Definitie grondgebonden veehouderij bestemmingsplan

Definitie grondgebonden veehouderij bestemmingsplan

Het college van B&W heeft een omgevingsvergunning verleend voor de uitbreiding van een bestaande melkrundveehouderij. Vergund is een toename van het aantal dieren en het uitbreiden van de bestaande stal met 106 dierplaatsen. definitie grondgebonden veehouderij

Appellant betoogt in hoger beroep dat de veehouderij als een grondgebonden agrarisch bedrijf in de zin van het bestemmingsplan aan te merken. Volgens hem is het daarvoor niet voldoende dat het voer voor de veestapel in overwegende mate afkomstig is van de grond van het bedrijf. Indien dat wel zo zou zijn is volgens appellant evenmin sprake van grondgebondenheid omdat het bedrijf slechts beschikt over 57% van de grond die nodig is om het voer voor de veestapel volledig te produceren.

In het bestemmingsplan is de definitie grondgebonden veehouderij: “een agrarisch bedrijf dat is gericht op het houden van dieren en dat voor de bedrijfsvoering afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond die tot dat bedrijf behoort.”

In de planregels van het bestemmingsplan is niet bepaald wat onder afhankelijk moet worden verstaan. De Afdeling is van oordeel dat een redelijke uitleg van van de definitie met zich brengt dat afhankelijkheid niet betekent dat al het voer voor de veestapel afkomstig is van de grond die tot het bedrijf behoort. Het college van B&W heeft als richtlijn aangehouden dat ten minste 75% van het benodigde voer van de bij de veehouderij behorende gronden komt. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het college hier niet van zou mogen uitgaan.

Lees meer in r.o. 9.5 van uitspraak ABRS 22 maart 2017, no. 201601878/1/A1.

Plattelandswoning niet bij opgeheven agrarisch bedrijf

Plattelandswoning niet van toepassing bij opgeheven agrarisch bedrijf

In een bestemmingsplan heeft de gemeente voor een aantal locaties voor agrariërs in ruste de bestemming ‘Agrarisch-Grondgebonden’ opgenomen. In een eerdere uitspraak uit 2006 overwoog de Raad van State namelijk dat het blijven bewonen van een (voormalige) bedrijfswoning door een agrariër in ruste niet in strijd is met voornoemde bestemming. Hierbij is het van belang dat dit alleen geldt indien de oorspronkelijk bij het agrarisch bedrijf behorende gronden niet zijn verkocht en evenmin aan een derde in gebruik zijn gegegeven. 

In een uitspraak van 29 maart 2017 legt de Raad van State nog eens uit wat de achterliggende gedachte is bij een plattelandswoning: “de wettelijke regeling voor plattelandswoningen uit artikel 1.1a van de Wabo is niet van toepassing op de situatie dat de landbouwinrichting is opgeheven en vanwege de toegekende planologische bestemming ter plaatse ook niet meer kan worden (her)opgericht. In aanvulling hierop overweegt de Afdeling dat de wettelijke regeling voor de plattelandswoning wel toepassing kan vinden in een situatie waarbij de gronden waarop voorheen landbouwinrichting A werd geëxploiteerd en waarop nog steeds de daarbij van oudsher behorende (voormalige) bedrijfswoning A staat, worden betrokken bij een andere nabijgelegen landbouwinrichting B. De (voormalige) bedrijfswoning A wordt daarmee onderdeel van landbouwinrichting B. Uiteraard dient daarbij wel in ieder geval deugdelijk te worden gemotiveerd dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de (voormalige) bedrijfswoning A gewaarborgd blijft. Voorts moet in het bestemmingsplan duidelijk worden aangegeven dat toepassing is gegegeven aan artikel 1.1a van de Wabo en dient de relatie van de voormalige agrarische bedrijfswoning met het (nieuwe) bijbehorende agrarische bedrijf duidelijk te worden weergegeven in de planregels en/of op de verbeelding. Dat is noodzakelijk, omdat duidelijk moet zijn van welke landbouwinrichting de plattelandswoning onderdeel uitmaakt. Het voorgaande kan planologisch worden verankerd door bijvoorbeeld een agrarische bestemming toe te kennen aan de gronden waarop voorheen landbouwinrichting A (inclusief bijbehorende bedrijfswoning A) werd geëxploiteerd, waarbij aan de (voormalige) bedrijfswoning A een aanduiding ‘plattelandswoning’ wordt toegekend, met dien verstande dat in de planregels en/of verbeelding de relatie van de bedrijfswoning A wordt aangegeven met het agrarisch bedrijf dat wordt geëxploiteerd op de gronden waar voorheen landbouwinrichting A werd gedreven. (…). Lees meer in r.o. 4.4 van uitspraak ABRS 29 maart 2017, no. 201600689/1/R1

