Oude bestemmingen in nieuw bestemmingsplan niet zo maar overnemen

Oude bestemmingen in nieuw bestemmingsplan niet zo maar overnemen

In de praktijk wordt dit meestal wel gedaan. Zeker bij een groot plangebied is het nagenoeg onmogelijk om alle percelen individueel na te lopen en te controleren. Onderstaande uitspraak van de Afdeling van 12 juni 2013 bewijst weer eens dat deze controle toch niet overbodig is.

In het algemeen geldt: “bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend.”

In dit specifieke geval ging het om een bestemming met maatschappelijke doeleinden. Appellanten gaven in beroep aan dat de maximaal toegestane bouwhoogte te groot is en dat het plandeel zal leiden tot een vermindering van de lichtval in hun woningen en het zicht vanuit hun woningen. De toegelaten maximumbouwhoogte bedraagt 15 m, terwijl de feitelijke aanwezige bebouwing tussen de 6 en 10 m hoog is. De raad heeft volgens hen hierbij aangesloten bij de maximale bouwmogelijkheden van het vorige plan zonder te beoordelen of de maximaal toegestane bouwhoogte aanvaardbaar is in de huidige situatie.

Volgens de Afdeling heeft de raad hiermee miskend dat hij bij de vaststelling van een plan moet beoordelen of de bestaande bouwmogelijkheden nog in overeenstemming zijn met een goede ruimtelijke ordening of dat gewijzigde omstandigheden en inzichten aanleiding geven tot wijziging van de voorheen geldende maximaal toegestane bouwhoogte. Hier komt bij dat tegenover de woningen van appellant en anderen in de feitelijke bestaande situatie bebouwing aanwezig is met een hoogte van 6 m tot 10 m en de raad in zijn verweerschrift en ter zitting te kennen heeft gegeven dat er geen concrete plannen zijn met betrekking tot deze gronden en dat naar het zich laat aanzien het daar staande kerkgebouw zal worden gehandhaafd. Onder deze omstandigheden is het niet aannemelijk dat binnen de planperiode gebruik zal worden gemaakt van de mogelijkheden die het plandeel biedt met betrekking tot de maximaal toegestane bouwhoogte. Gelet op het vorenstaande heeft de raad onvoldoende beoordeeld of de bouwmogelijkheden onder het vorige plan in de huidige situatie nog in overeenstemming zijn met een goede ruimtelijke ordening.”

 

 

Handreiking Wet geurhinder en veehouderij bij motivering afstanden tussen woningen en intensieve veehouderij

Handreiking Wet geurhinder en veehouderij bij motivering voor afstanden tussen woningen en intensieve veehouderij

De gemeente heeft een projectbesluit met bouwvergunning verleend voor de bouw van 3 stallen, een loods, mestopslagsilo’s en een sleufsilo voor een intensieve veehouderij van meer dan 10.000 varkens.

Appellant stelt in beroep dat het bouwplan zal leiden tot een onaanvaardbare geurhinder en dat hij ernstig in zijn woongenot zal worden aangetast. Volgens hem heerst er ter plaatse van zijn woning een slecht woon- en leefklimaat. Dit blijkt volgens hem uit de ‘Handreiking bij Wet geurhinder en veehouderij’, bijlagen 6 en 7. Deze praktische Handreiking is te downloaden via de website van Infomil. Al in een eerdere uitspraak van 25 januari 2012, no. 201008833/1/R1 accepteerde de Afdeling het gebruik hiervan ter facilitering van het bevoegd gezag. Dit blijkt nu bestendige jurisprudentie te zijn en dat is voor de praktijk erg prettig.

Zie uitspraak ABRS 3 april 2013, no. 201204483/1/A1

 

Maximale planologische mogelijkheden en akoestisch onderzoek

In akoestisch onderzoek vanwege geluid en een goede ruimtelijke ordening uitgaan van maximale planologische mogelijkheden in bestemmingsplanakoestisch onderzoek

Het betreffende uitwerkingsplan maakt de bouw van een hotel, restaurants, commerciële ruimten en een ondergrondse parkeergarage mogelijk. Volgens appellant zal het uitwerkingsplan een onaanvaardbare geluidhinder met zich brengen nu zijn woning direct grenst aan het plangebied.

