Geluid café en aanvaardbaar woon- en leefklimaat

Geluid café en aanvaardbaar woon- en leefklimaatgeluid café

De gemeente heeft een omgevingsvergunning verleend voor de planologische omzetting van een garagebedrijf naar een café. Omwonenden vrezen dat het café zodanige geluid- en parkeeroverlast veroorzaakt dat er sprake is van een onevenredige aantasting van hun woon- en leefklimaat.

Geluid café en Activiteitenbesluit – De gemeente voert aan dat voor het café de geluidgrenswaarden uit het Activiteitenbesluit milieubeheer gelden en dat ervan mag worden uitgegaan dat daarmee wat geluid betreft, een goed woon- en leefklimaat in de omgeving is gewaarborgd. Of het café daadwerkelijk voldoet aan de geluidgrenswaarden uit het Activiteitenbesluit, is volgens de gemeente uitsluitend een kwestie van handhaving van die grenswaarden. Bij verlening van een omgevingsvergunning kan volgens de gemeente niet als eis gelden dat met een akoestisch onderzoek aannemelijk wordt gemaakt dat aan die grenswaarden kan worden voldaan.

De Afdeling zegt hier het volgende over: “Het algemeen bestuur gaat er ten onrechte van uit dat bij verlening van een omgevingsvergunning met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wabo niet als eis kan gelden dat met een akoestisch onderzoek aannemelijk wordt gemaakt dat aan de geluidgrenswaarden uit het Activiteitenbesluit kan worden voldaan. Ook met toepassing van artikel 2.12 (…) Wabo geldt dat slechts omgevingsvergunning kan worden verleend als het aangevraagde project niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Die strijd doet zich onder meer voor als een goed woon- en leefklimaat als gevolg van het project niet is gewaarborgd of als op voorhand reden bestaat om aan te nemen dat het project niet uitvoerbaar is. Of het eetcafé kan voldoen aan de geluidgrenswaarden uit het Activiteitenbesluit is zowel van belang voor de vraag of het project uitvoerbaar is als de vraag of een goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd. Bij die laatste vraag kan overigens niet worden volstaan met een toets aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit. Ook geluid waarop die grenswaarden geen betrekking hebben, zoals het stemgeluid van bezoekers op de openbare weg voor het eetcafé, dient betrokken te worden bij de vraag of een goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd. (…). Lees meer in r.o. 2.1 van uitspraak ABRS 21 maart 2018, no. 201609758/1/A1.

Bel voor meer informatie 010 – 268 0689 of lees meer over geluid

windsingel boomgaarden borgen in planregels bestemmingsplan

Windsingel boomgaarden borgen in planregels bestemmingsplanwindsingel fruitboomgaarden

De casus in deze uitspraak heeft geen betrekking op een ontwikkeling bij een boomgaard, maar wel op de borging van een windsingel in de regels van een bestemmingsplan. Dat laatste is erg belangrijk. In dit bestemmingsplan wordt de uitbreiding van een kampeerterrein mogelijk gemaakt. De bewoners van nabij gelegen woningen vrezen dat de uitbreiding gevolgen voor hun woon- en leefklimaat zal hebben.

Omschrijving windsingel boomgaarden – haag is niet direct hoog

Volgens hen is ten onrechte de aard van de aan te brengen beplanting slechts omschreven als een reguliere windsingel voor fruitboomgaarden. Het begrip windsingel is onvoldoende gedefinieerd en bovendien is een dergelijke singel niet groenblijvend. Volgens hen is daarnaast de locatie daarvan te onbepaald en is een dergelijke singel ongeschikt om op een grondwal te plaatsen. Ook zal het lang duren voordat er een hogere begroeiing ontstaat.

Door de gemeente is uiteengezet dat voorheen ter plaatse een windsingel aanwezig was. Deze windsingel is gerooid en vervangen door een grondwal met beplanting. Om toch een afdoende bescherming te verkrijgen bij de woning van appellant is gekozen voor het voorschrijven van een reguliere windsingel voor fruitboomgaarden. Het is de bedoeling volgens de gemeente dat beplanting met een hoogte van 3 meter wordt gepoot met een gemiddelde groeisnelheid van 1 m per jaar en een maximumhoogte van 8 meter. Het direct aanplanten van bomenn met een hoogte van bijv. 6 meter geeft aanzienlijk minder garantie voor een afscherming die duurzaam is, omdat uit ervaring is gebleken dat het langer duurt voordat bomen van die grootte daadwerkelijk tot wasdom komen. Deze regeling is gericht op het terugbrengen van de oorspronkelijke situatie ter plaatse.

