Gemeente moet gevolgen proefboringen gas in beeld brengen voor bestemmingsplan

Gevolgen van gasboringen in beeld brengen voor bestemmingsplan

Gaswinning en gasboringen zijn de laatste tijd nogal in het nieuws geweest. Scheuren in huizen als gevolg van aardbevingen zijn vervelende gevolgen. Het lijkt dus logisch dat de gemeente vooraf goed in beeld brengt wat de gevolgen kunnen zijn voor de omgeving en de bewoners. Het is wel belangrijk dat het om ‘ruimtelijk relevante‘ aspecten gaat. Een mogelijke aardbeving als gevolg van bodemdaling lijkt me ruimtelijk relevant en dient dus tot de onderzoekspunten geschaard te worden.

Een gemeente in Noord-Holland heeft een bestemmingsplan opgesteld om proefboringen naar een ondergronds aardgasveld mogelijk te maken. Indien blijkt dat aardgas in een winbare hoeveelheid aanwezig is, dan zal de locatie worden ontwikkeld tot een productielocatie. De gemeente heeft dit via een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in het bestemmingsplan. Hierbij is aangegeven dat in dat geval de voor gaswinning relevante milieuaspecten uitvoering zullen worden behandeld.

De Raad van State is het hier niet mee eens en constateert dat niet inzichtelijk is wat de effecten zullen zijn van een permanente gaswinningsinstallatie met betrekking tot milieuaspecten als geluid, risico op bodemdaling, luchtkwaliteit en externe veiligheid.

Zie voor de uitspraak ABRS 4 december 2013, no. 201303074/1/R1.

 

Minister Blok wil ruimere afwijkingsmogelijkheden in bestemmingsplannen om gebiedsontwikkeling te versnellen

Minister Blok wil ruimere afwijkingsmogelijkheden in bestemmingsplannen om gebiedsontwikkeling te versnellen 

Gebiedsontwikkeling versnellen: Wie wil dat nou niet? Snelheid in ruimtelijke besluitvorming en het afschaffen van overbodige regels. Helaas is de dagelijkse praktijk anders. Minister Blok schrijft in een brief van 27 november 2013 aan de voorzitter van de Tweede Kamer dat de crisis in de bouwsector een urgent vraagstuk is dat actie van sociale partners en kabinet vergt. Uit een recente rapportage van de Wereldbank blijkt namelijk dat Nederland bij het verlenen van vergunningen om een bedrijfsgebouw neer te zetten, op een ranglijst van 189 landen als 97e zwak scoort.

Volgens hem zet het kabinet met de Omgevingswet in op vereenvoudiging en bundeling van regels voor ruimtelijke projecten. Het wordt op deze manier gemakkelijker om ruimtelijke projecten te realiseren, ook voor de bouwsector. De verwachte inwerkingtreding is 2018. Gezien de nog 4 jaar die het duurt voordat ‘dit wondermiddel’ de boel gaat redden, geeft hij bij voornoemde brief een aantal tips voor de praktijk. Met name gemeenten moeten het ontgelden. Er wordt ingezet om verandering van zekerheid zoekende bestuurlijke en ambtelijke cultuur die vertragend en belemmerend werkt in de uitvoeringspraktijk van de bouw. Verder is het doel om het stapelen van regelgeving  door onder andere het plaatsen van lokale koppen op landelijke regels, terug te dringen.

In de brief staat verder dat er behoefte is aan een gefaseerde en praktische opzet van planvorming en het daarbij behorende onderzoek. (…) Bij binnenstedelijke ontwikkelingen kunnen andere eisen worden gesteld dan bijv. bij een ontwikkeling in een belangrijk natuurgebied. (Goh, nooit geweten :-)).

Zoals u wellicht al wel merkt aan de toon van dit bericht erger ik me aan dit soort populistische taalgebruik van politici. De woorden ‘aanpakken’ en ‘vereenvoudiging’ scoren goed. De praktijk is echter weerbarstiger dan de simpele voorstelling van zaken die een politicus naar voren brengt. Naar mijn stellige mening heeft de praktijk vooral behoefte aan rust. Rust in wetgeving. Laat een gekozen systeem voor de bouw en ruimtelijke ordening nou eens een aantal jaren draaien of schaf echt regels af. Bij het gemeentelijke loket weten ze het echt niet meer en dat verbaast me niets: vrijstelling, ontheffing, projectbesluit, afwijken via omgevingsvergunning? Weet u het nog?

