Daggemiddelde horecabezoekers in planregels onvoldoende rechtszeker

Daggemiddelde horecabezoekers in planregels onvoldoende rechtszeker

Het bestemmingsplan in kwestie maakt horeca mogelijk nabij een natuurgebied. De locatie betreft de toegangspoort tot het gebied en heeft verschillende functies zoals een klim- en educatiebos. Omwonenden betogen dat de beoogde kleinschaligheid onvoldoende is vastgelegd in de planregels. In het bestemmingsplan gaat het om de volgende planregel:

De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:

(…) ‘Klim- speel- en educatiebos met avonturenpad met een maximaal daggemiddelde van 50 bezoekers, bestaande uit maximaal twee klimparcoursen en één klimparcours in combinatie met een tokkelbaan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding van ‘specifieke vorm van recreatie – klim- speel- en educatiebos met avonturenbos’. 

De Afdeling geeft het volgende aan: “Met deze planregels is beoogd de kleinschaligheid te borgen, maar daarin is de raad volgens hen niet geslaagd, omdat niet duidelijk is geregeld hoeveel bezoekers maximaal per dag het klim-, speel- en educatiebos gedurende de openingstijden kunnen bezoeken en hoeveel bezoekers daar op piekmomenten tegelijk mogen verblijven. (…) Naar het oordeel van de Afdeling zijn de artikelen (…) van de planregels ten aanzien van die maximalisatie echter onduidelijk en rechtsonzeker. In de beide planregels ontbreekt een maatstaf om te bepalen wat onder een daggemiddelde moet worden verstaan. Evenmin staat op grond van de planregels vast of het vermelde daggemiddelde voor de gronden met de bestemming ‘Horeca’ en ‘Natuur’ bij elkaar moeten worden opgeteld. Daarmee is niet duidelijk geregeld hoeveel bezoekers er maximaal binnen de bestemmingsvlakken ‘Horeca’ en ‘Natuur’ mogen verblijven. (…) Het betoog slaagt.” Zie uitspraak ABRS 29 september 2021, no. 202002507/1/R2. Daggemiddelde horecabezoekers


Noot MH: In praktische zin valt heel goed te begrijpen dat de gemeente gekozen heeft voor een daggemiddelde.De ene dag kan het erg druk zijn op de locatie en op andere dagen weer niet. De gemeente had echter op moeten nemen bij de definities wat onder daggemiddelde moet worden verstaan en of dit geldt voor beide bestemmingen samen of per bestemmingsvlak. Waarschijnlijk was het bestemmingsplan dan ten aanzien van dit punt in stand gebleven.

Dove gevel bestemmingsplan en overgangsrecht

Dove gevel bestemmingsplan en overgangsrecht

De gemeente heeft een uitwerkingsplan vastgesteld voor een voorzien woonzorggebouw. Daarnaast zijn hogere waarden vastgesteld als bedoeld in artikel 110a van de Wet geluidhinder. Daarnaast is omgevingsvergunning verleend voor een multifunctionele accommodatie (MFA).

Appellanten voeren aan dat zij door het realiseren van de MFA in hun huidige en toekomstige bedrijfsvoering worden belemmerd. Het gaat hun vooral om de planregel in het bestemmingsplan dat de verplichting om te voorzien in dove gevels buiten toepassing kan blijven (planregel dove gevel bestemmingsplan). Volgens hen is hierdoor het behoud van voldoende geluidruimte voor hun bedrijven op de lange termijn onvoldoende gewaarborgd.

De planregel houdt kortweg in dat indien bijv. uit akoestisch onderzoek blijkt dat de gevelbelasting voldoet aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder geen dove gevel meer hoeven te worden gerealiseerd. De uitzondering geldt ook indien nieuwvestiging van bedrijven in categorieën hoger dan categorie 1 van de lijst van bedrijfstypen niet meer mogelijk is. dove gevel bestemmingsplan

Dove gevel bestemmingsplan en overgangsrecht  De Raad van State zegt hier het volgende over: “Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college niet onderkend dat in de situatie dat een nieuw bestemmingsplan is vastgesteld voor de bedrijfspercelen (…) waarin uitsluitend bedrijven tot en met milieucategorie 1 zijn toegestaan, terwijl de bedrijven van appellant en anderen feitelijk nog wel aanwezig zijn, de bestaande bedrijfsactiviteiten van appellant en anderen onder de beschermende werking van het overgangsrecht komen te vallen, hetgeen betekent dat het bestaande gebruik mag worden voortgezet. Indien de gevels van de MFA niet meer als dove gevels hoeven te worden uitgevoerd omdat nieuwvestiging van bedrijven in categorieën hoger dan categorie 1 niet meer mogelijk is, dan vaststaat dat appellanten niet kunnen voldoen aan de geluidgrenswaarden uit het Activiteitenbesluit waardoor zij ernstig worden beperkt in de onder het overgangsrecht gebrachte bedrijfsvoering.

Ook is de Raad van State van mening dat de planregel waarin staat dat de verplichting om te voorzien in dove gevels buiten toepassing kan blijven indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat de gevelbelasting voldoet aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder, onvoldoende rechtszekerheid biedt.

Lees meer in uitspraak ABRS 8 juni 2016, no. 201507539/1/R1.

 

Verwijzing planregels naar Kwaliteitsplan paarden rechtsonzeker

Verwijzing planregels bestemmingsplan naar Kwaliteitsplan paarden rechtsonzeker

In een bestemmingsplan voor het buitengebied heeft de gemeente een afwijkingsbevoegdheid voor het vergroten van het agrarisch bouwvlak:

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om binnen de bestemming ‘Agrarisch met waarden – landschap 2’ bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het agrarische bouwvlak voor de gronden. De vergroting van het bouwvlak is slechts mogelijk indien wordt voldaan aan de eisen uit de Kwaliteitsgids en indien van toepassing het Kwaliteitsplan paardenhouderij behorende bij het bestemmingsplan.

De Afdeling overweegt hierover als volgt: “Gelet op de rechtsonzekerheid van belanghebbenden dient ten aanzien van een afwijkingsbevoegdheid in voldoende mate te worden bepaald in welke gevallen en onder welke voorwaarden hiervan gebruik mag worden gemaakt. Een op artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wro berustende regeling dient derhalve door voldoende objectieve normen te worden begrensd. 

Het Kwaliteitsplan bevat gemeentelijk beleid ten aanzien van het houden van paarden in het buitengebied. Volgens het Kwaliteitsplan is dit beleid bedoeld als ondersteuning bij het beoordelen van inkomende initiatieven op het gebied van paardenhouderijen om op deze wijze ervoor te zorgen dat paardenhouderijen bijdragen aan de gewenste kwaliteiten van het landelijk gebied. In het Kwaliteitsplan staat dat het een achtergronddocument betreft voor het bestemmingsplan. 

Het Kwaliteitsplan (…) is onvoldoende concreet en onvoldoende geobjectiveerd om duidelijkheid te verschaffen omtrent de voorwaarden waaraan moet worden voldaan bij toepassing van de bevoegdheid voor het college om af te wijken van het agrarisch bouwvlak. Het Kwaliteitsplan (…) is dan ook niet geschikt om als zodanig, zonder nadere uitwerking en objectivering, te worden opgenomen in het bestemmingsplan als toetsingskader voor de afwijkingsbevoegdheid. Het plan is in zoverre rechtsonzeker.”

Zie uitspraak ABRS 17 december 2014, no. 201309177/1/R4

omgevingsjurist