De Afdeling overweegt:Op basis van dit rapport kan echter niet worden geconcludeerd dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening sprake zal zijn van een aanvaardbare geluidsituatie. In dat kader moeten immers de maximale planologische mogelijkheden worden bezien, zonder uitzondering van relevante geluidsbronnen. Vast staat dat in het akoestische onderzoek de gecumuleerde geluidbelasting van verschillende geluidsbronnen niet is bezien. In het deskundigenbericht is dat wel gebeurd, maar daarbij is tevens aangegeven dat er daarbij van uit is gegaan dat muziekgeluid van het terras en installatiegeluid geen wezenlijke bijdrage leveren aan het gecumuleerde geluidsniveau. Nu het uitwerkingsplan aan de rustige achterzijden van de woonpercelen aan de Bergstraat en direct grenzend aan het woonperceel van appellant een buitenterras voor de voorziene horecabedrijven mogelijk maakt en niet is gebleken dat hiervan is uitgegaan in het akoestische rapport en het deskundigenbericht, is niet uit te sluiten dat de akoestische gevolgen van het terras zijn onderschat. Daarnaast is ten onrechte geen rekening gehouden met geluid van installaties voor luchtzuivering en airco, terwijl het plan voorziet in onder meer een hotel en een ondergrondse parkeergarage, waarbij dergelijke installaties gebruikelijk zijn. Dit klemt des te meer, nu de afstanden tot de omliggende percelen (…) betrekkelijk kort zijn en in de Ontwikkelingsvisie (…) is opgenomen dat de achterzijde en binnenterreinen relatieve rust en stilte uitstralen in het belang van omwonenden”. 

Zie uitspraak ABRS 3 april 2013, no. 201202100/1/R3.

omgevingsjurist

Kamerverhuur woning onbeperkt mogelijk maken binnen bestemming ‘Wonen’ in strijd met goede ruimtelijke ordening

Kamerverhuur woning: Het onbeperkt mogelijk maken van kamerverhuur binnen bestemming ‘Wonen’ is in strijd met een goede ruimtelijke ordening

Appellant kan zich niet verenigen met de bestemming ‘Wonen’ die aan de gronden is toegekend in samenhang met de definities van ‘woonhuis’ en ‘woning’. Volgens hem is deze regeling in strijd met een goede ruimtelijke ordening en de zorgvuldigheid, omdat deze kamerverhuur mogelijk maakt bij ieder woonhuis en geen beperking stelt aan het aantal kamers dat per woonhuis mag worden verhuurd.

De gemeente stelt dat ervoor gekozen is om de ruimtelijke afweging en regulering van kamerverhuur voortaan alleen nog te laten plaatsvinden via de gemeentelijke huisvestingsverordening.

De Afdeling overweegt: Zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 16 maart 2011, in zaak no. 201006022/1/R1, kan het aantal bewoners van een pand dat voor kamerverhuur is bestemd ruimtelijk relevant, worden geacht voor en van invloed zijn op het woon- en leefklimaat van de omgeving. Hierbij zijn factoren als parkeerdruk en (geluid)overlast van belang. Uit de uitspraak van de Afdeling van 8 februari 2012, in zaak nr. 201107961/1/A1, volgt dat een ruimtelijk relevant verschil bestaat tussen bewoning van een pand door studenten en door een gezin; de ruimtelijke uitstraling verschilt, reeds gelet op de leeftijdssamenstelling en het levensritme van de onderscheiden bewoners. (…)

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan gaat het om de beoordeling en afweging of een bestemming van die kamerbewoning toestaat dan wel uitsluit vanuit ruimtelijk oogpunt is aangewezen. Deze beoordeling en afweging is een andere dan de afweging die plaatsvindt bij het beoordelen van de vraag of in een concreet geval voor een woonruimte al dan niet een omzettingsvergunning op grond van de Huisvestingswet en – verordening kan worden verleend. (…)

Door, onder verwijzing naar de Huisvestingsverordening in de plantoelichting, in het plan kamerverhuur binnen de bestemming ‘Wonen’ zonder ruimtelijke afweging als bedoeld in artikel 3.1 van de Wro in elke woning onbeperkt mogelijk te maken, wordt dan ook niet voldaan aan het in artikel 3.1 van de Wro neergelegde vereiste dat bij het bestemmingsplan ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in het plan begrepen grond wordt aangewezen.”

Zie uitspraak 10 april 2013, no. 201202768/1/R4

 

geluidsoverlast kinderen en goede ruimtelijke ordening

Geluidsoverlast kinderen en goede ruimtelijke ordening

De gemeenteraad heeft bij de afweging of er al dan niet sprake is van ernstige geluidsoverlast vanwege spelende kinderen in kader van goede ruimtelijke ordening beoordelingsvrijheid

Spelende kinderen en een goede ruimtelijke ordening: het blijft de gemoederen bezig houden.

