Geluid goede ruimtelijke ordening is meer dan Wet geluidhinder
Een uitspraak van de Afdeling van 23 oktober 2013 onderstreept dit nog eens. In de omgeving van woningen zijn vaak allerlei geluidsbronnen aanwezig. Sommige geluiden kunnen leiden tot ergernis en/of gezondheidsklachten van de bewoners of omwonenden. Om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen te garanderen is het van belang om voldoende afstand te houden tot geluidsbronnen.
Bij de onderbouwing in het bestemmingsplan wordt in de praktijk meestal alleen maar uitgegaan van de normen, geluidzones en contouren op basis van de Wet geluidhinder. Dit is echter onvoldoende. Het criterium ‘een goede ruimtelijke ordening’ is een gevaarlijke valkuil waar nog allerlei onderzoeksverplichtingen uit kunnen voortvloeien.
Relatie geluid en het bestemmingsplan
Bij het vaststellen van een bestemmingsplan moet de raad rekening houden met het criterium ‘een goede ruimtelijke ordening’ uit de Wro. Bij het onderzoek naar geluidsbronnen in een (stedelijk) plangebied is in eerste instantie de Wet geluidhinder (Wgh) maatgevend. Onderzocht moet worden wat de geluidbelasting is voor woningen en andere geluidgevoelige functies. Als blijkt dan niet wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarden dan kunnen er in het algemeen hogere grenswaarden worden vastgesteld.
In eerste instantie lijkt het erop dat het correct toepassen van de Wgh (waaronder het vaststellen van hogere grenswaarden) ook leidt tot een goede ruimtelijke ordening. Bovengenoemde uitspraak van de Afdeling geeft echter het volgende aan:
“De raad heeft evenwel niet onderkend dat een goede ruimtelijke ordening voor het aspect geluid niet uitsluitend wordt ingevuld door de Wgh en het Bgh. Een goede ruimtelijke ordening heeft buiten de Wgh een zelfstandige betekenis. Dat betekent dat er ook in gevallen buiten de reikwijdte van de Wgh in het kader van een goede ruimtelijke ordening akoestisch onderzoek kan zijn vereist en het nodige kan zijn bepaalde eisen te stellen aan geluidsbelastende activiteiten. (…).”
Dit betekent voor de praktijk dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening dus alle geluidsbronnen in een plangebied onderzocht dienen te worden.
Onderbouwen aanvaardbaar woon- en leefklimaat
Bij het onderzoek en de onderbouwing of er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is het belangrijk om het volgende in beeld te brengen:
- cumulatie van verkeerslawaai, spoorlawaai, lawaai van nabij gelegen bedrijven;
- geluid dat niet onder de Wgh valt, zoals stemgeluid bij kinderdagverblijven;
- geluid van 30 km/u wegen;
- beschrijving van de omgeving: een rustige woonwijk of een gemengd gebied.
De beoordeling of er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is in principe ‘vogelvrij’. Er bestaat geen algemene norm in welke gevallen buiten de wettelijke kaders er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De beoordeling hiervan wordt overgelaten aan de gemeente (of ander bestuursorgaan).
Het belangrijkste is voldoende onderbouwing en onderzoek. Laat in een onderzoek of toelichting van een bestemmingsplan zien dat er aandacht is besteed aan het aspect geluid in relatie tot een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Slechts in een paragraaf het aanvaardbaar woon- en leefklimaat benoemen of kort verwijzen naar het akoestisch onderzoek is onvoldoende en wordt afgestraft door de Afdeling.
Schakel een specialist in!
Het onderzoek naar een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van woningen is vogelvrij. Het is vrij lastig uit te voeren als je er niet dagelijks mee bezig bent.
- Twijfelt u of het bestemmingsplan wel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening?
- Weet u niet zeker of alle geluidsbronnen wel zijn meegenomen in het akoestisch onderzoek naar een aanvaardbaar woon- en leefklimaat?
- Heeft u een onderbouwing nodig voor het bestemmingsplan om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat aan te tonen?