Wonen in plattelandswoning gezond?

Wonen in plattelandswoning gezond? Een brede afweging is noodzakelijkwonen in plattelandswoning

Over het onderwerp plattelandswoning zijn al veel uitspraken verschenen. In het verleden zijn diverse voormalige bedrijfswoningen bij agrarische bedrijven verkocht. Voor een prikje werden deze woningen gekocht door ‘stadsbewoners’ en bewoond. So far so good zou je zeggen. De praktijk is echter weerbarstig. Het wonen op het platteland en het leven op een boerenbedrijf is minder romantisch dan een tv-programma als Boer zoekt vrouw voorschotelt. Boeren maken lange dagen en zijn altijd heen en weer met vee of werken op het land met grote machines. Het is een way of life. Het past vaak niet bij het leven van een stadsbewoner met een keurige ‘9-tot-5-job’ die rust wil en geen stank op zijn vrije dagen. Daar begint vaak de wrijving. Ik ben dan ook van mening dat ook het boerenleven enige bescherming behoeft. Ik bedoel hiermee dat er gebieden moeten zijn binnen een gemeente waar agrariërs redelijkerwijs hun gang kunnen gaan en waar geboerd kan worden. Maak in die gebieden geen burgerwoningen mogelijk, het is vragen om problemen.

In onderstaande uitspraak werd een planologische wijziging doorgevoerd van een voormalige tweede bedrijfswoning naar plattelandswoning. Op hetzelfde adres is een melkveehouderij aanwezig. De agrariër stelt in beroep dat hij vreest dat hij in zijn bedrijfsvoering wordt belemmerd door de plattelandswoning. Volgens de raad wordt de woning al gebruikt voor burgerbewoning.

Hoewel een plattelandswoning geen bescherming geniet tegen milieuemissies van het agrarische bedrijf, moet er wel een afweging worden gemaakt in het kader van een goede ruimtelijke ordening. Er moet dus wel worden afgewogen of er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Ook moet bekeken worden of het bedrijf geen problemen zal ondervinden van de planologische wijziging naar plattelandswoning.

De Afdeling overweegt als volgt: “Over het standpunt van appellant dat de raad rekening had moeten houden met het Endotoxine toetsingskader, overweegt de Afdeling als volgt. Bij de beoordeling van de ruimtelijke aanvaardbaarheid is het aan het bestuursorgaan om te bepalen op welke wijze de emissies van endotoxinen bij de besluitvorming moet worden betrokken, of er maatregelen nodig zijn, en zo ja welke, dat zijn. (…) Ook bestaat er thans geen plicht om een toetsingskader toe te passen, zoals het Endotoxine toetsingskader (…). Dit laat onverlet dat de raad het beroep van appellant op mogelijke gevolgen van endotoxinen bij de beoordeling moet betrekken. Lees meer ABRS 19 januari 2022, no. 202005306/1/R2. (wonen in plattelandswoning).

Endotoxinen als weigeringsgrond omgevingsvergunning

Endotoxinen als weigeringsgrond omgevingsvergunning

Het komt niet vaak voor dat een gemeente een besluit weigert vanwege gezondheidsmotieven. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het aspect gezondheid een mee te wegen belang: “Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (…) is het effect dat nabij gelegen veehouderijen op de volksgezondheid kan hebben een mee te wegen belang bij de vaststelling van een bestemmingsplan. De raad dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening te onderzoeken of een plan niet zulke risico’s voor de volksgezondheid meebrengt dat het woon- en leefklimaat niet onaanvaardbaar verslechtert.”

endotoxinen

In dit geval heeft de raad een zogeheten ‘veegplan’ voor het buitengebied vastgesteld. Appellant acht het onterecht dat de raad zijn eerder ingediende uitbreidingsplannen voor zijn pluimveehouderij niet heeft meegenomen in het bestemmingsplan. Ook de door hem verzochte vergroting van het bouwvlak is niet meegenomen. De gemeente heeft deze aanvragen om omgevingsvergunning eerder geweigerd.

Volgens de Afdeling is niet met een eenduidige wettelijke regeling bepaald op welke wijze bestuursorganen de mogelijke gevolgen van de emissie van endotoxinen bij veehouderijen in hun besluitvorming moeten betrekken. Het is aan het bestuursorgaan om bij het besluit over vergunningverlening te bepalen welke maatregelen (…) in het kader van de bescherming van het milieu nodig zijn, waarbij het bestuursorgaan beoordelingsruimte heeft. (…) Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad ter voorkoming van een situatie waarin risico’s voor de gezondheid van omwonenden onstaan, in dit geval in redelijkheid kunnen verwijzen naar het endotoxinekader. Lees meer in r.o. 5.3 van uitspraak ABRS 20 mei 2020, no. 201804487/1/R2.