Het bestemmingsplan in kwestie maakt een speelplaats voor kinderen mogelijk. De speelplek is voorzien op een afstand van 50 meter van woningen. In het bestemmingsplan is de speelplek als zodanig aangeduid. In de planregels staat dat sport- en speelvoorzieningen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘speelvoorziening’.

De gemeente heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidseffecten van spelende kinderen op de omgeving. Appellant voert onder meer aan dat in het rapport ten onrechte geen rekening is gehouden met een straffactor van 5 dB(A) voor impulsgeluid veroorzaakt door het schoppen tegen een voetbal.

De Afdeling overweegt: Wat betreft het betoog van appellant dat ten onrechte niet een straffactor van 5 dB(A) is toegepast voor het geluid van het schoppen tegen een voetbal omdat dit een impulsgeluid betreft, wordt overwogen dat volgens de Handleiding impulsgeluid uit geluidstoten bestaat die minder dan één seconde  duren en met enige regelmaat voorkomen, zoals het geluid van een stansmachine. Het geluid van het schoppen tegen een voetbal kan daarmee niet worden vergeleken, zodat niet een straffactor van 5 dB(A) behoefde te worden toegepast. (…)

De raad behoefde daarbij geen aansluiting te zoeken bij de richtlijnen die in de Handreiking in het kader van de beoordeling van industrielawaai worden gehanteerd voor een rustige woonwijk, nu de raad ten aanzien van de vraag of de geluidoverlast als gevolg van menselijk stemgeluid ernstig is beoordelingsvrijheid toekomt. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de geluidoverlast als gevolg van spelende kinderen niet ernstig zal zijn. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de afstand van 50 meter van de voorziene speelvoorziening tot de woningen overeenkomt met de richtafstand van 50 meter die in de VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ wordt aanbevolen voor een veldsportcomplex met verlichting”. 

Zie uitspraak ABRS 20 maart 2013, no. 201109654/1/R1

omgevingsjurist

30 km-zone en goede ruimtelijke ordening

30 km-zone en goede ruimtelijke ordening – Indien sprake is van een 30 km-zone wil dit nog niet zeggen dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening30 km-zone en goede ruimtelijke ordening

Het blijft oppassen bij bestemmingsplannen waarin een 30 km-zone weg en woningen mogelijk worden gemaakt. Hierbij wordt vaak gedacht dat er geen akoestisch onderzoek nodig is, omdat op een dergelijke weg de Wet geluidhinder niet van toepassing is, en dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Uit de uitspraak van 13 februari 2013 van de Afdeling blijkt dat er wel degelijk onderzoek nodig kan zijn voor 30 km-wegen.

De Afdeling overweegt: “Dat hoewel de Wet geluidhinder daartoe niet verplicht, ook in het geval een 30 km-zone is ingesteld, moet worden nagegaan of de geluidbelasting in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Daargelaten of voor de Van Poelgeestlaan en Vronkenlaan reeds een verkeersbesluit is genomen om de wegen als 30 km-zone in te richten, is de Afdeling van oordeel dat de raad zich, gelet op de uitkomsten van het akoestisch onderzoek, niet zonder meer op het standpunt heeft kunnen stellen dat de geluidbelasting als gevolg van het wegverkeer op voornoemde wegen bij een rijsnelheid van 30 km/uur tot een zodanige afname van de geluidbelasting zal leiden op de nieuwbouw (…) dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet zal worden overschreden, dan wel in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening kan worden geacht. Dat de geluidbelasting blijft onder de maximale ontheffingswaarde op grond van de Wet geluidhinder, doet hier niet aan af.”

Zie uitspraak ABRS 13 februari 2013, no. 201004275/1/R4.

omgevingsjurist

wijzigingsbevoegdheid terras – ten onrechte in akoestisch onderzoek niet mogelijkheid onderzocht van horeca met terras

Wijzigingsbevoegdheid terras – Vergeet bij opname wijzigingsbevoegdheid in bestemmingsplan niet een akoestisch onderzoek uit te voeren voor een horeca met terras

Het is inmiddels vaste jurisprudentie dat de mogelijkheden die een wijzigingsbevoegdheid in een bestemmingsplan zijn voorzien op voorhand moeten worden getoetst aan het criterium ‘een goede ruimtelijke ordening’.

