wijzigingsbevoegdheid woning in bestemmingsplan motiveren

Wijzigingsbevoegdheid woning – Bij opname wijzigingsbevoegdheid in bestemmingsplan voor bouw van woningen, de behoefte aan nieuwe woningen specifiek motiveren.

De gemeente had in een bestemmingsplan een rechtstreekse mogelijkheid opgenomen voor de bouw van 8 tot 10 woningen. Daarnaast had de gemeente ook nog een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de bouw van 8 tot 10 woningen extra. In de toelichting van het bestemmingsplan was er geen onderbouwing gegeven voor de behoefte aan deze extra woningen. Tijdens de zitting bij de Afdeling heeft de gemeente aangegeven dat de wijzigingsbevoegdheid in het plan is opgenomen voor het geval dat de woningbouwbehoefte over een aantal jaren wellicht nog toeneemt. Alleen in dat geval zal volgens de gemeente toepassing worden gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid.

In het Woonplan van de gemeente, waar appellant naar verwijst, is als prognose opgenomen dat er in de periode tot 2020 vraag is naar ongeveer 10 extra woningen in de kern.

De Afdeling overweegt: Nu het plan reeds bij recht voorziet in de mogelijkheid 8 tot 10 woningen te bouwen op het perceel direct ten oosten van de gronden waaraan de wijzigingsbevoegdheid is toegekend, is daarmee reeds geheel of vrijwel geheel voorzien in de geschatte behoefte aan nieuwe woningen voor de kern (…) tot 2020, zoals vermeld in het Woonplan. (…) De raad heeft ter zitting te kennen gegeven dat de wijzigingsbevoegdheid voor de gronden ten noorden van de locatie in het plan is opgenomen voor het geval dat de woningbouwbehoefte over een aantal jaren wellicht nog toeneemt; alleen in dat geval zal volgens de raad toepassing worden gegeven  aan de wijzigingsbevoegdheid. De raad heeft echter de verwachting dat de behoefte aan nieuwe woningen in de kern (…) voor het einde van de planperiode zal toenemen in het geheel niet geconcretiseerd. Nu in het woonplan tot 2020 een woningbehoefte van maximaal 10 nieuwe woningen in de kern is vermeld, is de Afdeling van oordeel dat op voorhand dient te worden betwijfeld of binnen de planperiode behoefte zal ontstaan aan de bouw van 8 tot 10 woningen op de gronden ten noorden van de locatie en of derhalve uitvoering zal kunnen worden gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid. De raad heeft daarom de bouw van 8 tot 10 extra woningen op deze locatie ten onrechte met een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt.” 

Zie uitspraak ABRS 27 december 2012, no. 201206098/1/R4.

Bestemmingsplan en geluid: betrek bij bepaling of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening altijd de geldende milieuvergunning

Bestemmingsplan en geluid – Betrek bij afweging of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening altijd de geldende milieuvergunning

Het geldende bestemmingsplan is het kader waarbinnen gevolgen voor het milieu moeten worden meegenomen. De milieuregelgeving regelt specifiek de gevolgen voor het milieu van een bepaalde activiteit. Bij een nieuw ruimtelijk besluit, zoals de vaststelling van een bestemmingsplan dient het voornoemde te worden afgestemd: gevolgen van een bouwplan of activiteit voor de omgeving en de gevolgen voor het milieu. Vaak spelen afstanden (milieuzonering) tot gevoelige bestemmingen, zoals woningen, een rol. De aspecten geur, stof, geluid en gevaar zijn hierbij belangrijk. Meestal is geluid doorslaggevend. Zo ook in de casus die zich afspeelt in een uitspraak van de Afdeling van 27 december 2012.

Het bestemmingsplan maakt de bouw van 28 grondgebonden woningen mogelijk. Naast de geplande woningen staat een groot evenementencomplex. Volgens de eigenaar van het complex heeft de gemeente ten onrechte geen rekening gehouden met het evenementencomplex. De beoogde woningen zullen de (toekomstige) bedrijfsvoering belemmeren.

De milieuvergunning geeft aan dat het maximale geluidniveau (Lmax), veroorzaakt door in de inrichting aanwezige transportmiddelen, ter plaatse van de woningen van derden niet hoger mag zijn dan 60 dB(A) over de periode tussen 23.00 en 07.00 uur (nacht).