Meer weten over de plattelandswoning en het bestemmingsplan?

omgevingsjurist

 

Versterkte muziek beperken in bestemmingsplan

geluidVersterkte muziek beperken in bestemmingsplan

Harde muziek bij evenementen kan voor grote overlast zorgen voor de omgeving. Er komen meestal dan ook veelvuldig klachten binnen tijdens dergelijke evenementen. Vooral bij dance-festivals in stadsparken. Hoewel de bezoekers van deze festivals tijdens de zomermaanden veel plezier beleven, hebben de omwonenden het vaak zwaar te verduren.

In deze zaak heeft de gemeente een bestemmingsplan vastgesteld voor een recreatieterrein. Appellant woont zo’n 550 meter van het terrein en stelt in beroep dat hij hinder zal ervaren van de geluidsoverlast van de evenementen die er mogelijk worden gemaakt. versterkte muziek

Volgens hem zijn ten onrechte geen eindtijden in de planregels van het bestemmingsplan opgenomen om de versterkte muziek te beperken. Met name de bastonen kunnen overlast veroorzaken.

In de planregels van het bestemmingsplan heeft de gemeente naar aanleiding van een eerdere uitspraak opgenomen dat deze maximaal 8 uur per dag mogen plaatsvinden. Onder die omstandigheden is er volgens de Afdeling sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Hierin betrekt de Raad van State dat de woningen op vrij grote afstand liggen van het recreatieterrein. Het maximaal gemeten geluidniveau op de dichtst gelegen gevels is onder die omstandigheden relatief laag.

Zie verder de uitspraak ABRS 15 februari 2017, no. 201506855/3/R3

Voor vragen over geluid en het bestemmingsplan:

omgevingsjurist

VNG brochure bedrijven en milieuzonering en functiemenging

VNG brochure bedrijven en milieuzonering en functiemengingvng brochure bedrijven en milieuzonering

In een bestemmingsplan voor een centrumgebied wordt de herontwikkeling van een veilingterrein tot woningbouw mogelijk gemaakt. Appellanten zijn eigenaren van bedrijfspercelen die grenzen aan het plangebied. Zij vrezen voor belemmeringen in de bedrijfsvoering, een verminderde bereikbaarheid en parkeerproblemen. Verder betogen zij dat het plan de mogelijkheden tot herontwikkeling van hun percelen te veel belemmert. Ze geven daarnaast aan dat ten onrechte geen akoestisch onderzoek is verricht naar de feitelijke situatie.

De gemeente heeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan gekozen voor de systematiek van functiemenging uit de VNG brochure bedrijven en milieuzonering. In die systematiek zijn bedrijven van categorie A toelaatbaar als ze aanpandig zijn aan woningen. Bedrijven van categorie B zijn toelaatbaar als ze bouwkundig zijn afgescheiden van woningen. De VNG brochure bedrijven en milieuzonering stelt daarbij geen eisen aan de afstand tot de woningen. De systematiek is beschreven in par. 2.3 en par. 4.4 van de VNG brochure.

De enige bestemmingen in het plangebied zijn de bestemmingen Wonen en Verkeer. Andere in de VNG brochure genoemde functies, zoals winkels en horeca, zijn binnen het plangebied niet toegestaan.

De Raad van State geeft het volgende aan: “Naar het oordeel van de Afdeling vormt het plangebied een woongebied met een zodanig aantal woningen en een zodanige oppervlakte, dat het niet kan worden aangemerkt als deel van een gebied met functiemenging. Dat rond het plangebied verschillende functies zijn gevestigd, maakt dat niet anders. Een gebied met functiemenging is in de VNG brochure namelijk beschreven als een gebied met een variatie aan functies en de Afdeling leidt onder meer uit de afbeelding op p. 63 van de VNG-brochure af dat de functies binnen dat gebied elkaar tenminste in enige mate moeten afwisselen. Dat is hier niet het geval, nu het gaat om een gebied van ongeveer 1,4 hectare met uitsluitend een woonfunctie waarbij alleen aan de randen van dat gebied naast wonen ook andere functies aanwezig zijn.”