Bel voor meer informatie 010 – 268 0689.

Bij gebruik metam-natrium bufferzone van 150 meter verplicht

Bij gebruik metam natrium bufferzone van 150 meter verplicht

In een brief van 25 augustus 2014 deelt staatssecretaris Dijksma mede dat door het College toelating gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) een herbeoordeling heeft plaatsgevonden ten aanzien van het middel metam-natrium. Het Ctgb geeft in het onderzoek aan dat er een aantal risicobeperkende maatregelen nodig zijn om een veilig gebruik mogelijk te maken. Dit vanwege een waarschijnlijk ernstig risico voor de gezondheid van de mens. Deze maatregelen zullen volgens de brief door het Ctgb worden opgelegd:

  • een onbehandelde bufferzone van 150 meter tussen behandeld perceel en de kadastrale grens van woningen en overige verblijfplaatsen waar mensen langere tijd verblijven, zoals winkels, bedrijven en kantoren;
  • afdekking van het perceel direct na behandeling voor minstens 10 dagen met VIF
  • inbrengen op tenminste 20 cm diepte
  • maximaal te behandelen areaal van 1 hectare, met minimaal 150 meter afstand tussen behandelde velden.

De eerder ingestelde schorsing wordt opgeheven en de hiervoor genoemde beperkende maatregelen voor gebruik worden ingesteld als toelatingsvoorwaarde (expiratiedatum: 31 december 2014).

De genoemde zone sluit goed aan bij mijn oproep aan gemeenten om bufferzones in te stellen tussen landbouwgronden met open teelten en woningen en deze juridisch te vertalen naar het bestemmingsplan. Dit is heel goed mogelijk en biedt zowel voor agrariërs als bewoners voordelen.

Voor meer informatie over het opnemen van bufferzones in bestemmingsplannen:

Uitbreiding intensieve veehouderij en gezondheid – jurisprudentie

Uitbreiding intensieve veehouderij en gezondheid – jurisprudentie

Er is de laatste tijd meer aandacht voor het onderwerp gezondheid in ruimtelijke planvorming, in het bijzonder de relatie gezondheid en intensieve veehouderij. Gezondheid kan in het kader van een goede ruimtelijke ordening (aanvaardbaar woon- en leefklimaat) een af te wegen belang zijn met ruimtelijk relevantie. Deze uitspraak van 30 april 2014 laat zien hoe gezondheid kan doorwerken in het bestemmingsplan, bij de afweging of al dan niet uitbreidingen van intensieve veehouderij toe te staan.intensieve veehouderij

Voor een nieuw bestemmingsplan voor het buitengebied heeft de gemeente bij de besluitvorming of er al dan niet een uitbreidingsmogelijkheid moet worden opgenomen voor intensieve veehouderijen, een Gezondheidseffectscreening (GES) laten opstellen. In het GES wordt onder meer het volgende geadviseerd aan de gemeente:

  • houd pluimvee en varkens gescheiden
  • geen nieuwbouw van intensieve veehouderijen toestaan binnen 250 meter van kernen of lintbebouwing
  • gezondheidskundige beoordeling laten opstellen bij uitbreiding, omschakeling of vergroting bouwblok van intensieve veehouderij binnen 250 meter van een woning

De gemeente heeft de adviezen vertaald naar het bestemmingsplan door middel van de aanduiding ‘zone landschap, leefomgeving en gezondheid’. Binnen deze zone zijn geen uitbreidingsmogelijkheden voor intensieve veehouderijen. Volgens appellant is de volksgezondheid ruimtelijk niet relevant en heeft de gemeente het GES niet in de besluitvorming mogen betrekken.

De Afdeling overweegt als volgt: “(…) de mogelijke besmetting van dierziekten van nabij gelegen agrarische bedrijven is een mee te wegen belang bij de vaststelling van een bestemmingsplan, maar dat de bestrijding van besmettelijke dierziekten primair zijn regeling vindt in andere wetgeving en daarnaast aan een omgevingsvergunning voorschriften kunnen worden verbonden om de gevolgen voor de volksgezondheid te voorkomen dan wel te beperken. De raad dient evenwel in het kader van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te onderzoeken of een plan niet zodanige risico’s voor de volksgezondheid meebrengt dat, gelet daarop, een aanvaardbaar woon- en leefklimaat onvoldoende is gewaarborgd. In de GES is ook onderzocht wat de invloed is van het plan op onder meer de milieuaspecten fijn stof en geur, nu fijn stof en geur een effect kunnen hebben op de volksgezondheid. Gelet hierop heeft de raad in het kader van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de vaststelling van het plan in redelijkheid waarde kunnen hechten aan de resultaten van het GES.”