Verder vloeien een groot aantal onderzoeksplichten voor het realiseren van ruimtelijke projecten voort uit Europese richtlijnen. Nederland heeft daar volmondig ja tegen gezegd en deze kunnen niet zo maar opzij worden geschoven.

Een tip van de minister: “Een andere best-practise is het standaard in bestemmingsplannen opnemen van ruimere afwijkings- en vrijstellingsmogelijkheden en hardheidsclausules. Het Rijk en de VNG zullen hier nadere bekendheid aan geven”. 

Ja gemeenten, volgens de minister wordt het dan allemaal veel gemakkelijker en flexibeler. Ik wijs de minister graag op het volgende. Volgens uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie bijv. ABRS 15 augustus 2012, no. 201105700/1/R4) mogen binnenplanse afwijkingsmogelijkheden slechts betrekking hebben op ondergeschikte delen van het bestemmingsplan, zoals hoogtematen of beperkte overschrijding van bestemmingsgrenzen. Met andere woorden: de afwijking mag niet te groot zijn. Deze mogelijkheid valt dus af.

Welke flexibele mogelijkheden zijn er nog meer? De wijzigingsbevoegdheid? Ook hier geldt op basis van vaste jurisprudentie dat bij het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid voldoende inzicht moet bestaan in de gevolgen van de toepassing van de bevoegdheden. Voor de praktijk betekent dit dat er vooraf onderzoek moet worden gedaan naar de gevolgen en impact van de wijziging op de omgeving. Dit kan betekenen dat er bijv. akoestisch onderzoek moet worden verricht, onderzoek naar flora en fauna, onderzoek naar verkeerstechnische situatie, cumulatieve geurbelasting, aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor toekomstige bewoners, etc. Het is dus niet mogelijk om zonder onderzoek en beperkte kosten flexibele plannen te maken. Dit geldt eveneens voor de uitwerkingsbevoegdheid in een bestemmingsplan.

Rust in de tent. Net zoals de minister ben ik een groot voorstander van versnelling in gebiedsontwikkeling en besluitvorming. Wie wil dat nou niet? Dit vraagt echter creativiteit van betrokkenen en begrippen en procedures in regelgeving die een flink aantal jaren meegaan. De laatste jaren wordt de praktijk echter overvoerd door nieuwe regelgeving met nieuwe begrippen en bijbehorende procedures. De praktijk kan zo nooit wennen en blijft zo onnodige fouten maken. Maak een keuze en schaf echt eens wat regels af in plaats van cosmetische veranderingen, zoals bij de Wabo waar zogenaamd allerlei regelingen werden afgeschaft, maar in een andere vorm via de achterkant weer in de Wabo terecht zijn gekomen.

Leestip voor de minister: ‘Deregulering met behoud van ellende’, Jan Struiksma, oratie VU 2003.

omgevingsjurist

aantal en omvang evenementen regelen in bestemmingsplan

Evenementen – vergeet niet aantal en omvang te regelen in bestemmingsplan

Het bestemmingsplan in kwestie maakt de uitbreiding van een recreatieterrein mogelijk. Op grond van de bestemming ‘Recreatie’ is het onder meer toegestaan evenementen  te houden in de vorm van medegebruik. Een evenement mag maximaal 7 (aaneengesloten) dagen duren en moet bestaan uit een voor publiek bestemde uitvoering/verrichting van vermaak op het gebied van sport, muziek of op sociaal-cultureel vlak.

De buurman betoogt dat het aantal evenementen per jaar en het maximum aantal toegestane bezoekers per evenement niet is gemaximeerd.