Les uit deze uitspraak: beschrijf heel goed de kwalificatie van het betreffende gebied. Gaat het om een gemengd gebied, een rustige woonwijk of buitengebied of een gebied met functiemenging. Onderbouw waarom en maak daarbij gebruik van luchtfoto’s en andere illustraties.

Meer weten over de VNG-brochure? Bel Marian Harberink via 06-55897008 of mail naar info@omgevingsjurist.nl.

Zie voor de uitspraak ABRS 16 november 2016, no. 201604215/1/R6

 

 

Spuitzones fruitteelt gewasbeschermingsmiddelen beperken in bestemmingsplan

Spuitzones fruitteelt – gebruik gewasbeschermingsmiddelen beperken in bestemmingsplanspuitzones fruitteelt

Over spuitzones fruitteelt en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen zijn al vele uitspraken verschenen. Daaruit blijkt dat er veel misverstanden bestaan bij het meten van de afstanden tussen een gevoelige functie, zoals een woning, en een boomgaard.

Dit blijkt weer eens uit een uitspraak over spuitzones van de Raad van State van 19 oktober 2016, no. 201600820/1/R1. De fruitteler in kwestie betoogt in beroep dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met de spuitzone rondom zijn fruitteeltbedrijf. Er is niet vanaf de perceelsgrens gemeten omdat de gronden direct grenzend aan de perceelsgrens nu niet in gebruik zijn voor fruitteelt en voor de aanleg van boomgaarden een aanlegvergunning nodig is.

Dit laatste blijkt niet juist te zijn. Voor het aanleggen van een boomgaard is een aanlegvergunning nodig, maar voor het aanleggen van fruitstruiken is dit niet vereist. Voor dergelijke fruitstruiken die tussen de 200 en 250 cm hoog kunnen worden, worden gewasbeschermingsmiddelen gebruikt.

De Raad van State overweegt: “Zoals reeds eerder is overwogen (…) is met het planologisch toestaan van het gebruik van de gronden voor het kweken van fruitstruiken in beginsel ook het gangbare gebruik van bestrijdingsmiddelen toegestaan. Aan het gebruik van bestrijdingsmiddelen kunnen echter beperkingen worden gesteld in de planregels, indien dat vanuit ruimtelijk oogpunt noodzakelijk wordt geacht. Het perceel van appellant is evenwel niet in dit plan betrokken  waardoor in dit plan geen beperkingen aan het gebruik van bestrijdingsmiddelen zijn gesteld. (…) De raad heeft betoogd dat de mogelijkheden van appellant om de fruitstruiken ter plaatse van de gronden tot aan zijn perceelsgrens te bespuiten nu al worden ingeperkt door artikel 6:162 van het BW. Het bespuiten van de fruitstruiken ter plaatse van deze gronden mag er immers niet toe leiden dat de gebruiksmogelijkheden van het tegenover gelegen perceel, waarop thans een school is gevestigd, ontoelaatbaar wordt beperkt. Wat daar ook van zij, op grond van het ter plaatse vigerende bestemmingsplan is het appellant toegestaan zijn gronden ten volle te benutten ten behoeve van de fruitteelt. Gelet op het voorgaande had er in het rapport vanuit moeten worden gegaan dat appellant fruitstruiken kan aanleggen en bespuiten tot aan zijn perceelsgrens. Om die reden is ten onrechte niet vanaf de perceelsgrens van appellant gemeten.”