De Afdeling overweegtdat de milieuvergunning gebruik van het parkeerterrein in de nachtperiode toelaat. In de notitie van de gemeente zijn het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en de maximale geluidniveaus als gevolg van het gebruik van het parkeerterrein bezien, maar de nachtperiode is niet in de berekeningen meegenomen. In een latere notitie is de nachtperiode wel meegenomen, maar is alleen ingegaan op het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau. De raad heeft ter zitting erkend dat niet is bezien wat de gevolgen voor de voorziene woningen zijn van de in de nachtperiode optredende piekwaarden. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad ten aanzien van de geluidbelasting als gevolg van het parkeren op het terrein van de hallen in de nachtperiode ten onrechte geen rekening gehouden met de maximale geluidniveaus.”

 

zie uitspraak ABRS 27 december 2012, no. 201208050/1/R1

omgevingsjurist

Slachterij VNG-brochure – onderscheid tussen verwerken en bewerlen vlees

Slachterij VNG-brochure – Het onderscheid in planregels tussen het verwerken van vlees en het bewerken van slachtbijproducten is ruimtelijk relevant

In een bestemmingsplan mogen alleen ruimtelijk relevante aspecten worden geregeld. De wet geeft geen houvast voor de beantwoording van de vraag wat onder ‘een goede ruimtelijke ordening’ moet worden verstaan. Welke regels zijn nodig met het oog op een goede ruimtelijke ordening?

Bovengenoemd onderwerp komt aan de orde in een uitspraak van de Afdeling van 27 december 2012, no. 201109903/1/R3. De gemeente heeft voor een slachterij een maatbestemming opgenomen in het bestemmingsplan: ‘Bedrijf – 1’ met de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – vleesverwerking’. Verder is in de planregels een onderscheid gemaakt tussen de bewerking van slachtbijproducten en de verwerking van overig vlees. De eigenaar van het bedrijf is het hier niet mee eens en stelt in beroep dat het onderscheid ruimtelijk niet relevant is. Volgens hem brengt het op- en overslaan en het invriezen geen overlast met zich en voor zover er wel overlast is te verwachten, kan hiermee bij de vergunningverlening in het kader van de milieuwetgeving rekening worden gehouden.

De Afdeling overweegt:De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het onderscheid tussen de verwerking van vlees en de bewerking van slachtbijproducten ruimtelijk relevant is. Daarbij heeft de raad in aanmerking kunnen nemen dat een inrichting voor de bewerking van slachtbijproducten in de brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ van 2009 van de VNG in een zwaardere categorie is ingedeeld dan een inrichting voor de verwerking van vlees en dat de bewerking van slachtbijproducten in het bijzonder vanwege het geuraspect een grotere ruimtelijke uitstraling heeft. Het betoog van appellant dat bij de vergunningverlening in het kader van de milieuwetgeving rekening kan worden gehouden met geurhinder vanwege de beperking van slachtbijproducten gaat eraan voorbij dat de raad hierover bij de vaststelling van het plan een afweging dient te maken.”

omgevingsjurist

 

water bestemmingsplan – bouwregels met voorwaardelijke verplichting dat alleen gebouwd kan worden zonder hydrologische gevolgen zijn ruimtelijk relevant

Water bestemmingsplan – bouwregels in bestemmingsplan dat alleen gebouwd mag worden zonder dat er hydrologische gevolgen optreden, zijn ruimtelijk relevant.

Om woningen te kunnen bouwen is het belangrijk dat de watertoets wordt uitgevoerd en nadere onderzoeken naar de waterhuishouding indien nodig. Appellant betoogt dat de gevolgen van de woningbouw voor de waterhuishouding op zijn perceel onvoldoende zijn onderzocht. Verder bevat het plan volgens appellant geen garanties dat de waterafvoer afdoende zal worden geregeld en geen wateroverlast zal ontstaan.

De gemeente stelt zich op het standpunt dat de waterhuishouding voldoende is onderzocht. De gemeente stelt de de initiatiefnemer verplicht is om zodanig te bouwen dat geen negatieve hydrologische gevolgen voor omliggende gronden zullen optreden.