De Afdeling oordeelt dat met de in de raadsvoordracht gegeven beschrijving afdoende verslag is gedaan van de bevindingen uit het onderzoek naar de mogelijke afscherming van het perceel van appellant. Lees meer in r.o. 11.1 van uitspraak ABRS 21 maart 2018, no. 201608879/1/R2.

Bel voor juridische borging van groen in planregels 010 – 268 0689. Of lees meer over dit onderwerp.

 

Volwaardig agrarisch bedrijf en bestemmingsplan

Volwaardig agrarisch bedrijf en bestemmingsplanvolwaardig agrarisch bedrijf

In de meeste bestemmingsplannen voor het buitengebied is een definitie opgenomen van een volwaardig of reëel agrarisch bedrijf. Bij een startend agrarisch bedrijf kan dit vaak tot problemen leiden. De meeste gemeenten leggen de vraag of een bedrijf al dan niet volwaardig is voor aan een agrarische adviescommissie. Persoonlijk vind ik dat deze commissies veel te rigide en behoudend het bedrijf beoordelen. Ook aan de objectiviteit van deze commissies twijfel ik regelmatig. Het is echter wel zo dat de meeste gemeenten klakkeloos het oordeel van deze commissies volgen. Het is dus belangrijk om goed beslagen ten ijs te komen!

In een uitspraak van 24 januari 2018 komt een dergelijk geval aan de orde. De gemeente had een omgevingsvergunning geweigerd voor het oprichten van 3 bedrijfsgebouwen voor een agrarisch bedrijf. Volgens het college van B&W behoren de bouwwerken niet bij een volwaardig agrarisch bedrijf als bedoeld in de planregels van het geldende bestemmingsplan.

Volgens appellant hoeft er geen sprake te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf. Het college had volgens hem, gelet op de voorgeschiedenis, ervan op de hoogte kunnen zijn dat de door hem aangevraagde gebouwen noodzakelijk zijn voordat hij zijn agrarische bedrijfsvoering kan starten.

In 2012 heeft de gemeente een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een bedrijfswoning op het perceel. De agrariër was destijd van plan een land- en tuinbouwbedrijf te starten conform het ingediende bedrijfsplan. Volgens de gemeente heeft appellant echter geen uitvoering gegeven aan het bedrijfsplan en om die reden is de omgevingsvergunning voor de bedrijfsgebouwen geweigerd. Het college wil ongewenste leegstand van gebouwen in het buitengebied voorkomen.

Appellant heeft tijdens de zitting toegelicht dat hij in eerste instantie voornemens was de percelen te gebruiken voor fruitteelt, maar de inkomsten daarvan zijn voor hem achteraf onvoldoende gebleken om dat plan door te zetten. Om die reden is hij mais en gras gaan kweken. Daarnaast is hij voornemens koeien te gaan houden, maar daarvoor stelt hij de aangevraagde gebouwen nodig te hebben voor de opslag van machines.

De Afdeling overweegt als volgt: “Aan appellant is een omgevingsvergunning verleend voor een agrarische bedrijfswoning en vervolgens is het door appellant gewenste agrarische gebruik in het bestemmingsplan opgenomen. In deze procedures heeft het college het in het bedrijfsplan door appellant gepresenteerde gebruik als een agrarisch bedrijf aangemerkt. Bovendien is in artikel (…) van de planregls niet opgenomen dat sprake dient te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf. Het is van belang dat het bedrijf gericht dient te zijn op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waarbij een bedrijfsmatige, op de markt gerichte productie plaatsvindt die een wezenlijke bijdrage aan de inkomensvorming levert. Onder die omstandigheden kan het college niet volstaan met de motivering dat het door appellant van het perceel gemaakte gebruik niet kan worden aangemerkt als een agrarisch bedrijf als bedoeld in het bestemmingsplan en het het appellant in de gelegenheid dienen te stellen nader uiteen te zetten op welke wijze hij, al dan niet in afwijking van zijn bedrijfsplan, voornemens is het perceel te gebruiken. Daarbij is van belang dat appellant de vergunde bedrijfswoning heeft gebouwd, dat appellant een verklaring heeft gegeven voor het niet gebruiken van het perceel voor fruitteelt conform zijn bedrijfsplan, dat hij ter zitting te kennen heeft gegeven dat de afgelopen jaren mais is verbouwd op de percelen en hij nog steeds voornemens is het perceel agrarisch te blijven gebruiken. Het betoog slaagt.”