Q koorts is bij vaststelling bestemmingsplan ruimtelijk relevant

Q koorts is bij vaststelling bestemmingsplan een ruimtelijk relevant belang om mee te wegen

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan mogen alleen ruimtelijk relevante aspecten worden meegenomen bij de besluitvorming. Dat gezondheid een mee te wegen belang is (ruimtelijk relevant) wordt nog eens bevestigd in de uitspraak van de Afdeling van 6 november 2013, no. 201212079/1/A1.

De Afdeling overweegt: “(…) is bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat voorziet in de uitbreiding van een (intensieve) veehouderij de mogelijke besmetting van dierziekten zoals Q koorts en vogelgriep vanwege nabijgelegen woningen een mee te wegen belang. De bestrijding van besmettelijke dierziekten vindt echter zijn regeling primair in andere regelgeving. Voorts kunnen aan de te verlenen omgevingsvergunningen voorschriften worden verbonden om de gevolgen voor de volksgezondheid te voorkomen dan wel te beperken. Hieruit volgt dat de mogelijke besmetting van dierziekten, zoals Q koorts een ruimtelijk relevant belang is (…)”.

hoogspanningsverbinding en onzekerheid over gevolgen voor gezondheid

Hoogspanningsverbinding – Wonen in nabijheid van hoogspanningsverbinding en de onzekerheid over alle gevolgen van de voorziene hoogspanningsverbinding op de gezondheid

Het Rijk heeft een inpassingsplan vastgesteld om de aanleg van de “Randstad 380 kV-verbinding Noordring Beverwijk – Zoetermeer” mogelijk te maken. Het plan voorziet gedeeltelijk in de aanleg van een gecombineerde bovengrondse verbinding waarvoor een indicatieve magneetveldzone van 50 meter geldt aan weerszijden. Deze hoogspanningsverbinding zal gedeeltelijk een oude verbinding vervangen.

In deze uitgebreide uitspraak van de Afdeling komt het onderdeel ‘gezondheid’ uitvoerig aan de orde. Aan de orde komen:

  • ziekte van Alzheimer
  • mensen met elektronische implantaten en piekbelasting van hoogspanningsverbinding
  • wonen in magneetveldzone

Eén van de omwonenden betoogt in beroep dat de Minister ten onrechte geen rekening heeft gehouden met het feit dat het risico op het krijgen van de ziekte van Alzheimer door het wonen in de nabijheid van een hoogspanningsverbinding zou worden vergroot. Hij betoogt dat ten onrechte niet duidelijk is wat de gevolgen van de aanwezigheid van de hoogspanningsverbinding op een afstand groter dan 50 meter zijn voor het risico op het krijgen van de ziekte van Alzheimer.

Volgens een Zwitsers onderzoek bestaat er een statistische relatie tussen het wonen binnen 50 meter van hoogspanningsverbindingen en sterfgevallen als gevolg van de ziekte van Alzheimer. De auteurs van het rapport geven aan dat geen verhoogde kans is geconstateerd als men verder dan 50 meter van de hoogspanningsverbindingen woont. Hoogspanningsverbindingen veroorzaken een magnetisch veld.

Interessant aan deze uitspraak is dat de Afdeling aangeeft dat “het, gelet op de complexiteit daarvan, niet mogelijk is om zekerheid te verkrijgen over alle gevolgen van de voorziene hoogspanningsverbinding op de gezondheid. Het advies van VROM is, (…), aan te merken als een beleidsmatige keuze, gebaseerd op de resultaten van een evaluatie van de beschikbare wetenschappelijke gegevens en in aanmerking genomen de onzekerheden van de uitkomsten van de relevante wetenschappelijke onderzoeken. Verder bestaat (…) thans de behoefte aan de voorziene hoogspanningsverbinding. Daarom hebben de ministers bij de vaststelling van het rijksinpassingsplan zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat zij zich op het moment van vaststelling van het rijksinpassingsplan op het advies van VROM mochten baseren.”

Een ander interessante conclusie is dat volgens de Afdeling bedrijven, en landbouwgrond geen gevoelige bestemmingen zijn in de zin van het advies van VROM. Zie r.o. 21.2 van de uitspraak.