De Afdeling overweegt het volgende: “het ligt op de weg van de planwetgever om een beoordeling en afweging te maken of een bestemming die evenementen op een bepaalde locatie toestaat vanuit ruimtelijk oogpunt is aangewezen. Ook dient deze over onder meer het toegestane aantal evenementen per jaar en de maximale bezoekersaantallen, regels te stellen voor zover dat uit een oogpunt van ruimtelijke aanvaardbaarheid op een locatie van belang is. Deze beoordeling en afweging zijn een andere dan die op grond waarvan in een concreet geval voor een evenement al dan niet vergunning wordt verleend op grond van de APV.” Zie verder r.o. 5.3 van uitspraak ABRS 27 november 2013, no. 201301086/1/R3

Let bij aftrek 5 dB Wet geluidhinder of er sprake is van 30 km wegen

Let bij aftrek 5 dB ingevolge Wet geluidhinder of er sprake is van 30 km wegen

30 km wegen – Het bestemmingsplan betreft onder meer een actualisatie het bestemmingsplan voor wijken en het openstellen van verbindingen tussen deze wijken. Appellanten stellen dat het openstellen van de dwarsverbindingen voor gemotoriseerd verkeer zal leiden tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de bewoners van de wijken. Volgens hen leidt het plan tot onaanvaardbare geluidhinder en is ten onrechte een aftrek van 5 dB gehanteerd.

Artikel 110g Wet geluidhinder stelt de minister van Infrastructuur en milieu regels op grond waarvan telkens voor een bepaalde periode, al naar gelang de geluidproductie van motorvoertuigen in de betrokken periode hoger ligt dan voor de toekomst redelijkerwijs is te verwachten, bij de berekening en meting van de geluidbelasting van de gevels van woningen of van andere geluidgevoelige gebouwen of aan de grens van geluidgevoelige terreinen op het resultaat een door hem bepaalde aftrek van niet meer dan 5 dB wordt toegepast.

Voor 30 km wegen geldt geen geluidzone, zodat er voor de raad geen verplichtingen gelden ingevolge de Wet geluidhinder. Wel blijft de verplichting over voor de raad om te onderzoeken of er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Hierin dient het aspect geluid ook te worden betrokken. De raad heeft hier onderzoek naar verricht. In het akoestisch onderzoek wordt aangegeven dat er voor wegen in het plangebied met een maximumsnelheid van 50 km/u een aftrek van 50 dB ingevolge artikel 110g Wgh is gehanteerd.

De Afdeling stelt vast “dat niet is uitgesloten dat deze aftrek in de praktijk niet volledig kan worden toegepast bij snelheden van 30 km/u of minder, omdat de geluidemissie bij deze snelheden meer wordt veroorzaakt door het motorgeluid en minder door het bandengeluid. De raad heeft niet toereikend gemotiveerd waarom in dit specifieke geval een aftrek van 5 dB mocht worden toegepast. Het betoog dat het akoestisch onderzoek in zoverre eveneens een omissie bevat, slaagt.” 

Gemeente heeft een actieve openbaarmakingsplicht bij bestemmingsplannen

Gemeente heeft een actieve openbaarmakingsplicht bij bestemmingsplannen

Op grond van artikel 3:11, eerste lid, Awb dient een bestuursorgaan het ontwerp van het te nemen besluit, met de daarop betrekking hebbende stukken ter inzage te leggen. In deze uitspraak wordt nog eens bevestigd dat het hier om een actieve plicht gaat. M.a.w. de gemeente dient uit eigen beweging stukken ter inzage te leggen die van belang zijn voor degenen die het ontwerpbesluit willen inzien.

In de casus die aan de orde komt in de uitspraak van de Afdeling van 20 november 2013, no. 201302076/1/R1 was de gemeente per abuis vergeten enkele stukken ter inzage te leggen. Het verweer van de gemeente dat de stukken wel in het gemeentehuis aanwezig waren, honoreert de Afdeling niet.

VNG-brochure toekomstige bedrijfsvoering meenemen

VNG-brochure ook toekomstige bedrijfsvoering meenemen

Uit deze uitspraak van 20 november 2013, no. 201301737/1/R4 blijkt weer eens hoe belangrijk het is om bij het afwijken van de richtafstanden die in de VNG-brochure zijn opgenomen de gehele bedrijfsvoering mee te nemen. Niet alleen de bestaande, maar ook de uitbreidingsruimte die op basis van het bestemmingsplan voor het bedrijf is toegestaan. Hierbij moet worden uitgegaan van de maximale planologische mogelijkheden.

Wees kritisch op adviezen van agrarische adviescommissies

Wees kritisch op adviezen van agrarische adviescommissies

Regelmatig hoor ik van klanten dat ze nogal verbolgen zijn over het advies van een Agrarische adviescommissie. Deze adviezen worden vaak door gemeenten ingewonnen om meer informatie te krijgen over de huidige en toekomstige bedrijfsvoering van een agrarisch bedrijf. Bijv. bij een aanvraag om een vergroting van het bouwblok of uitbreiding van het bedrijf.