Lees meer in uitspraak ABRS 24 januari 2018, no. 201701101/1/A1.

Hulp nodig bij de realisatie van uw bedrijfswoning of agrarisch bedrijf? 

Bel De Omgevingsjurist voor:

  • onderbouwingen voor de noodzaak van een bedrijfswoning
  • onderbouwingen voor een volwaardig agrarisch bedrijf
  • contra-advies Agrarische adviescommissies

Bel 010 – 268 0689 voor meer informatie.

Geluid supermarkt en woon- en leefklimaat

Geluid supermarkt en woon- en leefklimaatgeluid supermarkt

Het onlangs vastgesteld bestemmingsplan en voorziet in een nieuwe locatie voor een dorpshuis met een bibliotheek, een sportaccomodatie, een dorpsplein en een uitbreiding van een supermarkt. Volgens appellant is onder meer geen rekening gehouden met geluidhinder vanwege winkelwagens en zware voertuigen (laden en lossen).

De raad stelt onder meer dat uit akoestisch onderzoek naar voren komt dat de geluidbelasting van de totale indirecte hinder ten hoogste 52 dB(A) bedraagt. Dat is ter plaatse van een woning. Weliswaar is dat meer dan de voorkeursgrenswaarde, maar die waarde is lager dan de maximaal vast te stellen grenswaarde. Gelet hierop acht de raad de akoestische situatie aanvaardbaar.

Voor de beoordeling van de geluidbelasting heeft de raad aansluiting gezocht bij de regeling in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit milieubeheer, de brochure Bedrijven en milieuzonering van de VNG en de Circulaire indirecte hinder.

De Afdeling overweegt het volgende [geluid supermarkt]: “In het akoestisch onderzoek is de geluidbelasting op de zuidwestelijke gevel van appellant aanvaardbaar geoordeeld. (…) Appellant heeft aannemelijk gemaakt dat zich ter plaatse van de zuidoostelijke gevel van zijn woning een zodanige geluidbelasting zal voordoen dat de raad gehouden was hier onderzoek naar te verrichten. De Afdeling stelt vast dat de raad dit heeft nagelaten. Het gaat in het bijzonder om de gevel die op dan wel nagenoeg op de perceelsgrens is gelegen. De aan die gevel aansluitende gronden zijn bestemd voor de ontsluiting van het achter het bouwvlak van de Lidl voorziene parkeerterrein, parkeren, alsmede laad- en losactiviteiten. Tevens moet worden geconstateerd niet is uitgesloten dat van die route gebruik wordt gemaakt door winkelend publiek met winkelwagentjes. Weliswaar is de ingang van de Lidl gedacht aan de achterzijde van het voorziene gebouw, maar het plan maakt ook een ingang aan de voorzijde mogelijk. Ook maakt het plan het mogelijk dat niet alleen inpandig, maar ook buiten wordt geladen en gelost. Nu de raad de geluidbelasting ter plaatse van de zuidoostelijke gevel van de woning van appellant onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt, is het plan in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Awb. 

