MER varkens en milieuvergunning
In onderdeel C, onder 14, van de bijlage van het Besluit mer (oud), is het uitvoeren van een m.e.r. verplicht voor een plan dat het kader vormt voor het houden van meer dan 3000 vleesvarkens.
Op grond van de geldende agrarische bestemming is het houden van dieren toegestaan. In de op dit perceel gevestigde varkenshouderij zouden op basis van het geldende bestemmingsplan meer dan 3000 vleesvarkens kunnen worden gehuisvest. Op grond van de onherroepelijke milieuvergunning is het houden van maximaal 3000 vleesvarkens toegestaan.
Voor het perceel is een wijzigingsplan vastgesteld. Dit wijzigingsplan maakt het mogelijk om het bouwvlak te verplaatsen. Als gevolg hiervan is het mogelijk om het houden van meer dan 3000 vleesvarkens mogelijk te maken. De Afdeling oordeelt dat dit wijzigingsplan het kader vormt voor het houden van meer dan 3000 vleesvarkens. Evenmin is uitgesloten dat het plan het kader vormt voor andersoortige activiteiten waarvoor een besluit dat behoort tot een categorie die is aangewezen op grond van artikel 2, vierde lid, van het Besluit mer moet worden genomen. Het voorliggende plan is derhalve het eerste plan waarbij gelet op hetgeen hiervoor is overwogen een m.e.r. moet worden uitgevoerd. (..) Omdat het ontbreken van een m.e.r. een essentieel onderdeel vormt van de voorbereiding van dit wijzigingsplan, dient het bestreden besluit in zijn geheel te worden vernietigd.”
Lessen voor de praktijk: Deze uitspraak maakt weer eens duidelijk hoe belangrijk het is om de diverse besluiten die bij een plan worden genomen, te onderscheiden en te betrekken bij de beoordeling of er al dan niet een m.e.r. moet worden genomen. Oordeel niet te snel dat er geen m.e.r. nodig is, omdat het geldende bestemmingsplan de activiteit reeds mogelijk maakt, maar check zorgvuldig de lijsten die in bijlage C en D van het Besluit mer worden genoemd. Als een wijzigingsplan meer mogelijk maakt dan een eerder verleende vergunning, dan kan dat plan wel kaderstellend zijn voor nog te nemen besluiten. Dit heeft als gevolg dat voor het wijzigingsplan een plan-m.e.r.- moet worden doorlopen. Bedenk hierbij dat de gevolgen voor het milieu van het project in kaart moeten worden gebracht. Als een wijzigingsplan geen 1-op-1 inpassing van de vergunde activiteit is, zijn de gevolgen van het project en van het plan niet gelijk.
Zie voor de uitspraak ABRS 20 juni 2012, no. 201104811/1/R2, r.o. 2.5.1 e.v.