Op zich is er niets mis mee om advies op te vragen aan deze commissies. De gemeente komt zo meer te weten over het bedrijf en dit kan de kwaliteit van de besluitvorming ten goede komen.

Helaas is het in de praktijk vaak zo dat de gemeente alleen afgaat op het advies en niet een eigen kritisch oordeel vormt. De gemeente mag namelijk afwijken van het advies. Ze zijn niet verplicht om het op te volgen. Hieronder volgt een kort overzicht welke vragen je moet stellen bij een dergelijk advies.

Vragen die u moet stellen bij het advies

Een advies van de Agrarische adviescommissie ziet er meestal overtuigend uit. Zoals eerder is vermeld volgt de gemeente in bijna alle gevallen het advies. Het is erg belangrijk om het advies kritisch te lezen en de volgende vragen te stellen:

  • welke specifieke vragen heeft de gemeente gesteld aan de Agrarische adviescommissie?
  • wat zijn de wettelijke toetsingskaders waaraan het verzoek moet worden getoetst?
  • welke eisen stelt het bestemmingsplan?
  • verplicht het  bestemmingsplan advies in te winnen?

Vervolgens toetst u of de Agrarische adviescommissie zich wel gehouden heeft aan de adviesopdracht dan wel aan de wettelijke vereisten, en niet over meer zaken is gaan adviseren. Dit laatste gebeurt in de praktijk regelmatig, waardoor er verzoeken worden geweigerd op onjuiste gronden.

U kunt tevens een ‘tegenadvies’ indienen. Om de geloofwaardigheid van dit advies te vergroten is het erg belangrijk om een deskundige in te schakelen.

Kritische blik of hulp nodig bij advies Agrarische adviescommissie?

Q koorts is bij vaststelling bestemmingsplan ruimtelijk relevant

Q koorts is bij vaststelling bestemmingsplan een ruimtelijk relevant belang om mee te wegen

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan mogen alleen ruimtelijk relevante aspecten worden meegenomen bij de besluitvorming. Dat gezondheid een mee te wegen belang is (ruimtelijk relevant) wordt nog eens bevestigd in de uitspraak van de Afdeling van 6 november 2013, no. 201212079/1/A1.

De Afdeling overweegt: “(…) is bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat voorziet in de uitbreiding van een (intensieve) veehouderij de mogelijke besmetting van dierziekten zoals Q koorts en vogelgriep vanwege nabijgelegen woningen een mee te wegen belang. De bestrijding van besmettelijke dierziekten vindt echter zijn regeling primair in andere regelgeving. Voorts kunnen aan de te verlenen omgevingsvergunningen voorschriften worden verbonden om de gevolgen voor de volksgezondheid te voorkomen dan wel te beperken. Hieruit volgt dat de mogelijke besmetting van dierziekten, zoals Q koorts een ruimtelijk relevant belang is (…)”.

Uitvoering boringen waterwingebied uitsluiten in planregels van bestemmingsplan

Uitvoering boringen waterwingebied uitsluiten in bestemmingsplan

In een bestemmingsplan heeft de gemeente voor een waterwingebied een beschermingszone opgenomen: ‘milieuzone – waterwingebied’. In de regels is opgenomen dat deze gronden tevens zijn bestemd voor openbare drinkwatervoorziening en de instandhouding van het puttenveld ten behoeve van de waterwinning. Op de gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

In beroep wordt aangevoerd dat het waterwingebied en de beschermingszones onvoldoende worden beschermd en daaromheen niet worden gevrijwaard van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

De Afdeling overweegt: “dat de hierboven weergegeven planregels niet uitsluiten dat boringen worden uitgevoerd en dat het aannemelijk is dat boringen een aantasting van het grondwater met zich kunnen brengen. De raad heeft niet gemotiveerd of en zo ja in hoeverre boringen schadelijke gevolgen voor het grondwaterbeschermingsgebied met zich kunnen brengen.”

Leermoment voor de praktijk: om uit te sluiten dat het waterwingebied wordt aangetast dienen behalve bouwwerken ook aanlegvergunningplichtige activiteiten, zoals boringen, worden uitgesloten. Eventueel kunnen via een omgevingsvergunning dergelijke activiteiten worden toegestaan. Zo blijft er een toetsmoment over voor het bevoegd gezag.

