Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing rechtsonzeker

Landschappelijke inpassing: Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing rechtsonzeker

De gemeente heeft een bestemmingsplan vastgesteld voor de wegverbreding ter verbetering van de verkeersveiligheid. In het plangebied is tevens het perceel van een café-restaurant opgenomen vanwege de verplaatsing van de parkeerplaats aan de voorzijde, direct liggend aan de weg.

Appellant stelt in beroep dat de in het bestemmingsplan opgenomen voorwaardelijke verplichting om het groene karakter te waarborgen van de zijdelingse perceelsgrens met het café-restaurant, rechtsonzeker is. De visuele afscherming van het perceel van het café-restaurant voor de direct nabij gelegen naburige woonpercelen is volgens de raad voldoende gewaarborgd door de voorwaardelijke verplichting die in de planregels is opgenomen:

Verwijdering van beplantingen en bomen aan de achterzijde van het perceel die dienen voor de landschappelijke inpassing en aan de zijdelingse perceelsgrenzen die dienen voor de visuele afscherming van het terrein gezien als een gebruik in strijd met de bestemming en is deze slechts landschappelijke inpassingtoegestaan als: 

  • de landschappelijke inpassing en/of visuele afscherming van het perceel niet evenredig wordt aangetast, of;
  • binnen een periode van 1 jaar na verwijdering van beplantingen en/of bomen nieuwe beplantingen en/of bomen worden gerealiseerd en in stand gehouden, waarbij de landschappelijke inpassing en/of visuele afscherming niet onevenredig wordt aangetast, waarbij figuur 7a in de toelichting als uitgangspunt dient.

De Afdeling overweegt: “dat de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening betekenis heeft toegekend aan de landschappelijke inpassing van het terrein aan de achterzijde van het restaurant en de visuele afscherming van het terrein door middel van beplantingen en/of bomen aan de zijdelingse perceelsgrenzen. Vanwege de vereiste verplaatsing van parkeerplaatsen voor motorvoertuigen van de voorzijde van het restaurant naar de zijdelingse perceelsgrenzen aan de noord- en zuidzijde van het terrein van het restaurant, heeft de raad ter waarborging van de visuele afscherming van de zijdelingse perceelsgrenzen van het restaurant het noodzakelijk geacht in de planregels een voorwaardelijke verplichting op te nemen. Een voorwaardelijke verplichting in een planregel dient voldoende duidelijk en handhaafbaar te zijn. Artikel 5 (…) van de planregels voldoet niet aan die eis. De bewoordingen van de planregel maken niet duidelijk dat het een verplichting tot het in stand houden betreft. De keuze wordt gelaten tussen het bepaalde onder a of het bepaalde onder b (…). Lees meer in r.o. 4.3 van uitspraak ABRS 30 december 2015, no. 201410679/1/R2 

Landschappelijke inpassing ten onrechte niet in bestemmingsplan gewaarborgd

Landschappelijke inpassing ten onrechte niet in bestemmingsplan gewaarborgd

Voor een nieuwe mestvergistingsinstallatie heeft de gemeente een bestemmingsplan opgesteld. Uit de plantoelichting blijkt dat het open relatief onbebouwde gebied tussen de beken wordt aangetast door de voorziene bebouwing die het karakter van een agrarisch gezinsbedrijf overtreft.  De gemeente heeft op de zitting uiteengezet dat de inbreuk op het landschap kan worden verzacht door een landschappelijke inpassing. Het hele perceel zal worden omgeven door een brede houtsingel. Met de initiatiefnemer is een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten, waarin is bepaald dat het perceel omzoomd wordt met forse landschappelijke inpassing. Volgens de raad geeft deze overeenkomst voldoende zekerheid dat de geëiste beplanting zal worden aangebracht.

De Afdeling overweegt: “Nu uit het verweerschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de raad de landschappelijke inpassing noodzakelijk acht met het oog op de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het plan, heeft de raad de aanleg en instandhouding daarvan ten onrechte niet in het plan geregeld. Het had daarom op de weg van de raad gelegen een planregel op te nemen, inhoudende dat het gebruik van de gronden overeenkomstig de bestemming ‘Bedrijf’ alleen dan planologisch is toegestaan, indien de vereiste landschappelijke inpassing wordt aangelegd en in stand gehouden. Het betoog (…) slaagt dan ook.”