In dit geval was in een bestemmingsplan de wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het college van b&w voor het wijzigen van horeca 3 naar horeca 1. Na de wijziging is het mogelijk om een horeca met terras te vestigen. Dit was voorheen niet toegestaan.

De Afdeling overweegt:  “Ingevolge de Horecanota is bij een horecabedrijf met ten hoogste categorie 1 de exploitatie van een terras mogelijk. De wijzigingsvoorwaarden sluiten de mogelijkheid van een terras niet uit. De raad heeft bij de vaststelling van het plan ten onrechte niet bezien of een maximale invulling van de wijzigingsbevoegdheid ingevolge artikel (…) van de planregels (…) planologisch aanvaardbaar is.”

Zie uitspraak ABRS 12 december 2012, no. 201200992/T1/R1

Plattelandswoning bestemmingsplan – Wet plattelandswoningen treedt 1 januari 2013 in werking

Plattelandswoning bestemmingsplan – Wet plattelandswoningen treedt op 1 januari 2013 in werking

Er komt wat meer (enigszins vervuilde) lucht voor bewoners van voormalige agrarische bedrijfswoningen.

De wet regelt 2 belangrijke zaken:

  • het planologische regime wordt bepalend voor de bescherming van een gebouw tegen negatieve milieueffecten en niet langer het feitelijke gebruik;
  • voormalige agrarische bedrijfswoningen worden niet langer beschermd tegen milieugevolgen van het bijbehorende agrarische bedrijf.

Volgens de MvT bij de wet is het nadeel van  functiemenging in het buitengebied dat agrarische functies en burgerfuncties elkaar in de weg zitten vanwege milieuregelgeving. Dat komt met name omdat in diverse milieuregelgeving het feitelijk gebruik van gronden en opstallen bepalend is voor de mate van milieubescherming, ongeacht of dat gebruik in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan.

Voor de gemeente is het mogelijk om de woning in het bestemmingsplan aan te duiden als ‘plattelandswoning’ of ‘voormalige agrarische bedrijfswoning’. Dit houdt in dat de voormalige agrarische bedrijfswoning weliswaar gebruikt mag worden voor burgerbewoning, maar dat de woning niet beschermd wordt tegen negatieve milieugevolgen van het bijbehorende agrarische bedrijf inzake geuroverlast, geluidoverlast of fijn stof.

>

Let op! Een goede ruimtelijke ordening speelt ook bij de plattelandswoning een rol

Hoewel door aanpassing van de betreffende wetgeving, zoals Wabo, Wet geurhinder en veehouderij en Wet geluidhinder de voormalige agrarische bedrijfswoning niet langer beschermd wordt tegen voornoemde milieugevolgen, kan het wel zijn dat er wel andere negatieve milieugevolgen overblijven die wel relevant zijn bij het bestemmen van een voormalige agrarische bedrijfswoning als plattelandswoning.

Vanuit het aspect ‘een goede ruimtelijke ordening’ kan het onwenselijk zijn om de voormalige agrarische bedrijfswoning te bestemmen als plattelandswoning. Ter plaatse van die woning dient namelijk wel sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Ook is het mogelijk dat bijv. de geluidsoverlast van het naastgelegen agrarische bedrijf dermate groot is, dat er geen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de bewoners, bijv. door ventilatoren of tractoren. Ook kan het intensieve gebruik van gewasbeschermingsmiddelen bij open teelten roet in het eten gooien. Dat kan een reden zijn voor de gemeente om de woning niet aan te duiden als plattelandswoning.

omgevingsjurist

 

Bestemmingsplan en evenementen voer altijd een geluidsonderzoek uit in kader van een goede ruimtelijke ordening

Bestemmingsplan en evenementen – geluid van evenemententerrein altijd meenemen in akoestisch onderzoek in kader van een goede ruimtelijke ordening.

In een bestemmingsplan had de gemeente aan de bestemming ‘Verkeer’ toegevoegd dat er tevens evenementen mochten worden gehouden. De VvE van een naastgelegen appartementengebouw stelt in beroep dat het in het plan mogelijk gemaakte evenemententerrein in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Volgens de VvE had het evenemententerrein moeten worden meegenomen in het akoestische onderzoek dat voor het plan is uitgevoerd.