Noot MH:

Uit de overwegingen van de Afdeling leid ik af dat je als omwonende in de nabijheid van een toekomstige hoogspanningsverbinding min of meer in de kou staat. Zonder tegenrapport van een wetenschappelijke instelling sta je min of meer kansloos tegenover de overheid. Van een afstand bekeken is het eigenlijk heel vreemd dat het aspect gezondheid zo relatief gemakkelijk wordt weggeschoven en ondergeschikt lijkt aan het economische belang van de aanleg van de 380 kV-verbinding. De vele onzekerheden op de effecten voor de gezondheid zouden toch moeten leiden tot meer grondig onderzoek en het (voorlopig) afzien van de aanleg van bovengrondse hoogspanningsverbindingen in de nabijheid van mensen. Lees meer over hoogspanningsverbindingen en gezondheid.

Zie uitspraak ABRS 5 juni 2013, no. 201210308/1/R1.

Spuitzone kwekerij – Afwijken 50 meter spuitzone kwekerij is soms mogelijk

Spuitzone kwekerij – of een kortere afstand dan 50 meter (standaardjurisprudentie van Afdeling) kan worden aangehouden hangt van allerlei factoren af. Een belangrijke factor is de toxiciteit van de gebruikte gewasbeschermingsmiddelen. Soms is een afstand van meer dan 50 meter noodzakelijk.spuitzone kwekerij

De ’50-meter norm’ die in de praktijk is ontstaan en die ook door de Afdeling als ‘niet onredelijk’ wordt omschreven is naar mijn mening natte-vingerwerk. Geen situatie is namelijk hetzelfde. In sommige situaties zijn ook kortere afstanden mogelijk. Belangrijk is dat de gezondheid van omwonenden niet in gevaar komt als gevolg van drift en tevens dat de agrariër niet in zijn bedrijfsvoering wordt gehinderd. Dit wordt heel vaak vergeten in de praktijk.

In een uitspraak van de Afdeling van 5 december 2012, no. 201107432/3/R3 komt een kortere afstand aan de orde. De factoren die hierbij een rol speelden:

  • een klein gedeelte van de spuitzone lag over het plangebied van het bestemmingsplan;
  • de kwekerijactiviteiten zullen naar verwachting op niet al te lange termijn beëindig worden.

Denkt u zelf dat een kortere afstand mogelijk is, maar u weet niet zeker hoe? Bel een specialist met praktijkervaring.

Lees meer over het verkorten van afstanden bij spuitzones

 

omgevingsjurist

 

Gezondheid bestemmingsplan en besmetting dierziekten

Gezondheid bestemmingsplan en besmetting dierziektengezondheid bestemmingsplan

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan speelt het criterium ‘een goede ruimtelijke ordening’ een belangrijke rol. Volgens vaste jurisprudentie wordt een goede ruimtelijke ordening verkregen door het coördineren en afwegen van de verschillende belangen die bij het gebruik van de in het plan begrepen gronden en opstallen zijn betrokken. Ook het aspect gezondheid kan onderdeel uitmaken van de afweging die het gemeentebestuur moet maken. In een uitspraak van 2 mei 2012, no. 201200307/1/R2 wordt dit nog eens bevestigd in r.o. 2.2.3:

Ten aanzien van de vrees van appellant voor gezondheidsrisico’s voor zijn veestapel wordt overwogen dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat voorziet in de vestigingsmogelijkheden van een veehouderij de mogelijke besmetting door dierziekten een mee te wegen belang is. De bestrijding van besmettelijke dierziekten vindt zijn regeling echter primair in andere wetgeving.”

Hoewel het aspect gezondheid in de ruimtelijke ordening nog in de kinderschoenen staat, is het positief dat gezondheid ruimtelijk relevant kan zijn en dat de Afdeling dit ook bevestigt. Gezondheid kan ruimtelijk relevant zijn bij bijv. het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen bij woningen, de vestiging van een nieuwe veehouderij, etc. Neem dit aspect dan ook mee!

Noot 2017: Gelukkig wordt dit aspect wel expliciet opgenomen in de Omgevingswet. ‘Een goede ruimtelijke ordening’ wordt vervangen door het onderdeel ‘fysieke leefomgeving’. Daar kan gezondheid worden meegewogen bij de vaststelling van bijv. omgevingsplannen.

omgevingsjurist

natuurbegraafplaats en bestemmingsplan onderzoek asverstrooiing

Natuurbegraafplaats en bestemmingsplan onderzoek asverstrooiingnatuurbegraafplaats

Casus De raad had een bestemmingsplan vastgesteld dat voorzag in een natuurbegraafplaats: “een begraafplaats als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging, waar het begraven plaatsvindt in samenhang met en zonder afbreuk te doen aan de aanwezige cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden.”