Zie uitspraak ABRS 13 november 2013, no. 201112348/1/R3

Geluid goede ruimtelijke ordening is meer dan Wet geluidhinder

Geluid goede ruimtelijke ordening is meer dan Wet geluidhinder

Een uitspraak van de Afdeling van 23 oktober 2013 onderstreept dit nog eens. In de omgeving van woningen zijn vaak allerlei geluidsbronnen aanwezig. Sommige geluiden kunnen leiden tot ergernis en/of gezondheidsklachten van de bewoners of omwonenden. Om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen te garanderen is het van belang om voldoende afstand te houden tot geluidsbronnen.

Bij de onderbouwing in het bestemmingsplan wordt in de praktijk meestal alleen maar uitgegaan van de normen, geluidzones en contouren op basis van de Wet geluidhinder. Dit is echter onvoldoende. Het criterium ‘een goede ruimtelijke ordening’ is een gevaarlijke valkuil waar nog allerlei onderzoeksverplichtingen uit kunnen voortvloeien.

Relatie geluid en het bestemmingsplan

Bij het vaststellen van een bestemmingsplan moet de raad rekening houden met het criterium ‘een goede ruimtelijke ordening’ uit de Wro. Bij het onderzoek naar geluidsbronnen in een (stedelijk) plangebied is in eerste instantie de Wet geluidhinder (Wgh) maatgevend. Onderzocht moet worden wat de geluidbelasting is voor woningen en andere geluidgevoelige functies. Als blijkt dan niet wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarden dan kunnen er in het algemeen hogere grenswaarden worden vastgesteld.

In eerste instantie lijkt het erop dat het correct toepassen van de Wgh (waaronder het vaststellen van hogere grenswaarden) ook leidt tot een goede ruimtelijke ordening. Bovengenoemde uitspraak van de Afdeling geeft echter het volgende aan:

De raad heeft evenwel niet onderkend dat een goede ruimtelijke ordening voor het aspect geluid niet uitsluitend wordt ingevuld door de Wgh en het Bgh. Een goede ruimtelijke ordening heeft buiten de Wgh een zelfstandige betekenis. Dat betekent dat er ook in gevallen buiten de reikwijdte van de Wgh in het kader van een goede ruimtelijke ordening akoestisch onderzoek kan zijn vereist en het nodige kan zijn bepaalde eisen te stellen aan geluidsbelastende activiteiten. (…).”

Dit betekent voor de praktijk dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening dus alle geluidsbronnen in een plangebied onderzocht dienen te worden.

Onderbouwen aanvaardbaar woon- en leefklimaat

Bij het onderzoek en de onderbouwing of er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is het belangrijk om het volgende in beeld te brengen:

  • cumulatie van verkeerslawaai, spoorlawaai, lawaai van nabij gelegen bedrijven;
  • geluid dat niet onder de Wgh valt, zoals stemgeluid bij kinderdagverblijven;
  • geluid van 30 km/u wegen;
  • beschrijving van de omgeving: een rustige woonwijk of een gemengd gebied.

De beoordeling of er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is in principe ‘vogelvrij’. Er bestaat geen algemene norm in welke gevallen buiten de wettelijke kaders er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De beoordeling hiervan wordt overgelaten aan de gemeente (of ander bestuursorgaan).

Het belangrijkste is voldoende onderbouwing en onderzoek. Laat in een onderzoek of toelichting van een bestemmingsplan zien dat er aandacht is besteed aan het aspect geluid in relatie tot een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Slechts in een paragraaf het aanvaardbaar woon- en leefklimaat benoemen of kort verwijzen naar het akoestisch onderzoek is onvoldoende en wordt afgestraft door de Afdeling.

Schakel een specialist in!

Het onderzoek naar een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van woningen is vogelvrij. Het is vrij lastig uit te voeren als je er niet dagelijks mee bezig bent.

  • Twijfelt u of het bestemmingsplan wel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening?
  • Weet u niet zeker of alle geluidsbronnen wel zijn meegenomen in het akoestisch onderzoek naar een aanvaardbaar woon- en leefklimaat?
  • Heeft u een onderbouwing nodig voor het bestemmingsplan om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat aan te tonen?