De gemeente stelt zich op het standpunt dat in het akoestisch onderzoek geen rekening behoefde te worden gehouden met geluid afkomstig van het evenemententerrein nu de Wet geluidhinder daartoe niet verplicht. De gemeente stelt verder dat nu er in het bestemmingsplan een bepaling is opgenomen met een maximum van 50 dagen en maximaal 4.000 bezoekers, dat de bewoners geen onaanvaardbare hinder zullen ondervinden van het evenemententerrein.

De Afdeling overweegt:Vast staat dat de extra geluidsoverlast die het evenemententerrein teweeg zal brengen voor de bewoners van het appartementengebouw niet is onderzocht. Gelet op het aantal dagen dat evenementen mogelijk wordt gemaakt, het toegestane aantal bezoekers, het type evenementen dat in de planregels mogelijk wordt gemaakt en de afstand tussen het appartementengebouw en het evenemententerrein, heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling niet inzichtelijk gemaakt of de bestreden aanduiding uit het oogpunt van geluidsbelasting in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.”

Regeling APV regelt nagenoeg geen ruimtelijk relevante aspecten:Dat de evenementen mede worden gereguleerd door de APV kan geen reden zijn om onderzoek naar het antwoord op de vraag of de geluidsbelasting in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening in dit geval achterwege te laten. Een evenementenvergunning ingevolge de APV is immers met name ingegeven vanuit het oogpunt van handhaving van de openbare orde en vormt geen toetsingskader voor de ruimtelijke aanvaardbaarheid van een evenemententerrein. De omstandigheid dat de APV de mogelijkheid biedt om geluidvoorschriften te verbinden aan een evenementenvergunning leidt niet tot een ander oordeel, omdat die niet zijn bedoeld om een goede ruimtelijke ordening te waarborgen.”

Lees meer over evenementen en een goede ruimtelijke ordening… 

Zie uitspraak ABRS 5 december 2012, no. 201200385/1/T1/R2.

omgevingsjurist

Geluidsoverlast spelende kinderen op speelpleinen

Geluidsoverlast spelende kinderen op schoolpleinen – 5 tips voor het bestemmingsplangeluidsoverlast spelende kinderen

Kinderen zijn meestal erg schattig. Ze geven vaak leuk en onbevangen hun mening. Daar kunnen we als volwassenen nog veel van leren. Conditionering en aangeleerd gedrag hebben er voor gezorgd dat we meestal personen en gebeurtenissen op voorhand al labelen en inkleuren. Jammer eigenlijk.

Kinderen kunnen ook irritatie oproepen. Met name het stemgeluid van kinderen op schoolpleinen kan erg overheersend zijn voor omwonenden. Verzoeken om handhaving bij de gemeente of het instellen van beroep tegen een bestemmingsplan dat kinderopvang of een school mogelijk maakt, komen veelvuldig voor. Het is dan ook belangrijk om bij het opstellen van een bestemmingsplan hiermee rekening te houden en hierop te anticiperen.

Geluidsoverlast spelende kinderen vanwege stemgeluid  

In het speelkwartier spelen in Nederland ongeveer 1,5 miljoen kinderen buiten op het schoolplein. Gillende kinderen kunnen tijdens de pauze lawaai veroorzaken van maar liefst 90 dB(A). Dat is vergelijkbaar met verkeer van een drukke snelweg of een passerende trein op 25 meter afstand! Het is dus niet zo vreemd dat mensen verhuizen of gaan klagen vanwege langdurig ondervonden geluidshinder van spelende kinderen op schoolpleinen. Dit probleem wordt vaak onderschat.

Wat is het toetsingskader van stemgeluid bij kinderen op schoolpleinen bij het opstellen van een bestemmingsplan?

  • Activiteitenbesluit (milieuspoor): is het schoolplein een binnen- of buitenterrein?
  • Een goede ruimtelijke ordening (ruimtelijk spoor)
  • VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (ruimtelijk spoor).

5 tips voor het bestemmingsplan

  1. Geluidwerende voorzieningen opnemen in de planregels en de verbeelding van het bestemmingsplan;
  2. Afspraken over geluidwerende voorzieningen vastleggen en als voorwaarde opnemen in de omgevingsvergunning;
  3. In het akoestisch rapport uitgaan van een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden;
  4. Bepaal of het schoolplein als een binnen- of buitenterrein beschouwd moet worden;
  5. Afwegen van wijkbelangen versus belangen van bewoners.
Laat de geluidsparagraaf in het bestemmingsplan opstellen of checken door een specialist! Lees meer…
omgevingsjurist