Agrarische geur en aanvaardbaar woon- en leefklimaat

Agrarische geur en aanvaardbaar woon- en leefklimaat – Bij afweging of sprake is van aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor woningen nabij agrarisch bedrijf ook de geurbelasting betrekken van omliggende agrarische bedrijven

Een bestemmingsplan maakt de bouw van 11 nieuwbouwwoningen mogelijk op een perceel dat voorheen in gebruik was voor glastuinbouw. Appellant betoogt dat onvoldoende duidelijk is of ter plaatse van het plangebied een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd. Hij wijst op de geurbelasting van het plangebied ten gevolge van zijn veehouderij. Voorts is volgens hem niet gekeken naar de geurbelasting van de overige veehouderijen in de omgeving van het plangebied.

Het is inmiddels vaste jurisprudentie dat de omstandigheid dat de geurbelasting als gevolg van een veehouderij onder de wettelijke norm blijft in de zin van de Wet geurhinder en veehouderij, dit nog niet betekent dat er zonder meer ter plaatse van het plangebied een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd.

De Afdeling overweegt: “Daarbij is van belang dat ter zitting is gebleken dat in de nabijheid van het plangebied meer veehouderijen zijn gelegen. De geurbelasting van deze veehouderijen op het plangebied is niet onderzocht voor de vaststelling van het plan. Gelet hierop heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling niet inzichtelijk gemaakt in hoeverre ter plaatse van het plangebied een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd. Gelet op het vorenstaande is het bestreden besluit genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te trachten zorgvuldigheid. Het beroep is gegrond.”

Zie uitspraak 23 augustus 2013, no. 201201544/1/R1

omgevingsjurist