Met het oog op nadere besluitvorming van de raad wijst de Afdeling erop dat bij ongewijzigde vaststelling van het plan rekening moet worden gehouden met de maximale planologische mogelijkheden. Dit houdt in dat er dan van moet worden uitgegaan dat de ingang van de Lidl ook aan de voorzijde kan komen en dat er buiten wordt geladen en gelost. De Afdeling tekent tevens nog aan dat voor zover piekgeluiden als gevolg van laad- en losactiviteiten bij toepassing van het Activiteitenbesluit milieubeheer buiten beschouwing blijven, daarover in het kader van een goede ruimtelijke ordening een standpunt dient te worden bepaald.” Lees meer in uitspraak ABRS 7 februari 2018, no. 201702345/1/R1. [geluid supermarkt]

Vragen over geluid en een aanvaardbaar woon- en leefklimaat? Oplossing nodig voor uw bouwplan? Bel 010 – 268 0689 of mail naar info@omgevingsjurist.nl.

jurisprudentie evenementen en geluid

jurisprudentie evenementen en geluidjurisprudentie evenementen

Het bestemmingsplan in kwestie heeft betrekking op een centrum voor multifunctioneel gebruik. Het gebouw heeft een aantal publieke functies zoals een museum, kinderboerderij en een café-restaurant. Het bestemmingsplan bevat tevens een nadere regeling voor evenementen en geluid. Appellanten wonen in de directe omgeving en vrezen voor overlast van onder meer geluid.

Appellanten stellen onder meer dat het binnenterrein van het complex deel uit maakt van een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, die wordt gevormd door de gezamenlijke activiteiten. dan wel dat het binnenterrein zelf een inrichting is. De Afdeling overweegt onder meer als volgt: “(…) Nu de op het binnenterrein ingevolge het plan toegelaten evenementen los van elkaar door eenieder kunnen worden georganiseerd, kunnen zij ook niet in samenhang worden beschouwd voor de vraag of het binnenterrein zelf als inrichting heeft te gelden. Omdat de op het binnenterrein ingevolge het plan toegelaten evenementen bovendien elk op zichzelf ook te kortdurend zijn om aangemerkt te kunnen worden als een bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Wet milieubeheer, is het binnenterrein geen inrichting als bedoeld in deze wet. Dit betekent dat de geluidwaarden uit 2.17 van het Activiteitenbesluit milieubeheer niet van toepassing zijn op het binnenterrein (…).”

Geluid evenementen en een goede ruimtelijke ordening – “(…) Dat neemt niet weg dat aan de in de planregels opgenomen geluidniveaus uit het Activiteitenbesluit milieubeheer, uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening een deugdelijke motivering ten grondslag moet liggen. In het deskundigenbericht staat dat gedurende maximaal 37 dagen per jaar sprake is van een aanzienlijk hogere geluidbelasting op de gevels (47 dB(A) of meer) dan de geluidbelasting in een gemiddelde zeer rustige woonwijk van 40-45 dB(A) die representatief is voor de woonomgeving (…). Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad onvoldoende gemotiveerd waarom de gekozen geluidniveaus van 47 dB(A) of hoger tijdens 37 dagen per jaar voor het woon- en leefklimaat van de appellanten aanvaardbaar zijn. Lees meer in r.o. 6.5.1 e.v. van uitspraak ABRS 13 december 2017, no. 201606346/1/R2.

Advies nodig over akoestisch onderzoek en een aanvaardbaar woon- en leefklimaat? Of jurisprudentie evenementen en geluid?

omgevingsjurist

 

Ammoniakschade planten glastuinbouwbedrijf

Ammoniakschade planten glastuinbouwbedrijf

Het bestemmingsplan in kwestie maakt de uitbreiding mogelijk van een bestaand vleesammoniakschadevarkensbedrijf. Het is de bedoeling om het bedrijf uit te breiden met een nieuwe vleesvarkensstal en een loods voor opslag van bedrijfsbenodigdheden. De raad heeft echter het bestemmingsplan niet vastgesteld. Tegen dat besluit heeft appellant beroep ingesteld.

De maatschap voert onder meer aan dat uit het ontwerpplan voldoende blijkt dat de ontwikkeling is gericht op verbetering dan wel behoud van de milieukwaliteit en dat geen sprake is van onevenredige aantasting van de milieusituatie en/of de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing. De nieuwe stallen worden emissiearm uitgevoerd. Volgens de maatschap staan verder de kassen van de twee glastuinbouwbedrijven op een afstand van meer dan 25 m van de nieuwe stal. Deze afstand mag op grond van het rapport Stallucht en planten (…) toereikend worden geacht ter voorkoming van direct ammoniakschade.

Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich verder niet zonder nader onderzoek op het standpunt kunnen stellen dat het plan negatieve gevolgen heeft voor de bedrijfsuitoefening van de twee naastgelegen glastuinbouwbedrijven. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat wordt voldaan aan de in het rapport Stallucht en planten aanbevolen afstand van tenminste 50 m voor coniferen en ten minste 25 m voor andere tuinbouwgewassen. De rapport wordt als toetsingskader gebruikt voor het beoordelen van de gevolgen voor planten en bomen veroorzaakt door directe opname van ammoniak uit de lucht. Dat het rapport al meer dan 30 jaar oud is, maakt naar het oordeel van de Afdeling niet dat het niet meer als uitgangspunt mag worden genomen, nu geen gegevens zijn overgelegd dan niet meer van de aanbevelingen uit voornoemd rapport kan worden uitgegaan. (…) De stelling van de raad dat de glastuinbouwbedrijven moeten voldoen aan zeer strenge exporteisen op het gebied van milieukwaliteit en zij niet meer kunnen garanderen dat deze eisen gehaald worden als de in het ontwerpplan mogelijk gemaakte ontwikkeling doorgaat, is naar het oordeel van de Afdeling evenmin onderbouwd. (…) Het betoog slaagt.”

Lees meer in uitspraak ABRS 8 november 2017, no. 201702664/1/R1, r.o. 3.5 e.v.

omgevingsjurist

binnenstedelijk watersportgebied en geluid

Binnenstedelijk watersportgebied en geluidbinnenstedelijk watersportgebied

Het college van de gemeente Rotterdam heeft voor de omzetting van de Steigersgracht in een binnenstedelijk watersportgebied een omgevingsvergunning 1e fase verleend voor de activiteit afwijken van het bestemmingsplan. Het project Rif010 wordt een watersportgebied met een kunstmatig rif, schoon zwemwater en golven. De nadruk ligt op surfen. Naast de reguliere watersportactiviteiten worden er maximaal 12x per jaar grootschalige (sport)evenementen gehouden.

In de nabijheid van het plangebied bevinden zich woningen alsmede de kerk en het klooster van De Dominicanen. Zij kunnen zich niet vinden in de verlening van de vergunningen omdat zij vrezen voor onaanvaardbare geluidhinder.

De vraag die hier onder meer aan de orde is of het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het project wat geluid betreft geen onaanvaardbare gevolgen heeft voor de woningen, de kerk en het klooster. Het project houdt de oprichting van een inrichting in, waarvoor de geluidgrenswaarden uit artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit milieubeheer zullen gelden. Vaststaat dat de grenswaarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau uit artikel 2.17 op de gevel van een aantal nabij het project gelegen woningen zullen worden overschreden. Voor die woningen zijn daarom bij maatwerkvoorschrift op grond van het Activiteitenbesluit hogere grenswaarden vastgesteld. De hogere grenswaarden op de gevel leiden volgens het college niet tot een hoger binnenniveau in de woningen dan de in het Activiteitenbesluit genoemde etmaalwaarde van 35 dB(A).

De Afdeling stelt daarbij voorop dat het college zijn beoordeling op representatieve uitgangspunten dient te baseren en niet gehouden is om van een worstcase-scenario uit te gaan. Anders dan de rechtbank acht de Afdeling aannemelijk dat de exploitant van het project roepende en schreeuwende mensen op het buitenterras en in het water in voldoende mate kan corrigeren om overschrijding van een binnenniveau van 35 dB(A) te voorkomen. Lees meer in r.o. 4 e.v. van uitspraak ABRS 25 oktober 2017, no. 201605448/1/A1.

Meer weten over terrassen en een aanvaardbaar woon- en leefklimaat? Lees meer…

  • onderbouwing over geluid nodig of een akoestisch onderzoek?

omgevingsjurist

Stemgeluid terrassen en jurisprudentie

Stemgeluid terrassen en jurisprudentiestemgeluid terrassen

In de zomer zitten we meestal massaal buiten. Genieten van het mooie weer en om mensen te bekijken vanaf een terras. Als we zelf op een terras zitten ervaren we vaak geen overlast van geluid. Meestal vinden we dit stadsrumoer erg gezellig en bij een binnenstad horen. Het wordt echter anders als je er ook woont. De levendigheid kan dan zorgen voor geluidsoverlast voor de bewoners.

