Hogere grenswaarde geluid en cumulatie
Het college van b&w heeft een hogere grenswaarde geluid als bedoeld in artikel 110a van de Wet geluidhinder (Wgh) vastgesteld voor de reconstructie van een weg. Appellant betoogt dat in dit besluit ten onrechte niet is ingegaan op de gecumuleerde geluidbelasting bij zijn woning. Het college geeft aan dat gekeken is naar de cumulatieve geluidbelasting, waarbij gedifferentieerd is naar gevel. Volgens het college is geconstateerd dat de geluidbelasting vanwege de weg, in welke zone de woning van appellant is gelegen, op alle gevels lager is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB in de Wgh. Volgens het college kon op basis hiervan een afweging met betrekking tot cumulatie achterwege blijven.
Volgens de Raad van State had deze afweging wel gemaakt moeten worden: “De omstandigheid dat het geluid vanwege de N236 de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet overschrijdt is ook geen reden om deze afweging niet te maken.”
Aftrek van 2 dB toepassen? Daar is er in beroep betoogt dat er bij de bepaling van de geluidbelasting op de gevel geen rekening had mogen worden gehouden met een aftrek van 2 dB.
De Afdeling overweegt als volgt: “dat de geluidbelasting op de gevel berekend moet worden zonder de aftrek als bedoeld in artikel 110g van de Wgh. Dit volgt uit artikel 3.4, eerste lid, onder e, van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012. Ingevolge dit artikel bedraagt de toe te passen aftrek op de geluidbelasting vanwege een weg, van de gevel van woningen of van andere geluidgevoelige gebouwen tot 1 juli 2018 0 dB bij toepassing van artikel 112 van de Wgh. (…) Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat het besluit tot vaststelling van hogere waarden is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid. Het betoog slaagt.”
Lees meer in r.o. 7 van uitspraak ABRS 5 oktober 2016, no. 201509481/1/R1