Huisvesting arbeidsmigranten en milieuzonering
Via tijdelijke omgevingsvergunningen staan gemeenten vaak de huisvesting van arbeidsmigranten toe. Dit kan ook een prima oplossing zijn om tegemoet te komen aan een nijpend probleem. Veel bedrijven in bijvoorbeeld de land- en tuinbouw staan te springen om hulp bij het oogsten. Het is dan ook belangrijk om deze groep mensen fatsoenlijk te huisvesten en niet in veredelde containers. De praktijk is echter weerbarstig. Ook de huisvesting van statushouders levert in de praktijk vaak problemen op.
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, tijdelijk of niet, dient er sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening. De gemeente dient in dat geval allerlei belangen af te wegen die gemoeid zijn bij de verlening van de vergunning. Gemakkelijker gezegd dan gedaan!
In de situatie die speelt in een uitspraak van de Afdeling van 22 april 2020 speelde het volgende. De gemeente Den Haag had een tijdelijke omgevingsvergunning verleend voor de huisvesting van statushouders, studenten, zorgbehoevenden en arbeidsmigranten in een kantoorgebouw voor een periode van 5 jaar. Het is de bedoeling om in het kantoorgebouw 89 eenkamerwoningen te maken. Het kantoorgebouw bevindt zich op een bedrijventerrein. Wonen is op grond van het geldende bestemmingsplan niet toegestaan.
Enkele ondernemers ter plaatse vrezen overlast en nadelen voor hun bedrijfsvoering. Volgens hen kan er in het pand geen goed woon- en verblijfsklimaat bestaan vanwege de vele verkeersbewegingen op het bedrijventerrein en de hoge geluidsproductie van ook nachtelijke bedrijfsactiviteiten. Uitbreiding van die activiteiten is volgens hun niet mogelijk indien de beoogde huisvesting in het kantoorpand doorgang vindt. Verder wordt er naar voren gebracht dat de gemeente eerdere aanvragen voor het wonen op het bedrijventerrein heeft afgewezen. De vraag is dan ook waarom het in dit geval wel zou kunnen.
Volgens de gemeente is er een maatschappelijke urgentie voor het huisvesten van statushouders. De gemeente erkent dat de locatie niet de ideale huisvestingslocatie is, mede door het hoge geluidniveau. Volgens de gemeente worden er bouwkundige voorzieningen getroffen om het geluidsniveau binnen op nieuwbouwniveau te realiseren. Volgens de gemeente worden de bedrijven niet in hun bedrijfsvoering beperkt. Volgens de gemeente hoeven er minder hoge eisen te worden gesteld aan de ruimtelijke ordeningsaspecten, gezien het tijdelijke karakter van de omgevingsvergunning.
De Afdeling overweegt als volgt: “(…) De mogelijke geluidsoverlast in het pand is niet het enige aspect dat bij de beoordeling van een goede ruimtelijke ordening moet worden betrokken. Zo heeft het college de ruimtelijke effecten van bewoning van het pand van verschillende doelgroepen niet betrokken bij zijn afweging en evenmin de effecten van functiemenging, behoudens het geluidsaspect, voor het woon- en leefklimaat van de bewoners van het pand (…). Daarbij is van belang dat op het bedrijventerrein bedrijven tot milieucategorie 3.2 (…) zijn toegestaan. Dat het hier om een tijdelijke vergunning gaat, betekent niet dat aan de verschillende ruimtelijke ordeningsaspecten geen of weinig betekenis toekomt. Lees meer in r.o. 3.2 van uitspraak ABRS 22 april 2020, no. 201905287/1/R4.
Bel voor op maat gemaakte milieuzoneringsonderzoeken en oplossingen De Omgevingsjurist! Bel 010 – 268 0689 of 06-55897008 (Marian Harberink)