Geluidzone niet meetellen bij oppervlakte bedrijventerrein mer

Geluidzone telt niet mee bij oppervlakte berekening voor m.e.r.-beoordelingsplichtgeluidzone

De raad heeft een bestemmingsplan voor een bedrijventerrein vastgesteld. In het kader van het vastgestelde bestemmingsplan is een vormvrije milieueffectbeoordeling uitgevoerd. De uitkomst van die beoordeling is dat voor het plan geen milieueffectrapport hoeft te worden opgesteld. Door het plan wordt tevens het gezoneerde industrieterrein aangepast.

Appellanten voeren aan dat het plan valt onder categorie 11.3 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). Gelet op de aanwezigheid van bedrijven met een hoge milieucategorie, de aanwezigheid van risico’s, de hinder die al aanwezig is, de ontwikkelingen die negatieve milieugevolgen kunnen veroorzaken en de omliggende woningen, de nabij gelegen natuurgebieden, de cumulatie met de nabij gelegen industrie en woningbouwprojecten, is het plan volgens appellanten plan-m.e.r. plichtig. Appellanten stellen dat het plangebied de drempelwaarde van 75 hectare (…) niet overschrijdt, maar dat de geluidzone wel een dergelijk oppervlak beslaat.

De Afdeling overweegt: “dat bij de berekening van de oppervlakte van een bedrijventerrein in het kader van de m.e.r.-(beoordelings)plicht slechts de oppervlakte van een bedrijventerrein zelf in aanmerking moet worden genomen en niet een eventuele geluidzone rondom dat terrein, nu deze geen deel uitmaakt van het bedrijventerrein (…). Verder overweegt de Afdeling dat de door (appellanten…) genoemde aspecten zoals de aanwezigheid van bedrijven met een hoge milieucategorie, de aanwezigheid van risico’s, de hinder die al aanwezig is, de ontwikkelingen die negatieve milieugevolgen kunnen veroorzaken en de omliggende woningen, de nabije natuurgebieden, de cumulatie met de nabijgelegen industrie en woningbouwprojecten, aspecten zijn die meegenomen kunnen worden bij de beoordeling, maar niet bij de berekening van de oppervlakte van het bedrijventerrein. Gelet op het vorenstaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad had moeten concluderen dat er sprake is van een plan dat plan-m.e.r.-plichtig is.”

Lees meer in r.o. 7.5 van uitspraak ABRS 4 december 2019, no. 201805678/1/R1.

 

Bedrijfswoning bedrijventerrein en beperkingen geluidgevoelige bebouwing

Bedrijfswoning bedrijventerrein en planregel die beperkingen inhoudt voor geluidgevoelige bebouwing

In het bestemmingsplan is de aanduiding ‘geluidszone – industrie’ opgenomen. De geluidzone van het bestaande bedrijventerrein is bij KB van 24 juni 1993 vastgesteld.bedrijfswoning bedrijventerrein

De zone is het gebied rondom het bedrijventerrein en de zogenoemde 50 dB(A)contour. Binnen de zone mag de geluidbelasting op gevels van woningen niet hoger zijn dan 50 dB(A), tenzij het college van B&W een hogere waarde vaststellen. Deze waarde is ten hoogste 60 dB(A) voor bestaande of in aanbouw zijnde woningen.

Voor 6 woningen op het terrein is een hogere waarde vastgesteld. Voor 1 bestaande woning niet.

In het bestemmingsplan is in artikel 33.3 bepaald dat op gronden met de aanduiding ‘geluidzone – industrie’ geen geluidgevoelige bebouwing mag worden opgericht, tenzij ingevolge de Wet geluidhinder een hogere waarde is vastgesteld en gebouwd wordt met inachtneming van die hogere waarde.

De Afdeling “gaat er bij die woning waarvoor geen hogere waarde is vastgesteld, vanuit dat de geluidbelasting op de gevel van deze woning in overeenstemming is met de in artikel 57, eerste lid van de Wet geluidhinder genoemde waarden. In dat geval staat artikel 33.3 van de planregels en de daarbij behorende aanduiding ‘geluidzone – industrie’ in de weg aan mogelijke herbouw of nieuwbouw op het perceel, nu die planregel met zich brengt dat uitsluitend geluidgevoelige bebouwing mag worden opgericht als daarvoor een hogere waarde is vastgesteld. De Afdeling is van oordeel dat deze beperking niet valt terug te voeren op de Wet geluidhinder. De raad heeft niet inzichtelijk gemaakt waarom deze beperking in het plan is opgenomen en of het gevolg dat bestaande woningen zonder hogere waarden niet mogen worden herbouwd was beoogd”

Noot: veel gemeenten besteden het opstellen van bestemmingsplannen geheel uit. Het gevaar daarbij is dat gemeentelijke ro-medewerkers de meestal standaardregels die bureaus gebruiken, niet goed meer controleren. Uit eigen ervaring weet ik dat het opstellen van bestemmingsplannen iets geheel anders is dan het controleren van bestemmingsplannen. Als je als ambtenaar alleen bestemmingsplannen controleert, ‘zit je onvoldoende in de inhoud’ van het bestemmingsplan en raak je de regie kwijt. Ook bij deze casus heb ik het sterke vermoeden dat door een bureau een standaardregel is gebruikt die je vaak ziet bij de bestemming ‘Bedrijventerrein’ en waar de gemeente de consequenties niet heeft opgemerkt.

bedrijfswoning bedrijventerreinZie uitspraak ABRS 27 juni 2012, no. 201008988/1/R3.