Steeds meer functiemenging leidt tot aantasting van woon- en leefklimaat van bewoners – Om geluidsoverlast van stemgeluid van terrassen te verminderen zou het prettig zijn als er meer afstand wordt gecreëerd tussen terrassen en woningen in binnensteden. Dit is echter theorie. Functies in de steden worden steeds meer vermengd met elkaar vanwege het streven naar verdichting en gemengde gebieden. Deze ontwikkeling is in volle gang. Dat staat echter vaak haaks op het streven naar een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in stedelijke gebieden. Hoewel de terrassen in de binnensteden in Nederland maar enkele maanden open zijn, worden de gevolgen voor de gezondheid van langdurige blootstelling aan overmatig geluid voor de bewoners worden naar mijn mening erg onderschat.

Interessant artikel over meten stemgeluid terrassen – Een interesssant artikel hierover is verschenen van F. Houtkamp in het tijdschrift Geluid van september 2017. Hierin wordt onder meer ingegaan op de te hanteren dosismaat bij het meten. Voldoet die nog wel?

Bij de vaststelling van bestemmingsplannen en het verlenen van omgevingsvergunningen die terrassen mogelijk maken, speelt het aspect stemgeluid en een aanvaardbaar (of goed) woon- en leefklimaat in elk geval een belangrijke rol. Over stemgeluid van terrassen is veel jurisprudentie verschenen.

Akoestisch onderzoek stemgeluid terrassen – wat dient onderzocht te worden?

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geeft het volgende aan:

In het kader van een goede ruimtelijke ordening komt bij de beoordeling van het woon- en leefklimaat vanwege de geluidbelasting ter plaatse van een woning betekenis toe aan alle relevante geluidsbronnen.” Zie ABRS 10 oktober 2017, no. 201608665/1/R1, r.o. 5.2.

Alle relevante geluidsbronnen is nogal ruim. Om die reden is het nogal lastig in de praktijk wat er concreet onderzocht dient te worden bij het meten van stemgeluid bij terrassen in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Enkele aanknopingspunten uit recente jurisprudentie:

Praktische tips voor bestemmingsplan

Naast goed akoestisch onderzoek is het ook erg belangrijk om eventuele maatregelen juridisch te borgen in het bestemmingsplan (of in de omgevingsvergunning). In een bestemmingsplan kan via een voorwaardelijke bepaling bijv. het volgende worden opgenomen in de planregels:

  • maximale omvang van een terras vastleggen. Terrassen hebben de neiging groter te worden bij mooi weer 🙂
  • geluidschermen en minimale hoogte vastleggen;
  • openingstijden terras opnemen.

Juridisch advies, ruimtelijke onderbouwing of akoestisch onderzoek nodig voor het mogelijk maken van een terras?

Bel 010- 268 0689 (kantoor) of mail naar info@omgevingsjurist.nl

omgevingsjurist

Spuitzone ook bij bestaande boomkwekerij onderzoeken

Spuitzone ook bij bestaande boomkwekerij onderzoekenspuitzone

Het bestemmingsplan in kwestie maakt een boomteeltbedrijf mogelijk met als nevenactiviteit een hoveniersbedrijf. Deze activiteiten waren per ongeluk niet bestemd in het geldende bestemmingsplan. Het gaat in dit geval dus om een bestaand bedrijf dat gelegaliseerd wordt. Voor de kwekerij wordt tevens de bouw van een loods mogelijk gemaakt.

Appellant woont naast het perceel en stelt overlast te ervaren van het bedrijf. Hij wijst er op dat er ten onrechte geen specifiek onderzoek is gedaan naar de gevolgen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen zo dicht bij zijn woonperceel. De gemeente heeft gebruik gemaakt van het algemene onderzoek van de WUR naar spuitzones uit 2012 dat voor de gehele gemeente is gemaakt en stelt verder dat dit een bestaande situatie betreft en dat de activiteiten van het bedrijf abusievelijk niet in het geldende bestemmingsplan waren opgenomen. Om die reden heeft de gemeente geen locatiespecifiek onderzoek uitgevoerd naar de spuitzone van het bedrijf.