Zie uitspraak ABRS 17 juli 2013, no. 201300042/1//R2

omgevingsjurist

Landschappelijke inpassing Verordening ruimte Noord Brabant 2011 – landschappelijke inpassing borgen in planregels bestemmingsplan

bestemmingsplan en Verordening ruimte Noord-Brabant 2011 – landschappelijke inpassing borgen in planregels van bestemmingsplan

Met een bestemmingsplan wordt de verplaatsing van een intensieve veehouderij mogelijk gemaakt. Appellanten betogen dat in het plan ten onrechte niet is verzekerd dat 0,5 hectare van het bouwvlak moet worden aangewend voor landschappelijke inpassing. Zij achten het plan in strijd met de Verordening 2011 van de provincie.

In artikel 9.5 van deze verordening zijn tijdelijke regels opgesteld voor de verplaatsing van een intensieve veehouderij. Voor deze verplaatsing kan de provincie een ontheffing verlenen. In sub d van het tweede lid van artikel 9.5 staat vermeld dat de aanvraag om ontheffing een beschrijving moet bevatten van de wijze waarop wordt verzekerd dat ten minste 20% van het bouwblok wordt aangewend voor een goede landschappelijke inpassing.

Het college van GS heeft vervolgens aan het ontheffingsbesluit een voorschrift verbonden dat binnen het bouwvlak minimaal 0,5 hectare moet worden aangewend voor de landschappelijke inpassing. De gemeente heeft via een privaatrechtelijke overeenkomst met de initiatiefnemer verzekerd dat 0,5 hectare zal worden gebruikt voor de landschappelijke inpassing.

De Afdeling overweegt:Gezien het bepaalde in artikel 9.5, tweede lid, aanhef en onder d, van de Verordening 2011 en gelet op het aan de ontheffing verbonden voorschrift over de landschappelijke inpassing, moet het er naar het oordeel van de Afdeling voor worden gehouden dat de aanleg en de instandhouding van de landschappelijke inpassing noodzakelijk zijn voor de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het bestemmingsplan. Gelet hierop heeft de raad en instandhouding daarvan ten onrechte niet in het plan geregeld. Niet valt in te zien dat de raad geen regel in het plan heeft kunnen opnemen, inhoudende dat het gebruik van het bouwvlak conform de bestemming alleen dan planologisch is toegestaan indien de landschappelijke inpassing wordt aangelegd en in stand gehouden. Het betoog slaag.”

Noot MH:

De achterliggende bedoeling van de eis van landschappelijke inpassing is ongetwijfeld goed. Ik denk dat niemand tegen een goede landschappelijk inpassing is. Uit de praktijk weet ik inmiddels uit eigen ervaring hoe ‘ontzettend moeilijk de provincie kan doen’ over de landschappelijke inpassing. Op perceelniveau wordt ambtelijk gediscussieerd over welke bomen moeten worden aangeplant, welke bedragen er mee gemoeid moeten zijn, etc. Het kan tot zeer veel frustratie leiden bij zowel gemeente als aanvrager.

Mijn tip voor de praktijk: besef dat de landschappelijke inpassing het nieuwe stokpaardje is van de Provincie Brabant bij ruimtelijke ontwikkelingen. Neem op voorhand een kwalitatief goede landschapsarchitect in de arm die een professioneel landschapsplan met kaart kan opstellen. Je koopt hier geloofwaardigheid mee en het proces kun je hiermee versnellen. Het lijkt in eerste instantie weggegooid geld, maar dat is het achteraf zeer zeker niet. Het levert namelijk tijdswinst op voor je project.

Zie uitspraak ABRS 22 mei 2013, LJN: CA0653

Landschappelijke inpassing en bestemmingsplan

Landschappelijke inpassing en bestemmingsplan landschappelijke inpassing

Deze casus betreft het opnemen van een voorwaardelijke verplichting in de regels van een bestemmingsplan. In de wijzigingsregels van het bestemmingsplan was onder meer opgenomen dat er sprake dient te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing. In de toelichting van het bestemmingsplan is verwoord hoe een en ander landschappelijk moet worden ingepast en wordt expliciet verwezen naar het betreffende beplantingsplan. Het voorgaande is tevens verwoord in het wijzigingsbesluit.

De Afdeling geeft in de uitspraak van 1 juni 2011, nr. 201008528/1/R2 echter aan dat de noodzakelijk geachte landschappelijke inpassing echter onvoldoende in het wijzigingsplan is gewaarborgd. De aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing dienen volgens de Afdeling te worden opgenomen in de planregels van het wijzigingsplan. De Afdeling oordeelt dat het wijzigingsplan is vastgesteld in strijd met artikel 3.1 juncto artikel 3.6 van de Wro.

Publicatie: 2011