De Afdeling overweegt: Het aanleggen van een waterberging dan wel andere maatregelen om negatieve hydrologische gevolgen voor omliggende gronden als gevolg van het bouwen te voorkomen, zijn in het plan niet verplicht gesteld. Nu uit het besluit blijkt dat de raad het met het oog op de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het plan noodzakelijk acht dat de woningen worden gebouwd zonder dat dergelijke gevolgen optreden, heeft de raad de voorwaarde dat alleen mag worden gebouwd indien dit geen negatieve hydrologische gevolgen heeft voor de omliggende gronden, ten onrechte niet in de planregels opgenomen. Het betoog slaagt.”

Zie uitspraak ABRS 27 december 2012, no. 201109598/1/R3.

 

Uitbreiding intensieve veehouderij in geldend bestemmingsplan, moet bij vaststelling nieuw bestemmingsplan de uitbreiding worden getoetst aan de Natuurbeschermingswet 1998

Uitbreiding intensieve veehouderij – Ondanks bestaande uitbreidingsmogelijkheid van intensieve veehouderij in geldend bestemmingsplan, moet bij actualisatie van bestemmingsplan de uitbreidingsmogelijkheid worden getoetst aan de Natuurbeschermingswet 1998

Het actualiseren van een bestemmingsplan voor het buitengebied is voor de gemeente veel werk. De grootte van het gebied is vaak aanzienlijk en verder zijn er tal van nieuwe ontwikkelingen die in het buitengebied gaande zijn, zoals het vrijkomen van agrarische objecten, handhavingskwesties, etc. Ook het opnemen van bestaande rechten voor belanghebbenden in het plangebied is een aspect dat de gemeente moet meenemen in de besluitvorming. De Afdeling geeft standaard aan dat “de raad de aanvaardbaarheid van een bestemmingsplan bij het vaststellen opnieuw moet bezien, mede in relatie tot de op het moment van vaststelling geldende regelgeving.” Bij bestaande bouwmogelijkheden voor agrarische bedrijven moet de gemeente nog scherper opletten.

Hierbij een rechtsoverweging uit een uitspraak van 12 februari 2014 die belangrijk is voor de gemeentelijke praktijk:

Dat deze bouwvlakken voor agrarische bedrijven overeenkomen met de bouwvlakken in het voorheen geldende plan, leidt derhalve niet tot het oordeel dat het plan op dit punt in overeenstemming is met artikel 19j van de Nbw 1998 en dat daarvoor geen passende beoordeling nodig is. (…) Voor zover de raad stelt dat niet te verwachten is dat significante effecten zich zullen voordoen, omdat de laatste jaren de ammoniakemissie is afgenomen en dit zal doorzetten, overweegt de Afdeling dat dit de raad niet ontslaat van de verplichting om bij de vaststelling van het plan te beoordelen of het plan in overeenstemming is met artikel 19j van de Nbw 1998″

Zie uitspraak ABRS 12 februari 2014, no. 201303905/1/R3.

Verder nog een overweging uit een uitspraak van de Afdeling van 19 december 2012:

“Uit artikel 19j van de Nbw 1988 volgt dat reeds bij de vaststelling van een plan dient te worden bezien of daarbij ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt die effecten kunnen hebben op Natura-2000 gebieden, gelet op de instandhoudingsdoelstelling ervan. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 19 oktober 2011 in zaak nr. 200906702/1/R3) dient de raad bij de vaststelling van een (nieuw) bestemmingsplan de aanvaardbaarheid (opnieuw) te bezien, mede in relatie tot de op het moment van vaststelling geldende regelgeving. Uit de enkele omstandigheid  dat een bouwmogelijkheid voor intensieve veehouderij overeenstemt met de bouwmogelijkheid van het voorheen geldende plan, volgt niet dat het plan op dit punt in overeenstemming is met de Nbw 1988. Derhalve dient in dit geval, ten aanzien van de vraag of het plan significante gevolgen heeft voor het desbetreffende gebied, uitgegaan te worden van de bestaande bebouwing van ongeveer 3.100 m² en de door het plan mogelijk gemaakte uitbreiding tot een oppervlakte van maximaal 5.000 m². (…)

Gelet hierop en op de afstand van 3,3 kilometer van het bouwvlak tot de rand van het Natura 2000-gebied met daarin de genoemde, voor verzuring zeer gevoelige habitattypen, heeft de raad ten onrechte niet inzichtelijk gemaakt of voor de in het plan geboden mogelijkheid tot uitbreiding van de intensieve veehouderij (..) een passende beoordeling is vereist.”