Marian Harberink is gespecialiseerd in onderbouwing van zonering (spuitzones) rondom boomgaarden en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Bel voor vragen 06-55897008.

geluid evenementen en bestemmingsplan

Geluid evenementen en bestemmingsplangeluid evenementen

Geluidhinder van kortdurende evenementen kan tot grote overlast leiden voor buurtbewoners. Verwachte geluidhinder van evenementen wordt in de gemeentelijke praktijk meestal wel onderzocht via een akoestisch onderzoek. De evenementenvergunning wordt vrijwel altijd verleend. Daarna moet meestal voor het evenement nog een omgevingsvergunning worden verleend, omdat het gebruik meestal niet past in het geldende bestemmingsplan. Ook in het ruimtelijk spoor speelt geluid een rol. Dit is vaak mosterd na de maaltijd: kan de gemeente de benodigde omgevingsvergunning nog weigeren na het verlenen van de evenementenvergunning? Theoretisch wel, in de praktijk is dit echter niet goed uit te leggen richting initiatiefnemer. Met de evenementenvergunning in de hand, wordt meestal vlak voor de tijd nog even een omgevingsvergunning aangevraagd. Het is dus belangrijk om het traject voor de evenementenvergunning goed af te stemmen met de vergunningverleners van de Wabo, (maar dit terzijde). Nog beter is het om in het bestemmingsplan zelf regels op te nemen voor een evenement.

Geluid evenementen en bestemmingsplan: welke aspecten van geluid kunnen geregeld worden in een bestemmingsplan? In planregels van een bestemmingsplan kunnen alleen ruimtelijk relevante aspecten worden geregeld. Het moet vanuit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening relevant zijn, zoals bijv.:

  • maximale aantallen bezoekers
  • aantal evenementen per jaar
  • soort evenement
  • eindtijden muziekevent
  • geluidsoverlast vanwege bezoekers
  • aanvaardbaar woon- en leefklimaat nabije woningen, etc.

Welke geluidsaspecten van evenementen worden geregeld in de APV?

In de APV zijn regels opgenomen over handhaving van de openbare orde binnen een gemeente. De evenementenvergunning (artikel 2.2.2 model-APV) kan geweigerd worden in het belang van:

  • de openbare orde
  • het voorkomen of beperken van overlast
  • de verkeersveiligheid of de veiligheid van personen of goederen
  • de zedelijkheid of gezondheid
  • het woon- en leefklimaat.

Aantal onderdelen van de APV hebben ook ruimtelijke relevantie. Geluidsoverlast van luidsprekers kan met een APV-vergunning worden voorkomen. Geluidsoverlast vanwege vertrekkende bezoekers echter niet. Indien er sprake is van mogelijke overlast van luidruchtige bezoekers voor omliggende woningen, kan dit leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat voor deze bewoners van woningen. Dit onderdeel moet dan ook in het ruimtelijk spoor worden geregeld.

Hoe geluid te regelen in het bestemmingsplan?

Om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te garanderen voor omwonenden is het noodzakelijk om in de planregels beperkingen op te leggen ten aanzien van bijv. aantal evenementen, soort evenementen, maximum aantal bezoekers, etc. Ook het verbieden van bepaalde evenementen kan hierbij een optie zijn. De Raad van State is vrij streng: in verband met het rechtszekerheidsbeginsel kan niet worden volstaan met een globale regeling voor een terrein waar evenementen mogelijk worden gemaakt.

Het is dus bij het opstellen van een bestemmingsplan belangrijk om goed in beeld te brengen welke evenementen wenselijk zijn, welke aantallen bezoekers het evenement zal aantrekken en de frequentie van het evenement. Ook de verkeersbewegingen moeten goed in beeld worden gebracht. Een popfestival heeft een ander effect op de omgeving dan een braderie of boekenmarkt.

Recente uitspraken over geluid evenementen en bestemmingsplan

  • ABRS 1 juni 2016, no. 201506855/1/R4 – eindtijden muziekevent opnemen in planregels
  • ABRS 13 juli 2016, no. 201506445/1/A3 – handhaafbare en concrete geluidnorm opnemen in evenementenvergunning

Vragen of wilt u meer weten over welke ‘geluidaspecten’ bij evenementen ruimtelijk relevant zijn? Bel Marian Harberink via 06-55897008 of mail naar info@omgevingsjurist.nl

Richtafstanden VNG-brochure zijn indicatief

Richtafstanden VNG-brochure zijn indicatief voor goede ruimtelijke ordening

Bij het bepalen van een toepasselijke richtafstand moeten worden uitgegaan van de hoogste richtafstanden VNG-brochuremilieucategorie die planologisch gezien op de percelen mogelijk wordt gemaakt. Hierbij is het belangrijk om te checken of de aanduidingsvlakken op de verbeelding van een bestemmingsplan overeen komen met de perceelsgrenzen van het bedrijventerrein. Er moet namelijk worden gemeten vanaf de gevel van een gevoelige bestemming tot aan de grens van het bestemmingsvlak dat de bedrijvigheid mogelijk maakt.