Beroep Appellanten betogen dat met name asverstrooiingen bodem- en watervervuiling tot gevolg zullen hebben. Vervuild water zal ten gevolge van de helling van het terrein naar hun tuin vloeien en schade toebrengen aan hun gezondheid.

Oordeel Afdeling: “De Afdeling acht het niet onaannemelijk dat het risico bestaat dat door regenval as kan uitspoelen en naar hun tuin kan vloeien. Hierbij neemt zij in aanmerking dat het Kerkebos op een helling is gelegen die ten dele afloopt in de richting van het perceel van appellanten. Gelet hierop had het op de weg van de raad gelegen om nader onderzoek te verrichten naar de geschiktheid van het gebied als begraafplaats en plaats voor asverstrooiingen, naar de mogelijke gezondheids- en milieurisico’s daarvan en naar eventuele maatregelen die getroffen dienen te worden om de gevolgen ter plaatse en in de omgeving te voorkomen, dan wel te beperken. De raad heeft evenwel nagelaten zodanig onder zoek te doen. (..) De raad heeft aldus gehandeld in strijd met artikel 3:2 van de Awb.”  Zie ABRS 1 februari 2012, no. 201107873/1/R2

Uit deze uitspraak blijkt weer eens het belang van vooronderzoek bij een bestemmingsplan. In het verweer gaf de gemeente aan dat eventueel bestaande risico’s op vervuiling door de verstrooiing van as kan worden voorkomen door voorwaarden te stellen bij de benodigde vergunning. Hoewel er later bij een omgevingsvergunning voorwaarden kunnen worden gesteld, dient altijd onderzoek te worden gedaan in het kader van ‘een goede ruimtelijke ordening’ bij de toekenning van bestemmingen naar eventuele gevolgen van de beoogde ontwikkeling voor de gezondheid of het milieu.

omgevingsjurist

 

 

Bestemmingsplan Q-koorts intensieve veehouderij

Bestemmingsplan Q-koorts van intensieve veehouderij

Een bestemmingsplan voorziet in de uitbreiding van een intensieve veehouderij. Bij de voorbereiding ervan was tevens een MER opgesteld waarin ook het aspect gezondheid was onderzocht.

Een vereniging voert in beroep bij de Afdeling aan dat de raad de risico’s voor de volksgezondheid die het plan meebrengt onvoldoende heeft onderkend. Met name het gevaar van besmettelijke ziekten als de Q-koorts en de vogelgriep zijn volgens de vereniging onvoldoende onderzocht en meegewogen.

De Afdeling erkent wel dat het aspect volksgezondheid mee moet worden genomen bij de afweging of er sprake is van ‘een goede ruimtelijke ordening’, maar wuift voor het overige de bezwaren met betrekking tot de volksgezondheid erg gemakkelijk weg. De Afdeling overweegt: “Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat voorziet in de uitbreiding van (intensieve) veehouderij is de mogelijke besmetting van dierziekten zoals Q-koorts en vogelgriep vanwege nabij gelegen woningen een mee te wegen belang. De bestrijding van besmettelijke dierziekten vindt echter zijn regeling primair in andere regelgeving. Voorts kunnen aan te verlenen omgevingsvergunningen voorschriften worden verbonden om de gevolgen voor de volksgezondheid te voorkomen dan wel te beperken.”

In het MER wordt onder meer geconcludeerd dat het wenselijk is dat er meer landelijk onderzoek moet worden verricht naar MSRA, gericht op de (intensieve) veehouderij als geheel. Omdat resultaten van dat onderzoek niet op korte termijn te verwachten zijn, wordt hierover ten behoeve van het plan nog advies uitgebracht door de GGD. Voor wat betreft fijn stof is de conclusie van het MER dat pluimveebedrijven afhankelijk van de omvang maatregelen dienen toe te passen om aan de grenswaarden te kunnen voldoen, hetgeen bij de verlening van de omgevingsvergunningen onder ogen dient te worden gezien. Meer hierover in r.o. 2.10.2 e.v. van de uitspraak van 5 oktober 2011, (no. 201003856/1/R3).  

MH: Er dient veel meer onderzoek te worden uitgevoerd naar gezondheid in de voorfase van een bestemmingsplan. Het ‘doorschuiven’ richting omgevingsvergunning is te gemakkelijk. Met het bestemmingsplan wordt immers een bepaalde ontwikkeling, zoals een uitbreiding van een bedrijf, mogelijk gemaakt.