Zie uitspraak ABRS 19 december 2012, no. 201111621/1/R2.

Geur en bestemmingsplan – voer snuffelonderzoek uit bij onderzoek of bouwplan voldoet aan een goede ruimtelijke ordening en toets aan rijksgeurbeleid

Geur en bestemmingsplan – Geur kan verschillende gezondheidseffecten veroorzaken. Stress, hoest en vele andere lichamelijke ongemakken. Geurhinder zegt overigens niets over de toxiciteit van de emissies. Persoonlijke beleving van geur heeft grote invloed.

Hoe toets je geur in ruimtelijke ordening? Infomil heeft een handige online-tool ontwikkeld om geur te toetsen bij ruimtelijke planvorming.

Geur en woningbouw komt ook aan de orde in een uitspraak van de Afdeling van 19 december 2012, no. 201203175/1/R4. Het gaat hierom een bestemmingsplan dat de bouw van 28 grondgebonden woningen en 32 appartementen mogelijk maakt. Op 40 meter afstand van het plangebied ligt een kartonfabriek. Het bedrijf voert in beroep aan dat er ter plaatse van de woningen geen goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. De raad erkent dat de woningen zijn voorzien in een geurcontour waarbinnen volgens het landelijk geurbeleid (Nota stankbeleid 1994) terughoudendheid dient te worden betracht met het bouwen van woningen. De raad erkent verder dat sprake kan zijn van enige geurhinder, maar stelt dat deze geringe hinder acceptabel moet worden geacht.

Uit de toelichting van het bestemmingsplan blijkt dat het plangebied ligt tussen de geurcontouren van 11 en 4 ge/m³ als 98 percentiel. Volgens het rijksbeleid dient ter plaatse aldus terughoudendheid te worden betracht bij het bouwen van woningen. Ook vanuit een goede ruimtelijke ordening dient de raad te bezien of de geurhinder afkomstig van de kartonfabriek ter hoogte van de in het plan voorziene woningen als aanvaardbaar kan worden beoordeeld.

De gemeente heeft een beperkt geuronderzoek laten uitvoeren op een willekeurige dag. Uit het geuronderzoek blijkt dat de geuremissie van de kartonfabriek tijdens de meting in 2008 is toegenomen t.o.v. de situatie in 2005.

De Afdeling overweegt: Gelet op het voorgaande wordt met het snuffelonderzoek niet aangetoond dat ter plaatse van de in het plan voorziene woningen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd. De raad heeft aangevoerd dat ten tijde van de meting in 2008 niet aan de vergunningvoorschriften werd voldaan. Deze enkele stelling acht de Afdeling echter onvoldoende om aan te tonen dat wel een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter hoogte van de in het plan voorziene woningen kan worden gewaarborgd indien aan de vergunningvoorschriften wordt voldaan. (…) Gelet op het voorgaande berust het standpunt van de raad dat ter hoogte van de in het plan voorziene woningen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd niet op een deugdelijk onderzoek. Voorts heeft de raad er geen blijk van gegeven rekening te hebben gehouden met het rijksgeurbeleid, welke beleid aangeeft terughoudendheid te betrachten bij het mogelijk maken van woningbouw bij een geurbelasting als hier aan de orde teneinde nieuwe geurhindersituaties te voorkomen, terwijl gelet op het voorgaande niet is verzekerd dat geen nieuwe hindersituatie zal ontstaan.”

De Omgevingsjurist – specialist in de doorwerking van milieu in het bestemmingsplan

 

 

Geluidmaatregelen woningen borgen in planregels van bestemmingsplan – voldoen aan een goede ruimtelijke ordening

Geluidmaatregelen woningen – Om te voldoen aan een goede ruimtelijke ordening, kan het nodig zijn om in de planregels van het bestemmingsplan te borgen dat de geluid- en geurwerende maatregelen ook worden uitgevoerd

Op de gronden naast een bestaande bakkerij wordt met een bestemmingsplan een appartementencomplex mogelijk gemaakt. De eigenaar van de bakkerij stelt in beroep dat met uitsluitend een vliesgevel aan de zijkant van het voorziene appartementgebouw de geluiduitstraling vanuit de bakkerij op de achterzijde van het appartementencomplex niet voldoende kan worden gereduceerd.