Richtafstanden VNG-brochure zijn indicatief voor een goede ruimtelijke ordening. Dat wil zeggen dat er van kan worden afgeweken, mits, zoals de Afdeling het aangeeft ‘zorgvuldig voorbereid en onderbouwd‘.

In een uitspraak van 5 oktober 2016 van de Raad van State was er sprake van een functiewijziging van de bestemming Bedrijf naar Gemengd. Op een locatie in het plangebied is voorzien in studentenhuisvesting. De plaatselijke ondernemersvereniging brengt in beroep naar voren dat ze vreest dat door de komst van de studentenhuisvesting op het bedrijventerrein de daar gevestigde bedrijven beperkt zullen worden in hun bestaande en toekomstige bedrijfsvoering. De raad heeft ter plaatse van het meest geluidproducerende bedrijf geluidsmetingen verricht. Volgens de raad liggen de bestaande woonwijken op ongeveer gelijke afstand van het bedrijf. Verder liggen er op kortere afstand bedrijfswoningen, die woningen kunnen volgens de raad als maatgevend worden beschouwd. Verder ligt er afschermende bebouwing tussen het perceel van het bedrijf en de voorziene studentenhuisvesting. Ook vinden de activiteiten van het bedrijf hoofdzakelijk inpandig plaats. Een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de voorziene studentenhuisvesting is daarom gewaardborgd, aldus de raad. De Raad van State oordeelt dat deze aannames te kort door de bocht zijn en onzorgvuldig zijn onderzocht.

Voor vragen over bedrijven en milieuzonering, neem contact op met mr. Marian Harberink. Bel 06-55897008.

Geluidbelasting parkeerterrein en bestemmingsplan

Geluidbelasting parkeerterrein en bestemmingsplan

De gemeente Venlo heeft een nieuw bestemmingsplan voor het centrum van Blerick opgesteld. Het bestemmingsplan maakt de uitbreiding van een supermarkt mogelijk. Volgens het uitgevoerde akoestisch onderzoek is er sprake van een aanvaardbare geluidbelasting als er een geluidscherm rondom het parkeerterrein wordt aangelegd. geluidbelasting-parkeerterrein

Volgens appellanten is in het akoestisch onderzoek ten onrechte niet uitgegaan van een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden. In het akoestisch onderzoek is ervan uitgegaan dat het voorziene parkeerterrein zal worden bestraat met een vlakke verharding van dicht asfalt of akoestisch vergelijkbaar materiaal. Voorts is ervan uitgegaan dat stille winkelwagens, winkelwagens met een rubberen loopvlak, zullen worden gebruikt. Verder is ervan uitgegaan dat vrachtwagens niet van het voorziene parkeerterrein gebruik zullen maken.

Geluidbelasting parkeerterrein verzekeren in bestemmingsplan In het plan is volgens appellanten niet verzekerd dat het voorziene parkeerterrein zal worden bestraat met asfalt en dat stille winkelwagens zullen worden gebruikt. Verder is ook niet verzekerd dat het terrein niet zal worden gebruikt door vrachtwagens.

Volgens de gemeente is een overeenkomst gesloten met de eigenaar van het parkeerterrein. In die overeenkomst is bepaald dat op het voorziene parkeerterrein alleen asfalt dan wel klinkers met een beperkte voegovergang mogen worden gebruikt. Het overige is niet in de overeenkomst geregeld.

De Afdeling overweegt: “Met de overeenkomst tussen de raad en de belanghebbende is onvoldoende planologisch geborgd dat het parkeerterrein zal worden gebruikt overeenkomstig de in het akoestisch rapport gehanteerde uitgangspunten. Appellanten kunnen naleving van die overeenkomst immers niet afdwingen. Nu in het plan het gebruik van asfalt dan wel klinkers met beperkte voegovergang en stille winkelwagens niet is voorgeschreven en evenmin is voorzien dat vrachtwagens geen gebruik maken van het voorziene parkeerterrein, moet worden vastgesteld dat in het akoestisch onderzoek in zoverre niet is uitgegaan van de maximale planologische mogelijkheden.”