De Afdeling overweegt als volgt: “Zoals de Afdeling eerder heeft geoordeeld betekent het enkele gegeven dat een bestaande situatie aan de orde is niet dat in het geheel geen betekenis behoeft te worden toegekend aan de milieuhygiënische gevolgen van een boomgaard voor de omgeving. Het laten voortbestaande van een bestaande historisch gegroeide situatie kan onder omstandigheden in strijd zijn met een goede ruimtelijke ordening, indien blijkt dat de nadelige gevolgen hiervan zo groot zijn dat deze in redelijkheid niet langer aanvaardbaar kunnen worden geacht. Dit is met name het geval indien de gezondheid van omwonenden niet kan worden gegarandeerd. 

Gezien de in het algemeen aan te houden spuitzone van 20 meter volgens het door de raad gehanteerde rapport, welke afstand in het geheel niet wordt gehaald, en vanwege het ontbreken van locatiespecifiek onderzoek, is de Afdeling van oordeel dat de raad er geen blijk van heeft gegeven zich ervan te hebben vergewist of in redelijkheid doorslaggevend belang kan worden toegekend aan het voortzetten van de gestelde bestaande situatie. Dat, naar de raad stelt, aan de rand van het perceel ter hoogte van de woning, de te bouwen loods is voorzien die eventuele drift kan weren is daarvoor onvoldoende. Bij de te hanteren spuitzone dient immers van de maximale planologische mogelijkheden te worden uitgegaan en de aanduiding staat een boomkwekerij toe tot aan de rand van het perceel toe. (…).”

Lees meer in uitspraak ABRS 16 augustus 2017, no. 20160477/1/R2.

Onderbouwing nodig over woningen bij spuitzones of advies over de borging in het bestemmingsplan? Bel de specialist in spuitzones:

omgevingsjurist

 

 

Geluidszone industrieterrein en akoestisch onderzoek bedrijven

Geluidszone industrieterrein en akoestisch onderzoek bedrijvengeluidszone industrieterrein

Het bestemmingsplan in kwestie voorziet in een actualisering van de bestemmingsplannen voor de bestaande industrieterreinen binnen de gemeente, en in de gewijzigde vaststelling van de geluidszone rondom deze terreinen als bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder (Wgh).

Appellanten betogen dat er ten onrechte goedkeuring is verleend aan de gewijzigde vastgestelde geluidszone industrieterrein rondom het industrieterrein. Zij voeren onder meer aan dat het plan voorziet in een toename van de geluidhinder voor omwonenden en dat de burgerwoningen binnen de geluidszone niet mogen worden uitgebreid. Het college heeft aan de goedkeuring van de geluidszone ten grondslag gelegd dat slechts het westelijke deel van de geluidszone rondom het industrieterrein is gewijzigd en dat voor 3 woningen rond dat industrieterrein hogere grenswaarden in de zin van de Wet geluidhinder zijn vastgesteld.

Uit het uitgevoerde akoestisch onderzoek blijkt dat ook bedrijven die zijn gelegen op gronden waarop de vestiging van Wgh-inrichtingen niet is toegestaan in het akoestisch onderzoek zijn betrokken. De Afdeling overweegt: “Het college en de raad hebben daarmee een onjuist uitgangspunt gehanteerd bij het bepalen van de ligging van de geluidszonegrens van 50 dB(A). Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (…) zijn in dit kader uitsluitend relevant de gronden waarop op basis van het plan inrichtingen kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken in de zin van de Wgh. Slechts de cumulatieve geluidsbelasting vanwege de bedrijven op die gronden dient op de zonegrens niet boven de 50 dB(A) te komen. Voor de aanwezige en eventuele nieuwe bedrijven op de overige gronden heeft de ligging ervan binnen een zone als bedoeld in artikel 40 van de Wgh derhalve geen betekenis. De aanduidingen ‘geluidszone’ en ‘grens van het plan’ betreffen de binnen- en buitengrenzen van de geluidszone op blad 2 van de plankaarten (…) zijn derhalve in strijd met artikel 40 van de Wgh vastgesteld.”

Zie uitspraak ABRS 20 mei 2009, no. 200708171/1/R1  

Vragen over akoestisch onderzoek en een goede ruimtelijke ordening?

omgevingsjurist