Volgens de gemeente wijst het akoestisch onderzoek uit dat na het toevoegen van een zogenaamde vliesgevel geen sprake is van een overschrijding van geluidnormen en dat binnenwaarden door de getroffen maatregelen aan de gevels van de nieuwbouw worden gewaarborgd. De gemeente wijst erop dat in het plan is voorgeschreven dat het appartementencomplex alleen mag worden gebouwd in combinatie met een vliesgevel.

De Afdeling overweegt: Ter zitting heeft de raad aangegeven dat sprake is van een overschrijding van de aanvaardbare geluid- en geurbelasting vanuit de bakkerij op de voorziene appartementen. De raad heeft daarbij gesteld dat deze belasting kan worden beperkt door maatregelen te treffen bij de bakkerij en de voorziene appartementen. De Afdeling stelt echter vast dat de uitvoering van deze maatregelen bij realisering van het plan niet is gewaarborgd. Daartoe neemt de Afdeling in aanmerking dat niet aannemelijk is gemaakt dat de bij appellante te nemen maatregelen ter beperking van de geurbelasting zullen worden uitgevoerd. Voorts heeft de raad aangegeven dat in de verleende bouwvergunning een vliesgevel is opgenomen bij het appartementencomplex, ter voorkoming van een te hoge geluidbelasting op de eigenlijke gevel van dat complex. Hieruit volgt dat zonder het treffen van maatregelen geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de appartementen kan worden gerealiseerd vanwege de geluiduitstraling van de bakkerij. Nu het plan voor de gronden waarop de appartementen zijn voorzien geen voorschrift bevat  op grond waarvan de geluidbelasting op de gevel van de appartementen vanwege de bakkerij maximaal 50 dB(A) mag bedragen, de geluidwaarde die door de raad maximaal aanvaardbaar wordt geacht, wordt niet gewaarborgd dat ter plaatse van de appartementen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.”

Zie uitspraak ABRS 12 december 2012, no. 201206363/1/T1/R4

omgevingsjurist

webshop bestemmingsplan met mogelijkheid om ter plaatse producten te bekijken juridisch al snel in te delen als detailhandel

Webshop bestemmingsplan – internetwinkel met mogelijkheid om ter plaatse producten te bekijken juridisch als snel in te delen als detailhandel in de zin van het bestemmingsplan

Webshops zijn sterk in opkomst. Steeds meer verkopen vinden plaats via internet. Als nadeel wordt vaak genoemd dat het product niet gepast of vooraf ingezien kan worden. De hieronder te bespreken webshop bood die mogelijkheid wel. Op vrijdag en zaterdag tussen 10.00 en 17.00 uur was de shop voor publiek geopend. Er was een toonkamer van ongeveer 350 m² waar de collectie spelcomputers stond uitgestald.

Deze praktische tegemoetkoming aan (potentiële) klanten had echter grote gevolgen. De activiteiten van de webshop waren als zodanig onder te brengen onder de definitie van ‘detailhandel’ in de zin van het bestemmingsplan.

Naar mijn mening kan een ‘pop-up-showroom’ wel uitkomst bieden. Geen showroom op een vaste plek, maar telkens op een andere locatie. Bijv. via een mobiele vrachtwagen of huur voor voor bepaalde dagen per maand een leegstand pand op telkens een andere locatie.

Voor de uitspraak zie ABRS 26 september 2012, no. 201200490/1/A1.

 

 

 

Geluidzonebeheerplan – Geen wettelijke verplichting voor gemeente om bij vaststelling bestemmingsplan geluidzonebeheerplan vast te stellen

Geluidzonebeheerplan – Geen wettelijke verplichting voor gemeente om bij vaststelling bestemmingsplan geluidzonebeheerplan vast te stellen

De gemeente heeft een bestemmingsplan vastgesteld voor de wijziging van een geluidszone rond een industrieterrein. Appellant stelt in beroep dat de gemeente ten onrechte geen geluidreductieplan heeft vastgesteld. Volgens hem is de gemeente daartoe verplicht, omdat de cumulatieve geluidbelasting vanwege de bedrijven op het  gezoneerde industrieterrein de waarde van 50 dB(A) buiten de geluidszone overschrijdt.