Zie uitspraak ABRS 28 september 2016, no. 201501866/3/R6

Geurhinder recreatiewoning en woon- en leefklimaat

Geurhinder recreatiewoning en woon- en leefklimaatgeurhinder recreatiewoning

Een eigenaar van een recreatiewoning nabij een veehouderij heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de gemeente om de woning niet te wijzigen naar een woonbestemming.

De gemeente geeft aan dat het toekennen van een woonbestemming niet mogelijk is. De recreatiewoning ligt namelijk binnen de geurcontour van de nabij gelegen veehouderij. Het plangebied ligt buiten de bebouwde kom en in een concentratiegebied als bedoeld in artikel 1 van de Wet geurhinder en veehouderij. De geurbelasting ter plekke van de recreatiewoning bedraagt 15,7 OU/m³.

Geurhinder recreatiewoning en bestemmingsplan – De Raad van State zegt er het volgende over: “De normen met betrekking tot geurbelasting ingevolge de Wet geurhinder en veehouderij zijn van toepassing bij de vergunningverlening aan veehouderijen en werken niet rechtstreeks bij de vaststelling of de beoordeling van een bestemmingsplan in het kader van de Wet ruimtelijke ordening. Het feit dat de voor de vergunningverlening geldende norm wordt overschreden, betekent dus niet dat ter plaatse geen sprake kan zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Uit het bestreden besluit blijkt dat de raad slechts heeft geconstateerd dat de geurnorm voor vergunningverlening wordt overschreden. Hiermee heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling niet gemotiveerd waarom ter plaatse van de recreatiewoning geen sprake kan zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Derhalve slaagt het beroep.” 

Het is dus belangrijk om ook altijd een aparte onderbouwing te maken of er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Zie uitspraak ABRS 27 juli 2016, no. 201507647/1/R2.

Verschil definitie woning en hoofdgebouw in bestemmingsplan

Verschil definitie woning en hoofdgebouw in bestemmingsplan

De gemeente Monster heeft een uitwerkingsplan vastgesteld. Het uitwerkingsplangebied heeft betrekking op de bestemming ‘Uit te werken woondoeleinden’, en voorziet in 5 kleine uitgeefbare kavels met bijbehorende infrastructuur ten behoeve van 5 tot 8 onder zelfrealisatie te bouwen woningen. definitie woning

Appellant betoogt in beroep dat het uitwerkingsplan 16 woningen in plaats van 8 woningen mogelijk maakt. De gemeente geeft aan dat met hoofdgebouwen woningen bedoeld zijn en dat dit ook uit de toelichting van het uitwerkingsplan blijkt.

Definitie woning in bestemmingsplan: een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van een huishouden.

De Raad van State overweegt als volgt: “Vast staat dat is beoogd in het plangebied maximaal 8 woningen toe te staan. Uit (…) de planregels volgt naar het oordeel van de Afdeling dat maximaal 8 hoofdgebouwen zijn toegestaan. De planregels sluiten echter niet uit dat in een hoofdgebouw meerdere woningen als bedoeld in (…) de planregels worden gerealiseerd, nu in een hoofdgebouw meerdere complexen van ruimten die blijkens de indeling en inrichting bestemd zijn voor de huisvesting van een huishouden aanwezig kunnen zijn. In zoverre bestaat er een discrepantie tussen wat de planregels mogelijk maken en de bedoeling van het college. Het betoog slaagt (…)”.

Definitie woning en hoofdgebouw opnemen in bestemmingsplan/uitwerkingsplan. Uit deze uitspraak blijkt dat het belangrijk is om goede afgebakende definities op te nemen van de termen die worden gebruikt in de planregels. Dit klinkt weliswaar als een open deur, maar het wordt in de praktijk vaak vergeten. Let er dus goed op. Appartementen zijn immers ook woningen, die mogelijk kunnen worden gemaakt in een hoofdgebouw. Lees meer in de uitspraak van 8 juni 2016, no. 201506677/1/R4