) en niet voor de toetsing van bestaande situaties. Toch volgt uit de rechtspraak dat de gebruikte richtafstanden in de brochure bij bestaande conflictsituaties een indicatie kunnen geven van de mate van hinder. Dit betekent dat de VNG-brochure ook als hulpmiddel gebruikt kan worden in een bestaande bebouwde omgeving, alhoewel wat terughoudender.

Waarom u de richtafstanden uit de VNG-brochure niet klakkeloos moet overnemen

Hoewel de in de VNG-brochure opgenomen afstanden indicatief zijn, geldt de brochure in de praktijk ook wel als ‘pseudo-wetgeving’. Wanneer aan de afstandsnormen wordt voldaan, is in beginsel sprake van een goede ruimtelijke ordening. De meeste gemeenten maken dan ook bij het maken van bestemmingsplannen veelvuldig gebruik van de VNG-brochure.

Uit een uitspraak van 12 september 2012, no. 201109891/1/R3 van de Afdeling blijkt dat het niet verstandig is om de afstanden uit de VNG-brochure klakkeloos over te nemen bij het opstellen van bestemmingsplannen. 

Wat was er aan de hand?

De gemeente had op een afstand van 50 meter van een schadeherstelbedrijf woningen mogelijk gemaakt in een bestemmingsplan. Volgens de gemeente betrof het gebied een zogenaamd ‘gemengd gebied’ in de zin van de VNG-brochure (Let op: dit is wat anders dan een ‘gebied met functiemenging’!).

In de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering wordt voor autoplaatwerken een richtafstand van 100 meter aanbevolen. Deze afstand kan voor het omgevingstype ‘gemengd gebied’ met één afstandsstap terug worden gebracht tot 50 meter. De eigenaar van het schadeherstelbedrijf kon zich niet vinden in de afstand van 50 meter en stelde dat de gemeente onvoldoende onderzoek had uitgevoerd naar de door zijn bedrijf voortgebrachte geluidhinder. Volgens de eigenaar kent het bedrijf een 24-uursservice en zal de beoogde woningbouw op zo’n korte afstand leiden tot een belemmering van de bedrijfsvoering.

Volgens de gemeente bestond er geen reden om af te wijken van de richtafstand van 50 meter vanwege de kwalificatie als gemengd gebied. Nu aan deze richtafstand wordt voldaan is er volgens de gemeente sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de voorziene woningen en zullen de woningen het bedrijf niet beperken.

Volgens de Afdeling  heeft het bedrijf aannemelijk gemaakt dat ondanks dat aan deze richtafstand wordt voldaan, niet vaststaat dat zij door de voorziene woningen niet in haar bedrijfsvoering zal worden beperkt. Volgens de Afdeling is het volgende van belang:

  • het bedrijf kent een 24-uursservice
  • het laden en het losssen vindt plaats aan de zijde van het bedrijf waar de voorziene woningen op 50 meter afstand liggen
  • de woning die nu maatgevend is voor de geluidbelasting van het bedrijf, staat op een afstand van 105 meter van het bedrijf.
Gelet op het voorgaande heeft de raad niet kunnen volstaan met de enkele verwijzing naar de VNG-brochure, doch had hij moeten onderzoeken of het bedrijf van appellante na de realisering van de woningen nog zal kunnen voldoen aan de in artikel 2.17, eerste lid, aanhef en onder a, van het Barim gestelde normen, in het bijzonder die voor de nachtperiode. De raad heeft het besluit in zoverre onzorgvuldig voorbereid.”
Volg dus niet klakkeloos de aanbevolen richtafstanden uit de VNG-brochure, maar onderzoek altijd of er geen belemmerende aspecten, zoals in dit geval geluidhinder, aanwezig zijn om de aanbevolen richtafstanden over te nemen. Wanneer aan de afstandsnormen wordt voldaan, wil dit nog niet zeggen dat er zonder meer sprake is van een goede ruimtelijke ordening! Inventariseer daarom altijd goed wat de bestaande rechten zijn van bedrijven in bijv. (milieu-)omgevingsvergunningen.
Voor meer informatie over de VNG-brochure: 
omgevingsjurist

gevoelig terrein Wet geluidhinder en goede ruimtelijke ordening

gevoelig terrein Wet geluidhinder en goede ruimtelijke ordeninggevoelig terrein

Het bestemmingsplan in kwestie maakt een nieuw bedrijventerrein mogelijk met ontsluitingswegen. De gronden zijn nog in gebruik als agrarische percelen en liggen naast een bestaand gezoneerd industrieterrein. Op het gezoneerde industrieterrein is onder meer de oefenlocatie van de Rijksdienst voor het Wegverkeer gelegen (RDW).

De RDW voert aan dat de zware milieucategorieën die het bestemmingsplan mogelijk maakt zal leiden tot een beperking van de bedrijfsvoering. Voor de bedrijfsvoering van de RDW is het namelijk noodzakelijk dat sprake is van een laag niveau van achtergrondgeluid. De RDW voert testmetingen uit om de geluidproductie van auto’s en banden vast te stellen. De RDW stelt dat deze metingen uitsluitend met voldoende betrouwbaarheid kunnen plaatsvinden indien het niveau van het achtergrondgeluid niet te hoog is. Volgens de RDW zou voor haar terrein als norm een geluidniveau van 50 dB(A) moeten gelden. De RDW heeft een akoestisch onderzoek laten uitvoeren. Uit dit onderzoek blijkt dat de geluidbelasting op het RDW-terrein 50 dB(A) tot 55 dB(A) zal bedragen, met piekgeluiden tot 65 dB(A).

Volgens de raad zal het geluidniveau van het nieuwe bedrijventerrein van ondergeschikte betekenis zijn in vergelijking met het huidige hoge geluidniveau van de luchthaven en het daarnaast gelegen gezoneerde industrieterrein, waartoe het RDW-terrein ook zelf behoort. Omdat het RDW-terrein geen geluidgevoelig object is, hoeft volgens de raad geen akoestisch onderzoek naar de geluidbelasting op het RDW-terrein als gevolg van het nieuwe bestemmingsplan plaats te vinden. 

Volgens de Afdeling neemt het feit dat het RDW-terrein geen geluidgevoelig terrein is in de zin van de Wet geluidhinder, niet weg dat in dit geval – gezien de zeer specifieke aard van de bedrijfsvoering van RDW en gezien het feit dat in het onderhavige plan voor het terrein van RDW ook is voorzien in een op de bestaande activiteiten toegesneden planregeling – een te hoge mate van geluidbelasting op het RDW-terrein aantoonbaar een belemmering voor de bedrijfsvoering kan vormen, omdat dit de betrouwbaarheid van de testmetingen negatief kan beïnvloeden.

Conclusie voor de praktijk Dat een terrein of gebouw geen geluidsgevoelig object is in de zin van de Wet geluidhinder, wil niet zeggen dat er geen akoestisch onderzoek hoeft plaats te vinden. In het kader van een goede ruimtelijke ordening – in dit geval de bedrijfsvoering van de RDW – kan het noodzakelijk zijn om door middel van een dergelijk onderzoek aan te tonen dat de bedrijfsvoering vanwege het aspect geluid niet wordt aangetast of wordt belemmerd. Zonder onderbouwing kan dit namelijk niet geconcludeerd worden. Zie ABRS 8 augustus 2012, no. 201100127/1/R2.

omgevingsjurist