Omgevingsvergunning gecombineerd gebruik en bouw
De gemeente Amsterdam heeft een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen en vergroten van een gebouw tot restaurant, hotel, bar en clubgedeelte. Dit betreft een internationaal concept dat de leden de gelegenheid biedt om elkaar te ontmoeten, ideeën uit te wisselen, te werken, te sporten en te ontspannen. Het complex bestaat uit verschillende faciliteiten voor haar leden, zoals een filmkamer, een werkruimte met bibliotheek, een gym en fitness en een zwembad, en een hotel, als ook een bar en wellnesscentrum. Het pand betreft een rijksmonument.
Er is met toepassing van artikel 12.2, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wabo, in samenhang met artikel 4, aanhef en 9e lid, van bijlage II van het Bor een afwijking van het bestemmingsplan vergund. Appellant vreest een aantasting van zijn woon- en leefklimaat. Omdat door de uitbreiding van het gebouw op het dak de bebouwde oppervlakte en het bouwvolume toenemen, heeft het AB voor deze uitbreiding gebruik gemaakt van artikel 4, aanhef en 4e lid van bijlage II van het Bor.
Volgens de Afdeling is in de NvT vermeld dat de verscheidene onderdelen van artikel 4 van bijlage II van het Bor in één omgevingsvergunning gecombineerd kunnen worden toegepast. Gelet hierop heeft het AB naar het oordeel van de Afdeling ook in het onderhavige geval tegelijkertijd een omgevingsvergunning kunnen verlenen voor het gewijzigde gebruik van een gedeelte van het gebouw met toepassing van artikel 4, aanhef en 9e lid, van bijlage II van het Bor en voor een uitbreiding van dat gebouw met toepassing van het 4e lid van dat artikel. De zinsnede “eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bouwoppervlakte of het bouwvolume niet vergroten” in artikel 4, 9e lid, van het Bor, heeft naar het oordeel van de Afdeling alleen betrekking op bouwactiviteiten waarvan het gebruik met toepassing van artikel 4, aanhef en 9e lid, wordt vergund en niet op bouwactiviteiten die met toepassing van artikel 4, aanheft en 4e lid worden vergund.
Lees meer in r.o. 10 van uitspraak ABRS 23 mei 2018, no. 201705400/1/A1