Wettelijk kader Op grond van artikel 67, eerste lid van de Wet geluidhinder stelt het college van b&w, indien de geluidbelasting buiten een bestaande zone vanwege een industrieterrein de waarde van 50 dB(A) overschrijdt of op een of meer plaatsen binnen de zone of op de zonegrens de geluidbelasting hoger is dan de ten hoogste toegestane geluidbelasting, voor het betreffende industrieterrein een geluidreductieplan vast.

De Afdeling overweegt: “Vaststaat dat geen geluidreductieplan is vastgesteld. Blijkens de MvT (…) is met artikel 67 van de Wgh beoogd om bij een vergunningaanvraag voor een bedrijf op een akoestisch vol industrieterrein ruimte te bieden om aan dat bedrijf wel een vergunning te kunnen verlenen of de bestaande vergunning te kunnen wijzigen, wanneer de gemeente voor een akoestisch vol industrieterrein een realistisch plan maakt om de overschrijding van de grenswaarden binnen een bepaalde periode teniet te doen. Hieruit volgt dat een geluidreductieplan bedoeld is om onder omstandigheden vergunningverlening mogelijk te maken. Er bestaat geen wettelijke verplichting om in het kader van een bestemmingsplan een geluidreductieplan op te stellen. Ook anderszins bestaat daartoe vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid geen aanleiding. Het betoog faalt.”

Zie uitspraak ABRS 12 december 2012, LJN: BY5893

omgevingsjurist

Bestemmingsplan en evenementen voer altijd een geluidsonderzoek uit in kader van een goede ruimtelijke ordening

Bestemmingsplan en evenementen – geluid van evenemententerrein altijd meenemen in akoestisch onderzoek in kader van een goede ruimtelijke ordening.

In een bestemmingsplan had de gemeente aan de bestemming ‘Verkeer’ toegevoegd dat er tevens evenementen mochten worden gehouden. De VvE van een naastgelegen appartementengebouw stelt in beroep dat het in het plan mogelijk gemaakte evenemententerrein in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Volgens de VvE had het evenemententerrein moeten worden meegenomen in het akoestische onderzoek dat voor het plan is uitgevoerd.

De gemeente stelt zich op het standpunt dat in het akoestisch onderzoek geen rekening behoefde te worden gehouden met geluid afkomstig van het evenemententerrein nu de Wet geluidhinder daartoe niet verplicht. De gemeente stelt verder dat nu er in het bestemmingsplan een bepaling is opgenomen met een maximum van 50 dagen en maximaal 4.000 bezoekers, dat de bewoners geen onaanvaardbare hinder zullen ondervinden van het evenemententerrein.

De Afdeling overweegt:Vast staat dat de extra geluidsoverlast die het evenemententerrein teweeg zal brengen voor de bewoners van het appartementengebouw niet is onderzocht. Gelet op het aantal dagen dat evenementen mogelijk wordt gemaakt, het toegestane aantal bezoekers, het type evenementen dat in de planregels mogelijk wordt gemaakt en de afstand tussen het appartementengebouw en het evenemententerrein, heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling niet inzichtelijk gemaakt of de bestreden aanduiding uit het oogpunt van geluidsbelasting in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.”

Regeling APV regelt nagenoeg geen ruimtelijk relevante aspecten:Dat de evenementen mede worden gereguleerd door de APV kan geen reden zijn om onderzoek naar het antwoord op de vraag of de geluidsbelasting in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening in dit geval achterwege te laten. Een evenementenvergunning ingevolge de APV is immers met name ingegeven vanuit het oogpunt van handhaving van de openbare orde en vormt geen toetsingskader voor de ruimtelijke aanvaardbaarheid van een evenemententerrein. De omstandigheid dat de APV de mogelijkheid biedt om geluidvoorschriften te verbinden aan een evenementenvergunning leidt niet tot een ander oordeel, omdat die niet zijn bedoeld om een goede ruimtelijke ordening te waarborgen.”

Lees meer over evenementen en een goede ruimtelijke ordening… 

Zie uitspraak ABRS 5 december 2012, no. 201200385/1/T1/R2.

omgevingsjurist