Plattelandswoning bij manege toegestaan

Plattelandswoning bij manegebedrijf toegestaanplattelandswoning

Het bestemmingsplan in kwestie maakt onder meer een plattelandswoning mogelijk. Appellant kan zich hier niet mee verenigen. Hij vreest dat hij als gevolg van de omzetting van de voormalige agrarische bedrijfswoning naar plattelandswoning zal worden beperkt in de bedrijfsvoering en de uitbreidingsmogelijkheden voor zijn manegebedrijf op het naastgelegen perceel.

De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat een manegebedrijf een landbouwinrichting is, als bedoeld in artikel 1.1a van de Wabo. Volgens de gemeentelijke notitie over plattelandswoningen zijn deze uitsluitend toegestaan bij in werking zijnde agrarische bedrijven. Volgens de Afdeling dient de manege te worden aangemerkt als een landbouwinrichting als bedoeld in artikel 1.1a van de Wabo: “Uit de toelichting op de Wijzigingswet kan worden afgeleid dat de begrippen ‘landbouwinrichting’ en ‘landbouwhuisdier’ zijn ontleend aan het Besluit landbouw milieubeheer. In dat Besluit, dat inmiddels is vervallen, was niet gedefinieerd wat onder een landbouwhuisdier moet worden verstaan. In de uitspraak van 15 december 2010 in zaak no. 201004062/1/M2 (…) heeft de Afdeling invulling gegegeven aan dit begrip. Onder verwijzing naar deze uitspraak, is de Afdeling van oordeel dat paarden, ook als deze worden gehouden voor het berijden daarvan, zijn aan te merken als landbouwhuisdieren en dat de bedrijfsvoering in een manege is gericht op het houden van landbouwhuisdieren en het verrichten van activiteiten die daarmee verband houden.

Gelet op deze uitspraak heeft de raad zich terecht op het standpunt gesteld dat een manegebedrijf dient te worden aangemerkt als een landbouwinrichting, als bedoeld in artikel 1.1a van de Wabo, waar de bedrijfsvoering is gericht op het houden van landbouwhuisdieren, in dit geval paarden, en het verrichten van activiteiten die daarmee verband houden.”

Lees meer in uitspraak ABRS 4 april 2018, no. 201609020/1/R2.

Wilt u ook een plattelandswoning mogelijk maken? Advies of bestemmingsplan nodig? Bel 010 – 268 0689 voor meer informatie!

Lichtmasten paardenhouderij en een goede ruimtelijke ordening

Lichtmasten paardenhouderij en een goede ruimtelijke ordeninglichtmasten paardenhouderij

Paardenhouderijen in het buitengebied blijven de gemoederen bezig houden. Er zijn tal van gemeentelijke beleidsnotities aan gewijd. Is het niet vanwege het vreemde en flinterdunne onderscheid tussen het opfokken of fokken van paarden, dan wel vanwege het plaatsen van lichtmasten bij paardenbakken. Het ruimtelijk relevante onderscheid tussen koeien in de weide of paarden ontgaat mij geheel.

Uit mijn woorden blijkt al mijn ergernis over dit soort vraagstukken. Wellicht dat ze paardenhouderijen en maneges voortaan naar de dorpskern kunnen verplaatsen. Weg met die paarden uit het buitengebied.

Lichtmasten paardenhouderij – In een uitspraak van de Afdeling van 9 mei 2012 komt de plaatsing van lichtmasten aan de orde nabij een paardenhouderij. Het gaat hier om een reeds bestaande paardenhouderij die met het bestemmingsplan wordt gelegaliseerd. Het bestemmingsplan laat verder lichtmasten toe met een maximale hoogte van 6 m. Volgens de bewoners van een nabij gelegen woning – afstand tot woning is 40 meter – wordt met de lichtinval het woon- en leefklimaat aangetast.

De Afdeling overweegt in eerste instantie dat in de planregels ten onrechte geen beperking is aangebracht ten aanzien van het aantal lichtmasten. Evenmin is ten onrechte niet de plaats bepaald van de masten. Volgens de Afdeling had de raad moeten onderbouwen dat er met de plaatsing van de lichtmasten geen aantasting van het woon- en leefklimaat plaatsvindt.

Ter zitting werd duidelijk dat de eigenaresse voornemens is maximaal 6 lichtmasten te plaatsen bij de buitenbak op een afstand van tenminste 65 meter van de woningen. Volgens de raad is een regeling in de planregels niet nodig, omdat de paardenhouderij valt onder het Besluit landbouw milieubeheer en daarin het gebruik van verlichting tijdens de nachtelijke uren nader is gereguleerd.

De Afdeling draait bij en concludeert vervolgens dat een nadere regeling in de planregels ten aanzien van de lichtmasten niet noodzakelijk is, gezien het bepaalde in het Besluit landbouw milieubeheer en de afstand van 65 meter tussen de lichtmasten en de woningen.

Tip voor de praktijk: Hoewel de Afdeling uiteindelijk concludeert dat een nadere regeling in de planregels van het bestemmingsplan niet nodig is, raad ik aan om in elk geval in de toelichting van het bestemmingsplan aandacht te besteden aan lichtmasten bij paardenhouderijen of maneges en eventuele hinder voor omliggende woningen. Betrek hierin de ook de feitelijke afstand van de lichtmasten tot de omliggende woningen. Ook kan m.i. een beperking in het aantal lichtmasten in de planregels geen kwaad, ondanks het bepaalde in het Besluit landbouw milieubeheer. Immers in het bestemmingsplan vindt de toets met betrekking tot een goede ruimtelijke ordening plaats en niet in het Besluit landbouw milieubeheer.

omgevingsjurist